Stront

 

Stront is eigenlijk de grondslag van de Drentse samenleving.
Zodra de nederzettingen een beetje vastigheid kregen, moest er brood op de plank komen. Het jagen en vissen gebeurde wel, maar de landbouw diende toch het voedsel te verschaffen.

In de vlakke laagten van diepjes en loopjes zorgden jaarlijkse overstromingen voor natuurlijke bemesting van madelanden. Op het zand moest meer gebeuren, want de grond uitputten houdt een keer op. Je had stront nodig, waarvoor je schijters nodig had. 

Wie land had, moest mest hebben. Wie mest nodig had, moest vee houden. De heidevlakten waren de weidegronden voor runderen en schapen. Deze moesten 's nachts thuis komen om te keutelen. Zo zat Drenthe in een vicieuze cirkel van 'vee-mest-grondoppervlak'. 
Meer inwoners in een dorp, meer dan de grond aan voedsel kon opleveren? Probeer het maar verderop en zo kwamen er satellietdorpen tot stand: de Eursinge's en de dorpen met Noord- of Zuid vóór de naam van het oude dorp, een eindje verderop. 

Pas de komst van de kunstmest in de 19de eeuw doorbrak dit stramien. Toen gingen ook de ineens nutteloos geworden heidevelden eraan. De dorpskudden werden opgedoekt.
De giertank en mestverspreider doken op. In het culturele leven konden deze middelen worden ingezet om 'onwelgevallige' dorpelingen een lesje te leren, door hun woning 'eem onder de stront te dreeien'. In Havelte en Eelde gebeurde dat enkele decennia geleden nog. 

Thans maken enorme zware gevaarten de plattelandwegen onveilig. Het zijn de mestinjecteurs die de gier meteen ondergronds brengen. De oude giertank werd drinkbak voor hobbyvee.
Paardenmest is weer goed voor de rozen in de burgertuintjes.
Maar het blijft stront.
 

Harmjan van Steenwijk

eerder verschenen in de Drentse Courant/Groninger Dagblad, 17 juni 2000

 


Copyright 1995 - 2008 Han Tuttel. All rights reserved.
This material may not be published, broadcast, rewritten or redistributed in any form, including digital,
without the prior consent and written agreement by the author.