Vennen en veentjes spreken al tijden tot de verbeelding. Biologen worden lyrisch als ze spreken over vennen met een voedselarm karakter omdat er dan bijzondere soorten planten en dieren te verwachten
zijn. Veel vennen en ventjes liggen niet zo maar in beschermde natuurgebieden. Van oudsher vond je ze veel in heide en
bossen; nu liggen er veel vennen in cultuurland. Eer natuurbeschermers zich met vennen en veentjes gingen
bemoeien, hadden omwonenden & grondeigenaren al een bestemming gevonden voor de natte laagten in het
landschap. Er waren immers duizenden van die plasjes? Ze gingen turf graven als er voldoende veen
zat. Soms probeerden men 'zure' veentjes om te bouwen tot visplas door er vrachten kalk in te
plempen, steigertjes te bouwen en oeverbeplanting aan te brengen. Ook zijn er -zelfs in het wild- siervijvers van
gemaakt, wat hier en daar nog te zien is aan de velden rode waterlelies. Er zijn ook bekoorlijke vennen waar lieden van stand gaarne
vertoefden. Dit was het geval bij het 'Gat van Tante Willemien' (van de familie van Holthe tot
Echten) in het nationaal park Dwingelderveld.
Waar men grote schaapskudden op de hei had
lopen, werden vennen en veentjes als wasplaats gebruikt (Schaapveen). Lag zo'n plasje
achteraf, dan werd het gauw een vuilnisstort. Hele boerderijverbouwingen konden hun afval kwijt in een vennetje
verderop. Lag een ven of veentje gunstig bij een heideveld en fietspaden, dan kon je er pootjebaden of bootjevaren en werd het een geliefd oord voor
dagjesmensen. Lokaal zijn grote vennen ingericht als natuurzwembad. In veel gevallen zijn in de laatste eeuw vennen en veentjes ontwaterd of gewoon
dichtgegooid, waarna ze bij de landbouwgronden werden getrokken. Wat overblijft is een veldnaam
(Muggenveen, bij Eelde) en de eigenschap dat in die laagte als eerste grondmist
optreedt.
Soorten depressies
Vennen en veentjes zijn gewoon niet te
grote, overzichtelijke permanente deuken in het landschap, waar meestal water in blijft
staan. Ze zijn zo opvallend aanwezig, dat ze meestal ook een eigen naam
verwierven. In Drenthe waren ooit zo'n 3000 veentjes, waarvan er ongeveer 900 over
zijn. In Twente liggen zo'n 350 vennetjes. Ze komen voor in 'hoog' Nederland en kennen een verschillende
ontstaansgeschiedenis. Voor bezoekers maakt dat niets uit, ze komen voor een aangenaam landschap met
vennen. Oisterwijk en Dwingelo zijn mede hierdoor bekend geworden. Elders zijn vennen 'van
naam' met grote bekendheid, zoals de Bergvennen en 't Molenven in Twente en de Italiaanse meertjes in de
Achterhoek.
Vennen en veentjes zijn natuurlijke depressies in het terrein, waar al of niet water in blijft
staan. Er zijn verschillende oorzaken voor hun ontstaan, die als volgt te benoemen
zijn:
- werking van ijs en smeltwater gedurende de ijstijd in of op de bodem
- uitblazing van zanden tot op de vaste of natte lagen door wind in droge perioden
- afsnoering van meanders van beken of rivieren
- andere reliëfvorming, waardoor er water blijft staan op ondoorlatende bodems
- werkingen van de bodem in het algemeen (verzakkingen, erosie)
- menselijke invloeden.
De menselijke invloeden kunnen divers zijn, want vanaf de Middeleeuwen wordt er al hevig gegraven in Nederland. Er zijn vennen ontstaan doordat een gebied te diep uitbrandde bij het boekweitbranden of bij een
veenbrand. Een bijzondere vorm van 'vennetjes maken' is te zien op (en om) de Havelterberg in Drenthe. Door massale bombardementen op het Duitse oorlogsvliegveld
'Flugplatz Steenwijk' telde de omgeving meer dan 2000 bomkraters van '500-ponders'. Bij die inslagen is het bodemprofiel
omgekeerd, waardoor de rode leem boven kwam te liggen. Daardoor zijn er -ook boven op de
heuvel- ronde waterhoudende vennetjes op de hei ontstaan, omgeven door een rietkraag of opslag van
wilg.
Vaak is aan de vorm, het karakter en de ligging van vennen en veentjes na te gaan wat hun ontstaansgeschiedenis is. Treft u een rond
ven, meestal dieper dan twee meter met een wal er omheen en met een laag organisch slib op de
bodem, dan bent u bij een relict uit de ijstijd. Het kan een 'pingoruïne'
zijn, een overblijfsel van de werking van een bonk ijs in de bodem. Een rijtje vennen bij elkaar in een
snoer, kan duiden op een gestremde watergeul door inwaaiend zand. Enkele langwerpige vennen bij
elkaar, allemaal in dezelfde richting gestrekt, duidt op laagten die door uitblazing zijn
ontstaan. In het aangrenzend Duitsland komen vennen en veentjes voor die tot stand kwamen op
aardverzakkingen.
Ven of veentie?
U merkt dat tot hier consequent gesproken is over vennen en veentjes. Beide namen
gelden, maar landelijk is de benaming ven (vennen, vennetjes) ingeburgerd. Dat is de Brabantse en Twentse
benaming. In Drenthe heten deze natte laagten veentje of 'veentie'. Elders komen beide benamingen
voor, maar 'veen' geldt alleen voor een grote hoogveenvlakte (al dan niet
vergraven) zoals het Bargerveen of het Fochteloërveen. Qua woord hebben ven en veentje taalkundige
overeenkomsten.
Er heerst enige verwarring over de namen, wat in de hand gewerkt wordt doordat vennen en veentjes aan veranderingen onderhevig
zijn. Zeker is dat in de naam geen kwaliteitsoordeel kan zitten. Je hebt juweeltjes van veentjes en krengen van vennen en soms is een veentje een echt 'gat', terwijl een ven ook nog
'fles' kan heten (daarover straks meer). Het Brabantse Goorven (of Choorven) is net zo fraai als het Nonneven in de
Achterhoek, de Gerritsfles op de Veluwe of het Zwarte gat in Drenthe. Lang niet alle vennen en
'veenties' hebben een eigennaam, wat blijkt uit aanduidingen als 'veentje in vak 39 van de boswachterij Gees' of
'vennen op de Tongerensche heide'. De meesten kennen we echter bij naam en
toenaam.
Zand, hout en turf
De natuurlijke gesteldheid van het
ven, de bodem of de omgeving gaf aanleiding voor namen als het Holtveen (Kralose
heide/nationaal park Dwingelderveld), Zandveen (boswachterij in nationaal park
Dwingelderveld), Zandven (bij Turnhout), Keiven (zuid van Wuustwezel) en Modderveen en Moddergat
(nationaal park Dwingelderveld). De laatste naam is een aanduiding voor de
baggerturfwinning, wat ook voorkomt bij de naam Moerkuilen (oostelijk van
St.Oedenrode). Vennen of veentjes waar 'gemoerd' of veen voor turfmakerij gebaggerd
werd, kregen vaker namen met kuil of koele: Gijsselterkoelen (bij Gijsselte, benoorden Echten in Drenthe). Het Zwarte Water op de grens van Velden en Venlo is door ouderen in de buurt nog lang de Venkoelen
genoemd, vanwege die vroegere turfwinning. Deze vennen zijn ontstaan in een oude
Maasbedding.
De aard van de turfwinning leidde in Drenthe tot namen als Zwarte Turfveen (goed te steken turf), Slichteveen (met ondiepe turf) en Diepveen
(waar de te graven turf dieper zat). Of de naam Grijze Veen (lokale naam:
Griezeveen) bij het Wilbrinkbos bij Voorthuizen/Gld. ook iets met de turfwinning uit te staan had, heb ik
(nog) niet kunnen nagaan.
Vormen, planten en dieren
De vorm en ligging van vennen en veentjes leverden voor de hand liggende namen op als Grote Ven
(bij Langerak/Gld), het Rondven en het Breedven (westelijk van Rijen/NB), het Lange Ven
(inmiddels drooggelegd en ontgonnen, tussen Halen en Heijthuijsen/L.), het Langeveen en Grote Veen
(Lheederzand/nationaal park Dwingelderveld), alsmede het Middelveen en Westerveen in Drenthe. Het veentje op de grens van Friesland en Drenthe
(bij het Aekingerzand/nationaal park Drents-Friese Wold) heet heel toepasselijk
Grenspoel. Waarbij meteen de aanduiding 'poel' voor een ven of veentje bekend is. Zo liggen er nog een paar in het nationaal park: Ganzepoel en
Meeuwenpoel.
De aanwezige flora en fauna leverden veel namen op. Er zijn verscheidene
Meeuwenvennen, -plassen, en -veentjes, maar Adderveen (nationaal park
Dwingelderveld) komt minder voor. Kranenveen of Kraanvennen zijn namen uit Drenthe en
Noord-Brabant die duiden op kraanvogels als (nu zeldzame) pleisteraars op trek. Er is een Rietput
(landgoed Erica bij Barneveld), een Biesven (boswachterij Leende) en bij Anloo ligt het
Gagelveen. Het witbloeiende veenpluis en wollegras zorgden voor namen als
Wollegrasveen, Witven (Oisterwijk), Blankeveen, Witteveen en Witte Veen (allen in Drenthe). Botanici hebben enkele Drentse veentjes ook deftig gedoopt tot
Nartheciumveen, Droseraveen en Lycopodiumveentje, wat evengoed Siepelgrasveentje,
Zonnedauw- en Wolfsklauwveentje had mogen heten. Het Kreuzenveen (bij Eemster, benoorden
Dwingeloo) draagt de lokale naam voor de rode bosbes of vossebes.
De baas vernoemd
Veel vennen en veentjes zijn vernoemd naar de eigenaar, de gebruiker of turfgraver of iemand anders 'die er iets mee van doen had'. Voorbeelden in Drenthe zijn dan het
Smitsveen, de Davidsplassen, 't Dolfingsveentje en het Eerste en Tweede
Dillingsveen. Het Esschenven bij Oisterwijk dankt zijn naam aan het geslacht van Esch dat ter plaatse een voorname rol
speelde. Het Diaconieven kan ook op een eigendomstoestand slaan. De kerk was vanouds een belangrijke grondheer
(zie de plaatsnaam Kerkenveld in Drenthe).
In de gemeente Neede ligt het Teeselinkven, genoemd naar het gelijknamige erve. Dit ven is in 1881 ontstaan door 'klunen'. Dat wil zeggen door een vorm van uitvenen, die elders in het Oosten veldnamen opleverde als het Kluunveen en Kluinven. (In het Aamsveen onder Glanerbrug zijn overigens de in 1970 herontdekte vroegere 'kluunplaatsen' van veldkeien bij het hoogveen gerestaureerd). Wat de Friezen onder klunen verstaan is niet meer dan winters gestrompel met verkeerd schoeisel op een verkeerde oppervlakte. Een 'kliendobbe' is in Friesland de aanduiding voor een veenplas. Aardig detail is, dat het Teeselinkven zodanig vergraven is dat het als ijsbaan gebruikt kan worden. Zijn natuurlijke waarde wordt nu bepaald door de opmerkelijke fauna.
Het Nonneven in dezelfde omgeving is bekend om zijn drijftillen, maar is evenmin van natuurlijke oorsprong. Het ven is een voormalige groeve uit de periode 1870-1880 ten behoeve van de aanleg van een spoorlijn.
Sommige vennen zijn genoemd naar de nabijgelegen plaats of het dorp dat er rechten op kon doen gelden. Zo kennen we de Castenrayse vennen (tussen Venray en Horst), de Kraloër plas (bij Kralo, nationaal park Dwingelderveld), het Grolloërveen (bij Grollo/Dr.) en het Elpermeer (Elp/Dr.). In Twente echter heten de vennen bij Lattrop de Bergvennen en de veenplas bij Saasveld staat bekend als 't Molenven, vanwege de nabijgelegen windmolen. Op het landgoed Twickel heet het ven in het bos- en heideterrein het Schijvenveld simpelweg Schijvenven. Rest de vraag waar de bekende vennen 'de Italiaanse meertjes' in de Achterhoek, zuidoostelijk van Winterswijk hun naam aan danken? Die vraag blijft nog even open. Zeker is wel dat het gaat om oude gegraven leemputten!
Wijde Blik en Goudenploeg
De aparte namen zijn natuurlijk het leukst. In Drenthe kennen we veentjes die De Wijde Blik, 't Hemelrijk en De Tweelingen (boswachterij Schoonloo) heten. Twee veentjes in het nationaal park Dwingelderveld worden De Poort genoemd, en wel Poort 1 en Poort 2. De achtergrond van deze naam ligt bij de oude voetroute door woeste en soms onbegaanbare heide- en zandvlakten, met ook nog veel natte of drassige, venige plekken. In het barre seizoen was er tussen twee dorpjes slechts één doorgang mogelijk, die lokaal bekend stond als
de Poort. Beide aanliggende veentjes kregen die naam voorgoed mee.
Het veentje Kliplo (Lheebroekerzand/nationaal park Dwingelderveld) bevat een verborgen streekaanduiding voor een ondoorlatende laag in de bodem, een harde oerbank (klip). Er zijn in die regio enkele raadselachtige namen zoals het Harkenveen en het Halkenveen, waarvan de betekenis nog achterhaald moet worden. Dat geldt ook voor het schilderachtige, tussen de beboste zandduinen hooggelegen veentje Schurenberg in het nationaal park Dwingelderveld. Er gaan geruchten dat het ooit als lokale eendenkooi in gebruik is geweest.
De naam Goudenploeg voor een veentje in de boswachterij Smilde herinnert aan de tijd van ontginningen en het landbouwkundig 'aanmaken' van uitgeveende gronden. Of… heeft het tòch te maken met de sage uit de Middeleeuwen, die ook leidde tot de naam van de buurtschap Gouden Ploeg in de Overijsselse gemeente Hardenberg? Bij de Brabantse vennen is de naam Brouwkuip opmerkelijk. Het ven stond inderdaad ooit ten dienst van een lokale bierbrouwerij! Het Kolkven duidt op de diepe kolk die erin verborgen lag - naar men zegt… De Goorvennen (of Choorvennen) betekenen gewoon de moerassige vennen.
Een eigenaardige aanduiding voor vennen of een moerassige poel is 'fles'. De herkomst ligt bij het Franse woord 'flache', dat nu ingeburgerd voorkomt bij Veluwse namen van vennen zoals de Gerritsfles (bezuiden radio Kootwijk), Kempkesfles en Zandfles. In Noord-Brabant is deze vorm terug te vinden in de woorden 'vlaas of flaas'. Ten noorden van Lage Mierde is het herkenbaar bij het ven dat Flaas genoemd wordt.
IJzeren Man en moord & brand.
Een stuk of drie vennen dragen de 'metalen' naam IJzeren Man: bij Vught (een drukke recreatieplas), bij Geldrop en bij de Belgische grens ten zuidwesten van Weert. De naam 'IJzeren Man' voor vennen kent twee verklaringen (voorzover mij bekend). De ene is van algemene aard en slaat op de ondoorlatende (ijzer)oerlaag in de bodem, die sterk genoeg is om het ven voor eeuwig in goede staat te houden. De tweede verklaring is van toepassing op de plas bij Vught. Hier blijkt de naam afkomstig van het grote ijzeren stoomwerktuig, waarmee vroeger de grond is uitgegraven voor de spoorwegwerken.
Het Brandeven (bij Oisterwijk) kreeg zijn naam vanwege een brand die het omringend bos verwoestte. Er zijn ook diverse vennen en veentjes door een te diepe veenbrand ontstaan, maar gek genoeg zie je dat zelden concreet in de naam terug. De Kraloër Plas is ontstaan door een uit de hand gelopen veenbrand bij de boekweitteelt, terwijl ook de anonieme 'veenplas in vak 39' bij Gees/Dr. ontstond in uitgebrand veen. De herkomst van de naam Brandeveen van een groot ven bij Havelte, kàn op branden slaan, maar net zo goed op het winnen van 'huisbrand' (turfsteken) of op een eigennaam van eigenaar of gebruiker. In Drenthe bestaat ook een veldnaam De Branden (in de Hunzelaagte).
In Brabant dragen verscheidene vennen de naam Galgenven (bijvoorbeeld bij Geldrop en tussen Moergestel en Tilburg). In Drenthe daarentegen betreft zulks vooral Galgenbergen, meestal oude grafheuvels waarop men in en na de Middeleeuwen ook de galg maar neerzette. Niet dat Drenthe nu verstoken is van drama's in de veentjes. In het nationaal park Dwingelderveld ligt het Moordenaarsveen. Naar verluidt is daar ooit op onopgehelderde wijze een verdoolde Spaanse soldaat omgebracht. Men kan zich op stille, nevelige nachten van deze historie gaan overtuigen. Wie er oor voor heeft, hóórt op de grote stille heide het arme slachtoffer dan weer smoren en stikken in het veentje, Moordenaarsveen genaamd.
Jan Tuttel
(4/7/1999 bewerkt en aangevuld)