natuur en landschap
       

 

De Staartmees bij de kop

De Staartmees is een vogeltje met de volgende karakteristiek: klein bolletje-lang staartje-tsierrptsierrp en altijd met méér, nooit alleen. Staartmezen zie je nu steeds in groepjes opereren. Je kunt ze stuk voor stuk van boom tot boom zien vliegen alsof ze aan een lijntje zitten. Hun contactroep klinkt van overal. Het is een zeer herkenbaar meesje, die als een acrobaat door de bomen stuitert. Zijn kleuren wijken af van het blauw, geel of zwart van de andere mezensoorten. Hun verenpakje laat een mengeling van zwart, wit en roze zien. En isabelkleurig zeggen sommigen, want het is erg variabel in kleur. Jonkies hebben bruine wangen en missen de roze onderdelen. 

De Staartmees behoort officieel niet tot de ‘gewone’ meesjes, maar tot een aparte groep met 7 vogelsoorten. Eentje daarvan broedt in Europa en dat is deze Staartmees, die zich behoorlijk ‘gewoon’ meesachtig gedraagt. Het vogeltje eet kleine insecten en zaden en knoppen. Bij het voedsel zoeken scharrelen ze van boom tot boom en hangen op de gekste plekken ondersteboven of achterstevoren. Ze kunnen ‘uit hun poot’ eten, waarbij 
het staartmeesje zich met één poot vasthoudt. 

Hun biotoop moet voldoende dekking bieden. Dus bossen en parken met veel bomen en dichte struiken zijn goed. Een bewoonde buurt met genoeg dichte hagen, coniferen en een forse begroeiing met klimop functioneert ook prima. Mits niet te klein, het moet tezamen wel enige omvang hebben. De grootste aantallen vogels komen voor in aaneengesloten bossen en besloten gebieden met kleine bossen en bosjes. In de winter zoeken staartmezen meer beschutting en kruipen soms in groepjes dicht bij elkaar. Strenge winters maken veel slachtoffers.
De Staartmees maakt een verticaal, fraai rolrond nestje, waar zijn staart meestal niet in past. Die steekt dan opzij naar buiten. Ze nestelen bij voorkeur in dichte struiken zoals jeneverbes, andere coniferen, gaspeldoorn of meidoorn. Lukt dat niet, dan kiezen ze voor een takvork hoog in een boom. Het nest wordt kunstig afgewerkt met mos, spinrag, schors en veertjes, waar geweldig veel werk en vlieguren in zitten. Er komen acht tot twaalf eitjes in. 

Hoewel de Staartmees vooral een vogel van bos en buitengebied is, verschijnt hij de laatste jaren vaker in dorps- en stadswijken met een geschikte biotoop. Deels vanwege een groot bestand omdat er lang geen sterfte opgetreden is in strenge winters, deels vanwege die uitbreiding van hun broedgelegenheid. ‘Bij ons’ (Noord-Drenthe) verschenen de staartmeesjes vanaf begin jaren negentig geregeld om het huis. In 1995 was er een broedgeval in een van de tuinen in de buurt. Nu is hij een vaste zomer- en wintergast. ’s Winters duiken soms èchte wintergasten op, hun familie uit Scandinavië. Zij zijn herkenbaar aan de geheel witte koppies. Deze ‘Scandinavische ondersoort’ zagen wij in 1994 voor het eerst in de tuin, een groepje van 10 stuks. Met zijn allen vormden ze ineens een opvallend sterpatroon Wat was het geval? Ze zaten samen aan een weggegooid misbaksel van een oliebol te snoepen; koppies naar binnen, lange staarten wijduit in de rondte. Prachtig spul.

Jan Tuttel 
(eerder verschenen in de Kalmoes-natuurserie ‘Tuttelspraak’)

 


Copyright 1995 - 2008 Han Tuttel. All rights reserved.
This material may not be published, broadcast, rewritten or redistributed in any form, including digital,
without the prior consent and written agreement by the author.