INDEX 

van dingen & deuntjes

reisverhalen

natuur en landschap

naamkunde

Drentse Aa

volkskunde

paasvuren

Harmjan van Steenwijk

vliegwerk

eem kiek'n

in de smiesterd

wie is wie

gastenboek

over de Tuttels

email Jan Tuttel

email Harmjan van Steenwijk

email WebMaster



Freak ProductionsFreak Productions

Bezoekers:

 

 

laatste update: 12 april 2005 20:30

van Dingen en Deuntjes

 

Goeiemorgen, laatste zondag van de maand, van het jaar, van de eeuw en óók nog eens Tweede kerstdag. Hoe verzin je het bij elkaar, maar - het overkomt je gewoon. Eens in de honderd jaar, of zo. Het weer houdt zich in elk geval aan de vaste gewoonte van deze eeuw: "Herfst met Kerst". Buiten is het nat en winderig, dus weer om binnen te blijven en  je daar bezig te houden  met alles wat het binnenshuis aangenaam maakt. 

Radio bijvoorbeeld, want waar gaat ons programma vandaag over? Precies: het thema 'Huis & Haard'  en wat er  mee te maken heeft. Waar komt bijvoorbeeld die combinatie 'huis & haard'  vandaan? Wat is eigenlijk thuis, wáár ben je thuis en wanneer voél je je ergens thuis? En nog zoiets: wat is eigenlijk dat begrip huiselijkheid?  Kun je een huiselijke sfeer creëren, óók buitenshuis - in een warenhuis of een restaurant? Dat is allemaal één kant van het verhaal: thuis zijn en het thuisgevoel. 

De andere kant is het van huis weg gaan, of van huis weg móeten. Speelt het thuisgevoel ook nog een rol als je ergens anders bent? Dat hangt er natuurlijk vanaf. Of het een tijdelijk afscheid betreft of een afwezigheid voor langere tijd. Iemand die van huis wegloopt, wil ècht wat anders. Mensen die naar een ander deel van de wereld vertrekken, komen ook een geheel andere wereld tegen, qua cultuur, qua klimaat, qua taal -noem maar op. Als je dan thuis begint te missen, kan dat knap vervelend worden. In het ergste geval lijd je aan heimwee, wat een eigen ziektebeeld heeft. 

Dan is er nog een derde mogelijkheid om ergens thuis te zijn. Dan heb je een 'thuisbasis', van waaruit je opereert, waar je je ook helemaal thuis voelt. Dat kan een religie zijn, waar je je zekerheden aan ontleent, waar je je goed bij voelt. Het kan ook een kroeg zijn, ver weg ergens, maar waar je tijdens je verblijf thuisbent en geleidelijk ook tot het meubilair gaat behoren. 

En verder kun je je in een landstreek thuisvoelen, zonder dat het je geboortegrond is. Het is er prettig toeven, je kunt met het volk, de taal en de gewoonten overweg - kortom: je voelt je d'r thuis. Het kan best zijn, dat verre nazaten dan ooit nog eens gaan uitzoeken waar hun echte, originele thuis was. Dat is het zoeken naar de 'roots' en ook dat heeft in zekere zin met dat thuisgevoel te maken. Weten dat je ergens bij hoort, dat je familie ergens vandaan komt, is een diepe menselijke behoefte. Wezen, of gewoon kinderen zonder bekende vader, familie van voormalige slaven, nazaten van de eerste emigranten - ze willen allemaal weten waar hun oorsprong, hun herkomst -hun thuis- ligt. 

Een bekend Amerikaanse grapje is, dat je pas een echte Amerikaan bent als je voorvaderen uit een ander werelddeel kwamen. En dat zoeken veel gegoede en in het leven geslaagde Amerikanen nu uit. Ik sprak in Californië vorig jaar iemand, die kon bewijzen dat haar familie al in de zestiende eeuw op Texel woonde en werkte. Ze had dat allemaal uitgezocht en er verscheidene vakanties in Nederland aan besteed. "The isle of Texel is my real homebase", zei ze. Jaja…dikke show. 

Bij 'the Grand Canyon' troffen we oudere Amerikanen, die grootouders hadden die uit Barneveld en Uithuizen kwamen. "Oh 'Oethoezen' bedoelen-ie", zei ik. Die Amerikaan begon te schateren en zei: "Yah, thàt's what my granddad always said!". 

Goed 'Huis & Haard' dit uur, inclusief thuisgevoel, huiselijkheid, weglopen van huis en heimwee. We hebben twee interviews hierover. Jelle Vanderveen van het warenhuis Vanderveen te Assen heeft het over het thuisgevoel in de winkel en het maken van sfeer. In de tweede helft van het programma praat ik met Geert Kamps, voorzitter van de st Ol Eel, over zijn tijd in Indië., eind jaren veertig. Hij schrijft er veel over en ik vraag hem hoe dat vroeger ging bij 'onze jongens uit Holland' die twee, drie jaren als militair in de Oost zaten. Waren er gevallen van heimwee? 

Huis & haard is een prima thema voor diverse soorten muziek. We hebben drie soorten huis en huiselijkheid, we hebben een kroeg als thuisbasis, een weglopertje van huis, twee afscheidsnummers en een nummer over zoeken naar de roots. 

We zetten de toon met the Nothing Hillbillies met: That's Where I Belong 

The Nothing Hillbillies met 'That's Where I Belong'. Wijs me een plek zonder zorgen, daar wil ik thuishoren. Ja, als dàt zou kunnen - maar u weet het: 'Elk huisje heeft zijn kruisje'!

We hebben overal wel een spreekwoord of zegswijze bij en zeker als het om huis en haard gaat. 'Eigen haard is goud waard' en kom maar gezellig bij de haard zitten, want 'Zoals het klokje thuis tikt, tikt het nergens'. Een huis is méér dan een woning, want 'my home is my castle' en als je 'het huisje bij het schuurtje houdt', ga je niet overhaast te werk, je doet geen gekke dingen. Een huis is vastigheid, 't is een onderkomen en een thuishaven. 

Die haard in huis is de kern van de zaak, dat wil zeggen, elk hutje, elke grot of elke losse tent kun je wel als huis betitelen, maar dat is het toch niet. Het geldt niet als huis. Vroeger was er een soort belasting op onroerend goed en dat ging via het 'haardstedenregister'. Je moest een haardstede hebben, een plek waar het vuur brandde, waar je een potje boven koken kon en waar je lijf en leden warmen kon. Dàn telde het onderkomen als huis. 

Er was nog zoiets, waarbij vooral de haard of de kachel telde. In de tijden van de boermarken lagen er hele lappen heideveld buiten de dorpen. Het was algemeen bezit en (tot de Markenwet van 1866) dus geen eigendom van iemand in het bijzonder. Als een nieuweling zich in één nacht een hutje bouwen kon èn de schoorsteen kon laten roken, werd zijn bouwsel gedoogd op dat algemene bezit. Hij werd geen medeburger en had geen aandeel in de gemeenschap, maar hij mocht er wel blijven wonen. Dat was een soort gewoonterecht, zolang er grond zat was, vanzelf. Maar die haardstede was dan de bepalende factor. 'Huis & haard' was met recht dus, goud waard voor de vreemdeling in kwestie!
(Nog is het 'zetten van de kachel' een begrip op het platteland, al dateert het uit het pre-CV-tijdperk. Je mocht volgens de heersende gewoonte, de kachel niet zetten vóór een bepaalde datum.  In Drenthe en Groningen was dat gekoppeld aan de datum van de Zuidlaardermarkt, altijd op de derde dinsdag in oktober. Voorzover bekend in onze families was die datum in Zeeland -op Walcheren- iets later, begin november of zo)

Als je zo gesettled bent, letterlijk, dan heb je een thuisgevoel. Dat is jouw plek, daar speelt zich een kerngedeelte van jouw leven af. Maar en dat vormt het onderscheid, dat geldt alléén als dat leven zich voor een groot gedeelte binnenshuis afspeelt. Jelle Vanderveen benadrukt dat straks in het interview ook nog eens. In dit klimaat zit je veel binnen; in een warm klimaat zoek je het meer buiten. Het sociale leven ligt daar ook meer op straat, meer in de gemeenschap -misschien wel met de kroeg als centrum van het sociale verkeer. Dat thuisgevoel is dan ook heel anders, minder gebonden aan het huis, aan het pand. Meer aan de buurt, aan het leven met elkaar buiten. 

Dat dringt pas goed tot je door, als je je neus in andermans land steekt. Wij merkten het vorig jaar november in Californië, bij Los Angeles en  Long Beach aan de oceaankust. Warm en zonnig, kerstbomen vol kunstsneeuw,  en een society van zeesurfers, een sociale club van jongvolk, die wonen en leven in busjes en onbekommerd van strand naar strand trekken. Hun thuisgevoel zit op de hoge golven, onder de pelikanen, aan de boorden van de Grote Oceaan. 

In onze contreien hebben we huis en haard nodig. We geven ons huis sfeer en koesteren ons thuisgevoel. Dat kan persoonlijk heel verschillend liggen. Luister naar een situatieschets van Jaap Fischer in 'Hutje'.

Jaap Fischer gaf met zijn 'Hutje' goed weer, hoe het thuisgevoel ook bepaald wordt door de omgeving, door de inrichting en de sfeer. En dat wordt gemaakt door mensen, door de huisgenoten. Maar, dat thuisgevoel en die huiselijkheid is niet iets van alle tijden. Logisch ook, want in tijden van armoe en ellende, in tijden van oorlogen en geloofstwisten, ten tijde van natuurrampen en andere tegenspoed, is enige huiselijkheid ver te zoeken. Het is redden wie zich redden kan, rennen voor je leven. Niks huiselijkheid en bij ontheemdem al helemaal niet. 

Nee, het begrip huiselijkheid duikt pas op als er rust en welvaart heerst in een land, en als boeren en burgers goed onderdak zijn. En dat is nòg niet genoeg - het leven thuis moet er ook naar zijn. De toenemende huiselijkheid hangt dan van diverse factoren af, die weer met het gezin te maken hebben. We praten dan over een periode van nog maar honderd jaar terug! 

Omstreeks 1880 was het huwelijk heilig en een gezin vormen werd algemeen gezien als een plicht. Gelovigen kregen zeer kinderrijke gezinnen. Er was in 1874 wel een Kinderwet gekomen die kinderarbeid verbood, maar moeders en kinderen werkten zich toch gewoon kapot. De werkdagen telden twaalf lange uren. Een wat je noemt 'modern' gezin stichten was niet mogelijk, vanwege het: wonen in krotten, de lange werkdagen waarbij het hele gezin werkte, de hoge kindersterfte (de helft van alle kinderen haalde de twintig jaar niet) en de kortdurende huwelijken, omdat ook de ouders snel stierven. Bovendien woonden alle soorten familieleden bij elkaar in. 

Het moderne gezin moet voldoen aan de volgende voorwaarden: de ouders houden van elkaar, ze omringen de kinderen met zorg, en de ouders wonen samen met hun kroost in een besloten, huiselijke sfeer. Daarvan was pas sprake door belangrijke verbeteringen:
stijging van de levensverwachting door betere voeding, betere medische zorg en beter hygiëne;
toen men niet meer die hele trossen kinderen hoefde te krijgen, doordat er voorlichting en middelen voor geboortenbeperking kwamen, en stijging van de welvaart door verdubbeling van het reële loon tussen 1880 en 1919, een drie uur kortere werkdag (nog negen uur trouwens!) en vooral: vrouwen konden eerder stoppen met werken.
Dit hele complex van achtergronden leverde een beter gezinsleven en toenemende huiselijkheid op. Eigenlijk is pas begin deze eeuw de huiselijkheid op komen zetten. 

Nu eind twintigste eeuw, is de huiselijkheid vooral gebonden aan de woonculturen. 'My home is my castle' en waar kies je voor om het sfeer te geven? De individualisering heeft toegeslagen, maar we volgen wel de woontrends. En omdat het tempo omhoog schiet, gaan de veranderingen binnenshuis ook snel. Bovendien hebben we te maken met de gezinsverdunning; men woont met minder tegelijk in een huisje. In 1970 woonden we met gemiddeld 3.5  gezinsleden bij elkaar, eind jaren tachtig zaten we al op gemiddeld 2,6 mensen per gezin. 

Er zijn geweldig veel mogelijkheden om je huis op te tuigen en aan te kleden. De 'home decoration' is een vak, zelfs een handel, apart geworden. We vragen straks aan Jelle Vanderveen van het warenhuis Vanderveen in hartje Assen, hoe het zit met het thuisgevoel in de winkel en met het verkopen van 'sfeer'. 

Maar eerst een goede tip: het huiselijk domein is de perfecte plaats om naar de buitenwereld te kijken. Zak in een lekkere stoel, neem er een goed glas wijn bij en luister naar de filemeldingen in het hele land. Reinhard Mey doet voor hoe het moet: 'Verkehrslagebericht'. 

Na Reinhard Mey met Verkehrslagebericht kwam Jelle Vanderveen van het gelijknamige warenhuis in het centrum van Assen aan het woord. Over het thuisgevoel in de winkel en het verkopen van sfeer. Elke afdeling moet wat uitstralen en het 'aankleden', daar gaat het dan om.

Het blijkt wel dat het thuisgevoel niet altijd thuis hoeft te zitten. Je kunt ook ergens anders thuis zijn. Je kunt je zelfs thuis voelen in een hele landstreek. Dat gebeurt met de winternomaden uit ons koude kikkerlandje. Die ouderen, die relatief ongebonden en niet onbemiddeld zijn, wijken uit voor de klamme winter en zoeken warme landen in het zuiden op. Enkele maanden brengen ze daar door en ze vinden het best. Ze zijn thuis in Nederland, maar voelen zich 's winters thuis in Spanje of in Portugal.

Het mooiste voorbeeld troffen we aan op een camping aan de Main in Duitsland. Er stond een Nederlands ouder echtpaar; ik herkende hem aan zijn bronzen stem als radio-omroeper uit mijn jeugd. Ze leefden daar in een caravan. Hun bezittingen in Nederland hadden ze verkocht. 's Winters reisden ze met een kleine caravan naar Frankrijk en in het voorjaar doken ze weer op in de Duitse Spessart. Hun kinderen zochten pa en ma wel op, waar ze ook zaten. In feite zijn het seizoen-trekkende nomaden geworden, maar die twee hadden een nieuwe thuisbasis gesticht, waar ze al jarenlang thuis waren. En ze waren altijd lekker bruin, wat weer mooi paste bij de bronzen stem. 

Een ander voorbeeld van een thuisbasis 'buitenshuis' zie je bij mensen die een sterk geworteld geloof hebben. Ze ontlenen daar zekerheid en veiligheid aan, wat soms kan doorslaan naar arrogantie en totale onthechting van deze wereld. Vooral bij religieuze sekten treedt dat verschijnsel op. Bij zo'n engbesloten thuisbasis kan het contact met de rest van de wereld zoek raken. Ze voelen daar niet meer thuis. En klaar ben je met zo'n gezelschap…

Overigens kan een religieuze basis mensen ook uit de put helpen. Bij gevallen van heimwee is het bekend dat streng-gelovigen de problemen beter aankonden , omdat ze een extra  thuisgevoel meegenomen hadden naar verre oorden. 

Er is nog zo'n thuisgevoel 'buitenshuis', namelijk het groepsgevoel bij een specifieke club met een eigen cultuur. Het is bekend bij de oude jeugdbewegingen van voorheen, zoals de AJC, de VCJC en de NJN en bij ook de vroegere padvinderij. Je was thuis in de groep en je voelde je thuis bij wat men deed, of naliet. Een levenlang kun je dat thuisgevoel houden en als je oude lotgenoten of kampgenoten ontmoet, valt het tijdsverschil ineens weg. Je bent met elkaar weer 'thuis'. Bij de NJN, de Nederlandse Jeugdbond voor Natuurstudie, hebben oud-leden  - 'oude sokken' in vaktermen - dat heel sterk. Sociologen schrijven nu studies over dat thuisbasisgevoel van de NJN. 

Tot slot nog een prozaïsche thuisbasis: de kroeg. Diverse mensen doen zaken vanuit een vast etablissement,  bijvoorbeeld koppelbaas, handelsreiziger, kunstdief,  pooier. Het is hun thuisbasis. En ik ken iemand, ik ken hem zelfs heel goed, die tijdens zijn stage in het buitenland de hele scriptie in de kroeg schreef. Het toegewezen appartement was hem te Spartaans. Dan liever de kroeg in, als thuisbasis voor de duur van de studie en de stage. Het liep ook leuk.

Hoe dat klinkt hoort u van Buck Owens in Sams' Place. 

Buck Owens and his Buccaroos, met Sam's  Place als thuis basis, 'Meet me at Sam's Place'. Thuis hoeft niet altijd in huis te zijn. De kunst is immer om je ergens thuis te kunnen voelen. Dat betekent ook 'je lekker voelen', 'op jezelf' kunnen zijn. Het is verbazend hoeveel verschil er dan nog in de cafés, restaurants en hotels kan zitten. Gastvrijheid is hun vak en hun middel van bestaan, maar er zijn plekken waar je nooit op je gemak raakt. In 20-25 jaar lezingen geven, vergaderen en cursussen organiseren  in allerlei zalen en etablissementen, is me dat verschil wel duidelijk geworden. Ik snap nu ook sommige Western-films, waar ze het interieur kort en klein slaan. 't Was geen goede thuisbasis. Zo krijgen ze een herkansing, of zo. 

Let eens op hoe allerlei lieden hun thuisbasis aanduiden; ze gebruiken vaak een soort koosnaam voor hun werkplek. Een hooggestegen manager met een smetteloos kantoor had het over 'mijn zweethokje' . In het luchtmachtjargon spreken straaljagerpiloten over hun hightech-cockpit als 'het kantoor'. Plekken waar je je thuis moet voelen als je tot prestaties wilt komen. Ik ben trouwens benieuwd wat onze technici over hun technische ruimte zeggen. Voor velen is het een thuisbasis in elk geval. Maar zweethok klopt wel aardig…

Nog wat over de thuisbasis-terminologie. Die goedkope reservewieltjes bij een auto heten 'thuisbrengertjes' , het zijn geen volwaardige banden. Terugbrengen op je thuisbasis, meer hoeven ze niet. En een type radiobaken, onderdeel van de navigatie-apparatuur op een vliegbasis, heet een 'homer' de thuisbrenger als het ware. 

We keren terug tot de kern van de zaak: huis & haard, thuis. Het gezegde luidt Oost-West, thuis best, maar de volksmond kent het klappen van de zweep en maakte ervan: Oost-West, thuis is het ook niet alles. In dat geval is er alle aanleiding om de plaat te poetsen. En dat gebeurt dan ook met de regelmaat van de klok. Vooral de kortgehouden jeugd in een streng huishouden taait vaak af en gaat er vandoor. 

Toen ik heel vroeger van de HBS gehaald werd door het ouderlijk gezag om te gaan werken en geld te verdienen, wilde ik weglopen. Gaan varen op de Rijnvaart, Europa in, vreemde landen zien. Maar tot je 23ste was je minderjarig, het geld op m'n spaarbankboekje had een ouderlijke handtekening nodig en ik had geen paspoort of welk papier dan ook. Het ouderlijk gezag bood aan om de politie achter me aan te sturen, nog voor ik de straat uit was. Tja, en toen werd het wat ingewikkeld, maar wèl met een andere thuisbasis! 

Hoe eenvoudig het kan zijn, als iemand van huis wegloopt, bezingt Bonnie Raitt. Jody is er met Chico vandoor en de familie zet de achtervolging in, met het geweer in de aanslag. Bonnie Raitt met 'Papa Come Quick!'. 

Bonnie Raitt riep 'Papa come quick', want Jody was op de loop gegaan met Chico. Dus: Gas up the old Ford, get out the roadmap, load up the shotgun; they got ahead about half a day. Werk aan de winkel voor de familie om het wicht weer thuis te krijgen. 

Nu is dit een duidelijk geval van niet goedbevonden vrijwillig vertrek. Toch geeft een thuis de mogelijk om op reis te gaan. Om van huis weg te gaan. Vooral het type nestbouwer, die graag een stevige thuisbasis heeft, kan met dat prettige gevoel veel en ver op reis gaan. De thuisbasis is dan een uitvalsbasis. Zoiets heeft mijn voorkeur bij het kamperen ergens in den vreemde. Een tijdelijke thuisbasis stichten en van daaruit een heel gebied afgrazen en proberen dat 'in de vingers te krijgen'. Als je een bepaalde interessante streek in het buitenland zo een keer of wat hebt besnuffeld, ga je je d'r op den duur ook thuisvoelen. Je leert de wegen en de mensen  kennen. Je komt er graag terug en ineens zegt de groenteboer op de markt dan: "Hee, U bent d'r ook weer". Je bent thuisgeraakt in de vreemde. 

De trekkers, de echte reizigers hebben dat niet. Dat wil zeggen, zij reizen een route, ze moeten en ze willen verder. Zij binden zich niet aan een vaste thuisbasis. De schrijver Paul Theroux maakt zijn reizen op die basis - en dat leest lekker weg. Thuis, in het leesfauteuil. Een andere wereldreiziger is Michael Palin, voorheen lid van Monty Python's Circus, nu traveller in dienst van de BBC-TV. Hij heeft een bloedhekel aan zijn thuisbasis, de stad  Sheffield. Het is een motivatie om te vertrekken, maar eenmaal ver weg en làng weg, roept hij toch weer dat-ie naar huis wil. 

Beroepsreizigers, zoals zeelui, onderzoekers weten dat ze weg gaan om weer terug, om weer thuis te komen. Met de vangst, met het resultaat. Hun afscheid is vaak zakelijk en sober. Waarom moeilijk doen als het niet echt nodig is. Ze komen immers binnen afzienbare tijd weer thuis? Toch loert er altijd een risico, zeker voor zeelui en visserslui. Het barst van de standbeelden van wachtende en over zee uitkijkende vrouwen in verschillende havenplaatsen op de wereld. 

Daarom is er, denk ik, ook zoveel afscheidsmuziek gemaakt over de zeelui en de vissers, die scheep gaan. Het  gezongen en gespeelde 'vaarwel'  vind je overal terug, tot bij het kleinste shantykoor aan een of andere schipsloot.  Wij doen het nu in Songs of the Sea door Johnny Collins, Dave Webber en Pete Watkinson, met de Farewell Shanty. 

Johnny Collins en co met de Farewell Shanty. En van dit kaliber zijn er nog een hel stel zeemansliedjes, in een onverwoestbaar repertoire dat nu door enthousiaste, grijsbaardige landrot-vutters wordt gezongen. Het leuke is dat ze nooit ver weg gaan. Een keer op tournee, maar ver weg over zee?  Nee.

Er zijn mensen die lang van huis zijn, soms moeten ze gewoon. Ze worden uitgezonden voor hun werk, voor de staat of voor de zaak.. Daarnaast is er een categorie die van huis wegtrekt om elders een bestaan te vinden. Dat kunnen emigranten zijn, maar ook goedkope werkkrachten die elders aan de bak willen komen. Elke vorm van gastarbeid in het buitenland, houdt een achterlaten van huis en haard in zich. Eind jaren vijftig, begin jaren zestig heb ik de eerste gastarbeiders zien komen: Italianen en Spanjaarden. Wij, leerjongens in de fabriek, moesten ze zelfs inwerken. Een van de Spanjaarden huilde zowat de hele dag en liep steeds rond met een fotootje van zijn vrouw en klein dochtertje. Hij is teruggestuurd  naar huis - als mislukkeling.

Bij deze groepen mensen die ver van huis zijn, bestaat een gerede kans op heimwee. Er zijn verschillende visies op heimwee, maar nu wordt eronder verstaan: een psychologisch ziektebeeld dat opgewekt wordt door een hopeloos verlangen naar thuis. De een is er gevoeliger voor dan een ander. Ernstige heimwee kan ook andere kwalen oproepen of verergeren. In de 17de eeuw onderzocht men al heimwee bij soldaten in een vreemd land. Het lag aan de ijle lucht, aan de overgevoeligheid van bepaalde etnische groepen, en aan van alles en nog wat -maar zeker weten deed men niets. Wel zou heimwee crimineel gedrag opwekken, omdat de dader wenste dan wel naar huis gestuurd te worden. Het meest recente onderzoek is van Miranda van Tilburg, die vorig promoveerde op onderzoek naar heimwee.

Het probleem is om een correcte diagnose te stellen, omdat sommige verschijnselen overeenkomen met andere ziektebeelden. Er tellen persoonlijke en sociale factoren mee, mar leeftijd en sekse maken niets niets uit. Veel huilen, vergezeld van slaap- en eetstoornissen komen het meest voor, waarnaast 44% nog veel meer andere klachten meldt. Bijna iedereen (95.5%) noemt verhuizen en verplaatsen als oorzaak van heimwee. De afstand tot huis is in principe niet van belang. 'Op loopafstand' (5km) van huis, kan nèt zulke reacties oproepen als 6000km ver weg! In de helft van de gevallen trad heimwee al na een dag op. In het algemeen wijten de onderzoekers het optreden van heimwee aan de scheiding van de oude omgeving, gekoppeld aan moeilijkheden in de nieuwe situatie 'aan te kunnen'. Gek genoeg is dat laatste soms bijzaak, want heimwee-ziekte  kan al optreden alleen al bij de gedachte weg te moeten.

Lijders aan heimwee kunnen niet meer helder denken. Hun gedachten gaan in een cirkeltje rond thuis en sluiten daarmee alle andere oplossingen en invloeden uit. Bij ernstige heimwee is het gevoel altijd aanwezig, bij anderen varieert het met de tijd van de dag. Sommigen zeggen niks en kwijnen weg, zonder dat ze hulp krijgen.

Heimwee kan wel slijten met de tijd, maar verdwijnt nooit.Heimwee wordt vaak vergezeld door een depressieve stemming en een aversie tegen de nieuwe omgeving. Men probeert met heimwee-gevoelens te leven door sociale steun te zoeken in de nieuwe omgeving, door positief te leren denken en afleiding te zoeken in de nieuwe omgeving, maar ook door mentaal  te ontsnappen door te gaan dagdromen en fantaseren over thuis. Stevig bidden wordt ook geprobeerd. Dagdromen en fantaseren maakt het alleen maar erger.

Het enige wat echt helpt is teruggaan -maar dat kan vaak niet. De andere methode om heimwee te lijf te gaan is het aangaan van nieuwe vriendschappen en  actief mee te doen met wat er voorhanden is. Het leidt af en biedt een kans om op aangename wijze de nieuwe omgeving toch positief te leren kennen en waarderen.

Hoe heimwee ver van huis er uit zien, vraag ik straks aan Geert Kamps die van 1947 tot 1950 in Indië zat. Maar eerst draaien we de Duitse versie van 'O show me the way to go home', namelijk  'Zeigt mir den Weg nun wieder heim', door Heinz Reincke.

Tja, 't is maar hoe je het bekijkt.: 'allemaol terug in 't nust, zoals in de dierenwereld' zoals Geert Kamps tot slot veronderstelde. Ik denk toch dat het niet klopt. Een nest of hol van dieren is maar een tijdelijke bedoening. Zodra een nest of hol niet meer nodig is voor het geboren worden van jongen, en later de dekking van het jonge goed, wordt het verlaten. Het was maar een functioneel, tijdelijk verblijf. Niet wat je noemt een thuis. 

Toen de Indiëgangers eind jaren veertig, of later nog, thuiskwamen, werden ze in bussen afgeleverd bij het ouderlijk huis. Daar was een ereboog opgericht met een bord WELKOM THUIS. De hele buurt liep uit om 'hun' soldaat uit de Oost in te halen. Elke straat had wel een eigen gerepatrieerde militair uit Indië. Eenmaal thuis, was het weer aanpassen geblazen aan een vrij burgerlijke en soms benepen maatschappij (Lees 'De Avonden' van van het Reve er maar op na). Nogal wat knapen konden slecht aarden aan het thuisfront en namen als vrijwilliger weer dienst voor de oorlog tegen de communisten in Korea. Toen ze later uit die oorlog thuiskwamen, werden ze met de nek aangekeken. Nergens een ereboog of bord Welkom Thuis. Het thuisfront was er flauw van. 

We hebben nu nog één manier van het thuiskomen niet gezien: dat is het zoeken naar je 'roots', het zoeken naar waar je vandaan komt en waar je van oorsprong bijhoort. Ik noemde eerder al die voorbeelden van de Amerikanen van Nederlandse origine. Met familienamen en met familiebanden is nog steeds zo: waar kom ik vandaan en waar hoor, of hoorde, ik bij. Je voorvaderen thuis brengen is ook je roots vinden en dus een vorm van thuis komen. 

Zoeken naar de roots, kan ook met kunst en muziek te maken hebben. Paul Simon bezingt dat heel fraai in 'Under African Skies'. 

Under African Skies, door Paul Simon, met de 'roots of rythm'. Het is het staartje van een verkenning van ons onderwerp Huis & Haard. 

We idealiseren 'thuis' met huis & haard, maar het barst van de mensen op aarde die ontheemd zijn en geen enkel huis meer het hunne kunnen noemen. Sommigen zijn nergens meer thuis en nèt als 2000 jaar terug stoten ze hun kop bij het bordje 'vol' op herbergen en andere huizen. In de komende decennia van het nieuwe millennium zal dat het probleem worden waar we tegen aan lopen.

En in Grandpa's Spells van 'Jelly Roll' Mortons Red Hot Peppers, vertel ik u thuis dat de uitzending van 'Van Dingen & Deuntjes' er zowat op zit. Deze Tweede kerstdag hadden we het over het thema Huis & Haard. 

De productie, samenstelling en presentatie deed jan Tuttel, De techniek was in handen van Peter Huitsingh. Bij de muziekkeuze assisteerden Henri Kremer, Bart Nijstad, Han Tuttel en Roel Boerma. De heren Jelle Vanderveen en Geert Kamps worden bedankt voor hun medewerking. 

Deze uitzending van dit programma maakte de twee jaar vol. We hebben 24 programma's gemaakt over verschillende onderwerpen. U kunt het nalezen op internet www.tuttel.com/dingen&deuntjes.

In het jaar 2000 zijn weer twaalf documentaires gepland, over de meest uiteenlopende onderwerpen. In januari gaat het over 'Angst & Beven'; een nieuwe eeuw in met oude angsten en vrezen? In februari is het thema: 'Het Schrikkelt'. Dat gaat over tijdmeting en tijd aangeven, en over kalenders en kunstgrepen met de tijd. In maart 2000 doen we 'Het Winterhaar Eraf'; dat gaat dan over knippen, scheren en de haarmode.

Blijf in 2000 ook luisteren, zou ik zeggen. 

Dat geldt ook voor het komende uur. Na het nieuws schotelt Huub Bremmers u zeer beluisterenswaardige muziek voor. 

Gegroet, tot volgend jaar, elke laatste zondag van de maand.

DAG

 
 

 

 


Copyright 1995 - 2008 Han Tuttel. All rights reserved.
This material may not be published, broadcast, rewritten or redistributed in any form, including digital,
without the prior consent and written agreement by the author.