Van Dingen en Deuntjes
Radio Loep


 

 

 

'T KAN VRIEZEN EN 'T KAN DOOIEN 

Met deze titel hebben we het hele winterseizoen vastgelegd, want garanties voor een strenge of een zachte winter zijn niet te geven. De natuur volgt wel een vast stramien: de dagen zijn korter en de gemiddelde temperaturen liggen lager dan in de rest van het jaar. Alles wat leeft heeft zich er maar naar te richten. Dat geldt ook bij de kenmerkende winterverschijnselen als sneeuw en ijs. In Nederland valt de sneeuw overwegend in de periode half oktober-half mei. In onze buurt hebben we gemiddeld wel meer 'sneeuwdagen' dan elders in den lande. Noordoost-Nederland telt gemiddeld 25 dagen waarop de sneeuw blijft liggen tegen tien van zulke witte dagen in het zuiden van het land. Als de winter toeslaat zijn de luisteraars in Zuidlaarderveen de eersten die het merken. Zij krijgen -bij wijze van spreken dan- de eerste koude oostenwind om de oren, waarmee een echte winter hoort te beginnen. 

Wintergasten 

Het koude seizoen met de donkere dagen betekenen voor vogels, dat ze niet veel tijd hebben om hun kostje bij elkaar te scharrelen. Omdat het koud is, hebben ze nogal wat voedsel nodig en omdat het kort licht is, moeten ze hard werken voor die kost. Standvogels als kraaien en roeken scharrelen overal wat voedsel op. Zij zijn overal en ze horen bij het winterbeeld van Drenthe. Als de kou echt toeslaat, komen vanuit het Noordoosten ook de bonte kraaien binnenschuiven. Dat zijn typische wintergasten, al kent menig vakantieganger ze als broedvogel in Jutland. De koperwiek (een lijstersoort met rode zijkanten) komt ook langs  en snaait in tuinen alle rode besjes die er nog zijn. Meer buitenaf vliegt de kramsvogel, met opvallend witte onderkanten van de vleugels in de vlucht. Hij 'tsjakkert' als hij vliegt, vaak in groepen. Een geluid dat niet uitgelegd hoeft te worden, het kan niet missen. We kennen bij ons de geluiden van de overtrekkende ganzen ook goed. Ze zitten in onze gemeenten op diverse open plaatsen, voor ze verder trekken naar Friesland of andere weidestreken. Er zijn gakkerende soorten en er is een soort dat keft als een troep hondjes. Op heldere dagen zie je ze in grote V-formaties overzwieren.
 

In de startblokken

Bomen horen in de wintertijd kaal te zijn, het blad hebben ze al van zich af geworpen. Maar let op: aan elke tak zitten al weer kleine knoppen waarmee ze direct in actie komen, als de temperatuur weer groei toelaat. Ook de katjes van de els en de hazelaar zitten als groene pukkeltjes nu al klaar voor de start. Het is verbazingwekkend dat het levende spul de winter aan kan. Een van de slimmigheidjes is dat in de knoppen zo'n grote concentratie voedingstoffen zit, dat het werkt als antivries. Bovendien zitten om de inhoud nog knopschubben als extra pantser tegen uitdroging. Op het eind van de winter schuiven die al wat uit elkaar, wat mooi te zien is bij de kastanje. Die boom heeft als extra bescherming een pikkerige laag op zijn knoppen.

Bomen en struiken die het hele jaar door groen blad dragen, hebben een probleem. Ze moeten zich beschermen tegen uitdroging. Bij droog en vooral bij vriezend weer krullen de bladeren zich ineen on het verdampend oppervlak zo klein mogelijk te maken. Je ziet het in onze landgoedbossen bij de rododendron.

Er zijn vogeltjes, die de indruk wekken altijd in de startblokken te staan. Zodra er voer in het zicht komt, sjezen ze erop af. Ik bedoel de koolmezen en de pimpelmezen (met het blauwe petje), die op elk snoer apenootjes, op elke vetbol en op elke zaadpot af en aan vliegen. De zaadeters als vinken en groenlingen blijven met hun dikke kont bij zo'n voorraad zitten en knabbelen zaadje na zaadje op. Roodborstjes scharrelen vanuit de dekking van struiken geleidelijk aan dichterbij en pikken dan snel een aardappel- of kaaskruimel mee. Heggemussen blijven over de grond scharrelen en nemen het afgevallen voer op. En merels? Altijd ruzie en elkaar wegjagen -het moeten wel de domste vogels op het noordelijk halfrond zijn. Of ze zijn domweg met teveel stuks op hetzelfde gebied.


Kristalzuiver
 

Al zit er voor de mensenwereld een hoop overlast in het winterseizoen, er is compensatie aanwezig in de vorm van veel moois. Elke sneeuwvlok is een prachtige kristal in zeshoekige uitvoering. Ga in de sneeuw naar buiten met een zwarte jopper of wollen trui, vang wat vlokken op en bekijk ze goed. Er zijn juweeltjes bij in een prachtig patroon. Het hangt van de temperatuur af welke vormen ze krijgen, maar de variatie is groot.

Als er eenmaal een sneeuwdek ligt, sneeuwkristallen met lucht ertussen, heb je een isolerende deken voor de ondergrond. Let eens op het soort sneeuw wat er ligt: plakt het (maak een sneeuwbal en dan merk je het) of is het losse sneeuw? Hoe koud is het dan? En wanneer maakt de sneeuw een 'knoerpend' geluid als je er op loopt?

Bij strenge vorst gebeurt er op een sneeuwdek wat aardigs. In de zon schitteren er dan een hele serie diamantjes. Op de sneeuw hebben zich kleine plaatjes ijs gevormd, die het zonlicht weerkaatsen. En nog wat aardigs voor buitenaf: kijk na sneeuwval eens bij het prikkeldraad. Met een beetje geluk zie je dat het snoer gevallen sneeuw op de draad tussen de punten doorzakt, maar wel heel blijft. Dat verschijnsel heet sneeuwfestoenen.

De winter is een periode met heel wat toestanden, maar mooi dat het kan wezen!

 

Jan Tuttel  

(eerder verschenen in het Winternummer 1999 van het RADIO LOEP MAGAZINE, h.a.h. blad in de nieuwe gemeente Tynaarlo-Drenthe)

 


INDEX

 


Tekst by: Jan Tuttel ©
Created by: Freak Productions ©

WebMaster

Copyright 2000 - Jan Tuttel. All rights reserved.
This material may not be published, broadcast, rewritten or redistributed in any form, including digital,
without the prior consent and written agreement by the author.
This information has been kindly licensed to Freak Productions© by the author.