Pruimentijd


Als iets echt Drents is, is het wel pruimentijd. Toch hoor je meer Hagenezen elkaar 'Tot in de pruimentijd' wensen, dan d'oprechte Drent. Er zijn dus meer soorten pruimentijd. Je hebt de oorspronkelijke pruimentijd, die familie is van de kersentijd en de 'brummeltied'. De aanduiding van een periode waarin het betreffende groeisel uitbundig en overheersend aanwezig is - en eventueel geoogst moet worden. De andere pruimentijd wordt in een vage afscheidsgroet gebruikt en stamt vermoedelijk uit een heel andere hoek. Die pruimentijd kan ook 'vermoedelijk nooit' beduiden.

Pruimentijd bij ons betekent dat de vele pruimenbomen vrucht dragen en dat er geplukt of geraapt moet worden. Van de oogst wordt dan rijkelijk uitgedeeld. Dat is de oude zede, volgens erkende Drentse kroniekschrijvers. Ik denk dat het nog geldt, want mensen met volbeladen pruimenbomen nemen op visite of op vergaderingen geregeld een 'puutje proemen' mee als traktatie. Volgens Harm Tiesing (in 1918) zijn overal op het Drentse platteland wel pruimenbomen te vinden. Bij veel boerderijen had men een appelhof, waarmee het boomgaardje bij huis werd bedoeld. Een stuk of wat appelbomen met zure, zoete, losse en duurzame appels, een perenboom en een walnotenboom. En altijd pruimenbomen. Het waren hoogstamooftbomen, op een perceel dat als huiswei in gebruik was. "Op de verkoop van ooft heeft men zich niet toegelegd", zegt Tiesing. Alle fruit diende voor eigen consumptie. Het was een welkome en vitaminerijke aanvulling op het normale, soms schrale menu. Het is ook niet toevallig dat er in Drenthe op enkele plaatsen fruitbomen langs wegen en paden geplant zijn. De 'dokter De Larijweg' in Ruinerwold is daarvan de bekendste.

Toen op een bepaald moment de fruitteelt goede inkomsten bood, ging men ook productieboomgaarden aanleggen. Hoogstamooftbomen, omgeven door een windkerende heg, vaak met elzenhout. Direct na de Tweede Wereldoorlog ging het goed met de ooftteelt in Nederland. In 1945 werd op bijna 49.000ha fruit geteeld. De productiviteit nam toe door nieuwe rassen en intensivering. O.m. door invoering van bespuitingen. Ik zie nog kersenbomen hevig 'bestraald' worden met geel spul. Als de spuiter met z'n motortje er goede zin in had, kregen de schooljongens even een straal mee. Enkele decennia later kwamen er rooipremies om de productieoppervlakte boomgaarden in te krimpen. Tussen 1968 en 1973 verdween landelijk 19.000 ha fruitteelt, waarbij 7000ha hoogstamboomgaard brandhout werd. Oude fruitrassen waren al zeldzaam geworden, maar eind vorige eeuw kwam de opleving. Er kwamen snoeicursussen voor eigenaren van ooftbomen. Het restbestand aan oude hoogstamrassen werd plaatselijk geïnventariseerd en er kwamen ooftboom-plantprojecten bij de kleine dorpen. De voormalige productieboomgaarden waren camping, manege of gewoon weiland geworden, met een eenzame appelboom. Soms heten ze nog Pomona of De Fruithof.

Het interessante feit doet zich voor, dat juist in Drenthe nieuwe boomgaarden verschijnen die een verzameling oude rassen herbergen. In Frederiksoord heeft de Pomologische Vereniging de Fruithof ingericht, in de dubbelfunctie openluchtmuseum en kwekerij. In Eelde bestaat de 'Bongerd Groote Veen', die de familie Koops in de jaren negentig stichtte. Er staan nu ruim zeventig soorten fruitbomen groot te worden. U kunt ze zelfs op internet zien groeien: www.bongerdgrooteveen.nl.

Jan Tuttel

eerder verschenen in 't Nieuwsblad van het Noorden, 28 augustus 2001

 


Copyright 1995 - 2008 Han Tuttel. All rights reserved.
This material may not be published, broadcast, rewritten or redistributed in any form, including digital,
without the prior consent and written agreement by the author.