INDEX 

van dingen & deuntjes

reisverhalen

natuur en landschap

naamkunde

Drentse Aa

volkskunde

paasvuren

Harmjan van Steenwijk

vliegwerk

eem kiek'n

in de smiesterd

wie is wie

gastenboek

over de Tuttels

email Jan Tuttel

email Harmjan van Steenwijk

email WebMaster



Freak ProductionsFreak Productions

Bezoekers:

 

 

laatste update: 24 juli 2005 09:40

naamkunde

 

Een bijzonder bruggetje, het 'Aolstalbat' bij Gasteren

In een bekenlandschap van de Drentsche Aa heb je diverse oversteekplaatsen bij de diepjes en de loopjes. Op het Gasterensche Diep ligt een bruggetje dat een bijzondere naam draagt, waarachter een wereld aan historie schuil gaat. Het is een gewoon stevig bruggetje zonder leuningen in een landweg, waar hooguit een forse trekker met aanhanger over gaat. Het is wel de enige brug in Drenthe die voorkomt in het ‘Woordenboek van de Drentse Dialecten’ (uitg. Van Gorcum 1996) als ‘Aolstalbat’.  Bat (of badde) betekent bruggetje (of brug, getuige de oude roep op de veenkoloniale kanalen: “Schip veur de badde”). Het brugje ten westen van Gasteren ontleent zijn naam vermoedelijk aan de ligging bij een oude aalstal. 

Een aalstal diende om vis te vangen, waartoe men de beek afsloot met een gevlochten tenen stuw met enkele openingen. Achter de openingen plaatste men fuiken, aanvankelijk ook van gevlochten twijgen, om de vissen te vangen zoals paling. In Nederland is die visvangmethode in 1837 verboden. Zo’n dwarsschot van wilgentenen, vastgezet op palen die weer geschoord werden door steunpalen in de beek om de waterdruk te kunnen weerstaan, vormde een hele constructie. De schoorpalen werden vaak extra gestut door er zware veldkeien tegenaan te zetten. Aalstallen waren zeer onderhoudsgevoelig en zorgden voor ongereguleerde overstromingen (dit in tegenstelling tot gewenste inundaties bij de z.g. bevloeiingen). Voor de schipperij op beken en rivieren waren aalstallen altijd een probleem. 

Een aalstal wordt tot de visweren gerekend. Hierin zit het oude woord ‘weer’ verborgen, dat ook als ‘ware’, ‘wahren’ en ‘vischwar’ in akten tussen 1288 en 1617 voorkomt.  Aalstallen of visweren zijn ook bekend uit Frankrijk, Duitsland en Engeland. In Engeland heeft men beekbeddingen archeologisch onderzocht, terwijl de Fransen gericht archeologisch en historisch onderzoek hebben gedaan in de Dordogne en Charente. De Duitsers komen vooral via historisch en naamkundig onderzoek bij de aalstallen en visweren terecht. De Duitse plaatsnaam Warstein is te herleiden op een oude ‘ware’ of aalstal. Wat Drenthe betreft: in 1458 staat het recht op aalstal in de Reest al beschreven. 

De oude woordcombinatie ‘hocwar’ duidt ook een vorm van zo’n gevlochten stuw aan, namelijk haak- of hoekvormig. Buiten de smalle beken komen visweren ook voor in kustwateren als kreken, Förden (Noord-Duitsland) of riviermondingen. Daar kreeg de gevlochten weer een hoek- of V-vorm die op uitgelezen plaatsen in het water werd gezet, waarin via eb- en vloedwerking de vis ‘gevangen’ raakte. Deze weervisserij (Sperrfischerei op zijn Duits) is veel toegepast aan zeekusten. In de Oosterschelde is bij Bergen-op-Zoom nog een restant weervisserij als ‘oud ambacht’ in gebruik. Daar vangt men er ansjovis mee. In de Schlei bij Kappeln (Schleswig-Holstein) is de enige nog werkzame ‘Heringzaun’ te zien, een visweer van gevlochten wilgenteen in V-vorm, waar men in het voorjaar haring vangt. In Afrika schijnen (volgens reizigersverslagen) ook nog visweren van palen en gevlochten materiaal in grote rivieren en aan zeekusten gebruikt te worden. 

De grootste prehistorische visweer van Europa is aangetroffen in de Noordoostpolder. Archeologen vonden in 2000 sporen van visweren van 50 meter lang, met ca. 120 in de klei gedreven palen en van 40 meter lengte met 30 palen, plus de nodige stutpalen. Ook is een in de klei bewaard gebleven tenen fuik gevonden. Men denkt, dat een der grote visweren een grote bun als vangkist had. Deze visweren stonden in een vroegere kreek en zijn in gebruik geweest omstreeks 2100-1900 vC.  

En dat zie je allemaal in gedachten voor je in het ‘Nationaal beek- en esdorpenlandschap Drentsche Aa’, als je op het ‘Aolstalbat’ op het Gasterensche Diep staat. Een 'klein bruggie' met een aparte naam. 

Jan Tuttel 12/6/20023

 

 

 

 


Copyright 1995 - 2008 Han Tuttel. All rights reserved.
This material may not be published, broadcast, rewritten or redistributed in any form, including digital,
without the prior consent and written agreement by the author.