natuur en landschap
     

 

‘Mijn water’ is niet gewoon maar water. Ik heb wat met water vanuit verschillende invalshoeken. Een hele belangrijke is het ‘water te velde’, wat het gehele complex van slootjes, beken, vennetjes, veentjes en moerassen omvat. Van jongs af aan was het donderjagen en struinen bij beken, slootjes en vennetjes een veeleisende tijdsbesteding. Je moest gewoon alles bekijken en uitproberen. Het was spannende natuur, die vanzelf tot natuurstudie leidde.

Vóór de waterschappen het water hun macht konden opleggen (vlak na de oorlog in de jaren veertig-vijftig), had in je Oost-Nederland vaak grote overstromingen van de beken. Dat was een geweldig verschijnsel: de beken onvindbaar geworden in uitgestrekte velden vol water. Je probeerde dan over een brugje te lopen, die ook overstroomd was. Alleen jij en de brugleuning staken boven water uit. Spannend, maar gevaarlijk. Je voelde de woeste kracht van het water, waar je vanzelf ontzag voor kreeg. Verzuipen was weer niet de bedoeling.

Bergbeken hebben nu mijn grote voorkeur, bijvoorbeeld in de Eifel. Samen met kinderen en kleinkinderen in die beken klooien, maar ook het nest van de waterspreeuw proberen te ontdekken - prachtig!

Ander water waar ik wat mee heb is ‘technisch’ van karakter. Watermolens die op waterkracht draaien, van 'oud' met onderslagraderen tot 'modern' met waterturbines, genieten (internationaal) mijn intense belangstelling, Techniek en gebruik van natuurkrachten van  ruim tweeduizend jaar oud - en het werkt tegenwoordig nog net zo goed! Ik bezoek ze, bestudeer ze en schrijf erover en hou er lezingen over. In Drenthe moet eigenlijk weer een watermolen op een van de beken aan het werk komen! ’t Liefst op een van de Drentse Aa-beken.

Een ander boeiend aspect is het gebruik van water in de techniek. Je kunt met een geconcentreerde waterstraal door staal snijden, bijvoorbeeld. De meeste fabricageprocessen kunnen niet zonder water. Je kijkt je ogen uit, zo veel toepassingen!. Toen ik vroeger in een grote ijzergieterij werkte, leerde ik dat gewoon water twee bijzondere aspecten had: levensgevaarlijk en levensreddend. Levensgevaarlijk als bij een gieting bleek dat er vocht in de gietvorm was achtergebleven. Het meer dan duizend graden hete vloeibare ijzer werd dan door de kleine stoomexplosie overal rondgeslingerd. Zo’n plotselinge vulkaanuitbarsting onder je neus leidt tot ongelukken en verbrandingen. Mijn puberbaardje, snorretje en wenkbrauwen zijn zo al eens enkele keren afgebrand en weggeschroeid en soms vatte je overall ook vlam . Dan was er levensreddend water in grote bakken in de buurt, waar je snel helemaal in sprong (je wilde dan ook wel).

Ik hèb dus wat met water, buiten in de natuur en binnen bij technische processen. Al dat water ken ik ook van 'top tot teen' leren kennen. Maar 't blijft een natte bedoening!

Jan Tuttel

(september 2000, bewerkte  tekst van 'forumlid  ,eerder verschenen in informatieblad voor de Waterdag 2000 te Vledder, georganiseerd door het IVN-Westerveld -Dr.)

 


Copyright 1995 - 2008 Han Tuttel. All rights reserved.
This material may not be published, broadcast, rewritten or redistributed in any form, including digital,
without the prior consent and written agreement by the author.