natuur en landschap
       

Honderd jaar natuurstudie, toe maar...

 

Honderd jaar natuurlijke historie beoefenen, recentelijk omgebatterijd tot veldbiologie bedrijven - het is niet niks. Nu zegt zo'n 100jarig jubileum van een KNNV-afdeling Groningen alles en niks tegelijk. De organisatie van vrijwilligers heeft het honderd jaar volgehouden en dàt is een prestatie. Die eeuw omvat een zware crisisperiode met een hoop ellende en twee wereldoorlogen met weer een hoop ellende. Vervolgens werd de natuur nog rapper ondergeploegd of doodgespoten dan voorheen, zodat we nu een stel Rode Lijsten hebben van bedreigde soorten planten en dieren. Dat geeft vastigheid.

Honderd jaar natuurlijke historie beoefenen zegt veel mensen niets. 'Waarvoor is het?' zou de geijkte vraag kunnen zijn - net als bij collectes aan de deur. De kern van de zaak is die natuurstudie, of welke naam het ook dragen mag. Ergens zit daar een drijfveer verborgen, die de tent aan het draaien houdt. Er zit een stimulans in, die toch zorgt voor een voortdurende belangstelling en inspanning. In Nederland zijn er dan maar drie mogelijkheden:

·         het is religieus en dan móet het

·         het is illegaal en dan gebeurt het zolang er profijt aan zit, of:

·         het is gewoon leuk en spannend en dan dóe je het.

Ik kies voor het laatste, met bijna een halve eeuw struinervaring.

Het veld intrekken om de natuur te bestuderen was ooit voorbehouden aan eigenaardige en vooral eigenwijze wetenschappers, op buit beluste kruidendokters en wereldvreemde hobbyisten als Prikkebeen, 'verzamelaar van kapellen' of lieden met botaniseertrommels. Heimans & Thijsse c.s. haalden het uit de rariteitenhoek en maakten natuurstudie en het buitenleven populair (natuursport). Bert Garthof en Fop. I. Brouwer waren later bekende voortrekkers. Thans is natuurbeleving een 'hot item'. Er zijn kijkers, telescopen, vlinder- en hybinetjes, loepjes, binoculairs, thermokleding, natuurboekerij en overige attributen te kust en te keur. Het stikt van de natuurarrangementen. De grote natuurorganisaties hebben het in de aanbieding, samen met, of gevolgd door de recreatieondernemers. Daarmee zijn we terug bij 't begin, want de eerste ANWB- en VVV-gidsjes van vorige eeuw prezen al rijkelijk het natuurschoon aan.

KNNV-ers (en later ook NJN-ers) zijn altijd rare snuiters gebleven. Ze doorstaan ontberingen in het wild, die verder gaan dan de gebruikelijke natuurbeleving van de toerist. Ze willen iets zien of ontdekken, waar ze hun zinnen op gezet hebben. Hun uitrusting blijft enigszins afwijkend van wat 'normaal' gevonden wordt. Toen ik als NJN-er 's zondags met laarzen aan wegfietste om op excursie te gaan, riepen de keurig aangeklede buurkinderen 'Hee, strontboer'. Dat zul je niet meer horen; strontboeren zijn mestboekhouders geworden. Maar let eens op ons 'uniform': parka, knickerbocker, bergschoenen of laarzen aan, kijker of opschrijfboekje in de knuist. De 'echten' onder ons dragen een weitas met boekerij en proviand, inclusief thermoskan hete koffie. Het NJN-fluitje is een 'mailtje' geworden. De fiets werd een auto. We kunnen weer honderd jaar vooruit.

Jan Tuttel

verschenen in de jubileumserie van 'de Padloper' van KNNV-Groningen 1901-2001, jaargang 15, nummer 1

 


Copyright 1995 - 2008 Han Tuttel. All rights reserved.
This material may not be published, broadcast, rewritten or redistributed in any form, including digital,
without the prior consent and written agreement by the author.