Goeiemiddag
luisteraars, en welkom bij het
maandelijkse informatieve
programma
bij Radio LOEP: 'Van
Dingen & Deuntjes'. Het is
al een dag of wat bloedwarm en
drukkend weer, dus een fris en
sappig onderwerp komt nu goed
van pas. Het komende uur gaan
we het hebben over OOFT
(fruit dus), de
fruitteelt en de
hoogstamboomgaarden. Het
laatste deel van dit programma
komen we nog even terecht bij
de citrusvruchten. Niet alleen
vanwege een mooi verhaal; we
hebben ook een prachtig
muzieknummer van de Ier Paddy
Reilly over de perzik- en
sinaasappelplukkers in
Amerika.
We beginnen
dichtbij en de aankondiging
had dus ook kunnen luiden:
Dames en Heren, appels en
peren- net zoals kinderen
beginnen. Want fruit zit zo
dichtbij de mensen, dat
iedereen weet waarover het
gaat. Appels en peren,
pruimen, kersen, walnoten -
alles wat hier aan bomen
groeit en wat eetbare vruchten
oplevert. Bij nader inzien heb
ik het kleinfruit, zoals
bessen, frambozen en aardbeien
buiten beschouwing gelaten.
Met dit weer rijpt het snel,
en je moet het eigenlijk
meteen vèrs eten. En voor
niet-ingewijden zou ik dan het
volgende gesprekje moeten gaan
uitleggen. U weet wel, van dat
jonkie dat zijn vader in de
tuin helpt. Hij ziet een
bessenstruik en vraagt:
"Va, wat bint dat veur
bezen?". " Dat bint
zwattte bezen, jong".
"Maar ze bint rood
ja", zegt het jonkie.
"Dat klopt", zegt
va, "dat kump omdat ze
nog greun bint". Nouja, u
snapt het wel. Vertalen hoeft
ook niet.
Ooft dus,
fruit van ooftbomen. Het oude
Nederlandse woord 'ooft' voor
boomfruit zou van oorsprong
iets te maken kunnen hebben
met het begrip 'opeten'. Zeker
is het niet. Het zou wel de
kern van de zaak aangeven,
want alle fruit is bedoeld
voor consumptie. Het is
gezond, want het bevat
vitamines, vooral vitamine C
en nog een stel nuttige
voedingsstoffen. En het smaakt
ook nog lekker. Er is
bovendien keus zat, vroeger
nog meer dan nu en dat heeft
te maken met de veranderingen
in de fruitteelt. Veel oude
soorten appels, peren en
pruimen hebben het loodje
gelegd. Nieuwe soorten fruit,
beter houdbaar, gaver van
uiterlijk en makkelijker te
kweken, te bewaren en te
vervoeren hebben de markt
overgenomen. Veel
productieboomgaarden zijn een
halve eeuw geleden bij
hectares tegelijk gerooid. De
eigen fruitbomen 'bij huis'
zijn steeds minder geworden,
waarbij de klassieke rassen
ineens op het punt van
uitsterven raakten.
Dat leidde
weer tot initiatieven om de
hoogstamvruchtbomen weer een
kans te gunnen. Zo kwamen er
cursussen om de eigen
hoogstambomen weer te kunnen
onderhouden. Ook zijn er weer
nieuwe boomgaarden aangelegd,
waarbij vooral de oude rassen
weer gekweekt worden. Over
beide zaken hoort u straks een
gesprek met Pieter Posthumus
van de Stichting
Landschapsbeheer Drenthe. Dat
interview is opgenomen in de
vrij nieuwe boomgaard aan de
Veenweg in Eelde, de 'Bongerd
Groote Veen' , waar de familie
Koops intussen een collectie
van ruim 70 soorten fruit
heeft aangeplant. (Kijk even
op internet: www.bongerdgrooteveen.nl)
Verder is
er een interview met Jille
Eilander van de IVN-afdeling
Eelde/Paterswolde. Deze
natuurvereniging heeft samen
met historische vereniging 'Ol
Eel' en de Noordelijke
Pomologische Vereniging
een jaar of 7, 8
geleden geïnventariseerd wat
er nog aan oude
hoogstamooftbomen in de
vroegere gemeente Eelde stond.
Om het hoofd koel te houden bij
dit weer, kruipen we eerst in
de schaduw van zo'n
hoogstamappelboom: Het Deep
River Quartet met 'In The
Shade Of An Old Apple Tree'.
'In the shade of
an old apple tree', door het
Deep River Quartet. We
zitten lekker in de schaduw en
mijmeren verder over fruit,
als dagelijkse kost in e
voeding en in de taal. De
Engelsen zeggen 'An apple a
day, keeps the doctor away' en
in Nederland hield men het op
'eet elke dag een appel'. Als
je ziek bent krijg je een
fruitmand, want daar wordt je
beter van. Ik heb het idee dat
dit gebruik wat op z'n retour
is, nu allerhande fruit het
hele jaar door in de winkel
ligt. En fruit en groente zijn
in Nederland gewoon goedkoop,
vraag maar aan de
vakantiegangers 'van elders'.
Die fruitmand is zo'n
begrip geworden, dat een
landelijke omroep haar zieken-
en groetenprogramma ooit de
'Muzikale Fruitmand' doopte.
Vroeger had
elk gezin met een eigen erf,
wel wat ooftbomen bij huis. De
Drentse kroniekschrijver Harm
Tiesing beschreef het in 1918
als volgt: "Er staan een
zevental appelbomen, die zoete
en zure, losse en
meer duurzame appelen
leveren, er staat een grote
pereboom en verder van huis af
een niet zo hoge, maar in de
omvang zijner kruin, zeer
grote noteboom. Op de verkoop
van ooft heeft men zich niet
toegelegd, doch men was in
vroegere tijd zeer kwistig in
het uitdelen ervan Ook vinden
wij op het erf pruimebomen.
Omdat deze vruchtbomen hier
goed groeien, worden ze op
bijna alle erven gevonden. Als
er geen appel- of perebomen
zijn, vindt men altijd wel
enkele pruimebomen".
Er zijn allerhande recepten voor
het gevarieerd verwerken van
diverse soorten fruit. Kijk
maar in 'Proemenkreuze', het
Drents kookboek van J.C.
Wessels-Nijenhuis (uitg. 1969)
of bij Aaltje Hiddingh's boek
'Recepten in het Drents (uitg.
1982).
Omdat
ooft zo 'eigen' was, zie je
dat terug in de taal.
Het neusje
van de zalm heette 'het
neussien van de appel', een
'appelboks' was zo'n
plofbroek, zo'n plus four, die
goed van pas kwam bij het
appels gappen, en als je vond
dat iemand je wat wijs maakte
zei je: 'Jao, appelkoukjes
zeker!'. Fràtsen. Een gezonde
toet heeft 'een kleur als een
appel' en omdat appels zo
algemeen waren ontstond de
uitdrukking "Dat doe'k
niet veur 'n appel, 'n scheet
en twei knikkers'. Ook peren
werden benoemd. In Hoogeveen
zeiden ze van een gek, raar
meisje 'Wat 'n doare, een
gekke pare'. In Meppel
gebruikte men de kreet 'Ja,
oet de tied van de leren
sliepsteen en de stiene
parebomen' als iemand
doorzeurde 'over vroeger'. Pitten moest je niet inslikken werd kinderen geleerd, want
'Aj een kassepitte deursloekt,
gruit je de kassenbomen oet de
oren'. Algemeen was bekend dat
'vrouwluu gek bint op
karsenbrandewien'. Pruimen
eten is een vak apart: 'Ie
wordt loslievig aj proemen
eet'. Als het belangrijkste
van iets achter de rug was,
heette dat in Groningen 'De
dikste proemen bint al schud'.
En over consequenties
gesproken: 'Aj proemen hebben,
hej ok pitten'. En wie 'in de
proemen zit' heeft wel enige,
niet al te grote,
moeilijkheden op te lossen.
Het meisje met een preuts, wat
samengetrokken bekkie heeft
een 'proemensnoetje' ; het
lijkt wat op een gedroogde
pruim.
Nou, een
vitaminerijk taaltje of niet?
Die appel is zo gewoon dat de
naam van abrikozen vroeger wel
werd verbasterd tot
'appelkozen'. Maar… weet u
wat de grootste appel ter
wereld is? 'The Big Apple'
zogezegd? Het is de bijnaam
van New York en dat klinkt zo:
'New York, New York' door
de TV Anstaltband
Zo klinkt die hele grote appel.:
The Big Apple, de bijnaam voor
New York. Naar verluidt, kreeg
de stad die erenaam vanwege de
Nederlanders bij
Nieuw-Amsterdam (de voorloper
van New York), die omstreeks
1620 uit pitjes de eerste
appelbomen in Amerika kweekten
en daarmee de basis legden
voor grote appelboomgaarden in
Noord-Amerika.
Alle
voorouders van gekweekte
fruitsoorten komen uit het
wild. Daar ligt de oerbron.
Bij opgravingen bij
paalwoningen in Italië,
Zwitserland en Oostenrijk
zijn verkoolde resten
van gedroogde appeltjes
gevonden. Die waren ca. 6000
jaar oud. In Griekenland kende
men duizenden jaren voor het
jaar nul reeds fruittuinen. De
appels zijn toen ook in de
literatuur terechtgekomen.
Nouja, u weet dat Adam en Eva
ook enige conversatie omtrent
een appel voerden. Het
resultaat kent u - en het
vijgenblad raakte acuut in de
mode.
De teelt
van ooft in Europa is
natuurlijk ook 'een keer,
ergens' tot ontwikkeling
gekomen. In West- en Midden
Europa is de fruitkwekerij
gegroeid dankzij de opkomst
van het Romeinse Rijk. Toen
dat rijk in elkaar stortte,
bleven de boomgaarden bij
kloosters en buitenplaatsen
bestaan. Uiteraard was de
fruitoogst voor eigen gebruik
bestemd.
De eerste
vermeldingen van fruitteelt in
Nederland dateren uit de 8ste
eeuw. Pas toen de steden
opkwamen en er meer volk van
voedsel moest worden voorzien,
kwam er een handel in fruit
'van het platteland' op gang.
Toen nog een prijzige
aangelegenheid. Zo had Goes in
de middeleeuwen een eigen
Appelmarkt
en kende Zierikzee al
reglementen voor de aanvoer en
handel in fruit. De stad hield
toezicht op goede maat en
kwaliteit, eigenlijk al een
voorloper van de latere
keuringen bij de
fruitveilingen.
Tot het
einde van 19de eeuw
was de fruitteelt een
onderdeel van het gewone
landbouwbedrijf. In de
hoogstamboomgaarden liep vee,
of er was een onderbegroeiing
met ander gewassen (vooral in
Zeeland, waar 33% van 't
boomgaardareaal in 1912 een
onderteelt van bessenstruiken
had). Geleidelijk aan groeide
de afzet van vers fruit, ook
voor de export. Groot
Brittannië is lang een goede
afzetmarkt geweest. Betuwse
kersen werden in manden van
geschilde twijghout in
aanzienlijke mate naar Londen
verscheept. Zuid-Limburgs
fruit werd via de haven van
Antwerpen verzonden. Begin
vorige eeuw waren vele
duizenden hectaren in gebruik
voor de vollegronds-ooftteelt.
In 1915 in Zuid-Limburg 7000
ha en 6.146 ha in 't
Gelderse
Rivierengebied, veelal
gemengde beplantingen.
Kersenbomen, die sneller
vrucht voortbrengen, werden na
25-30 jaar gerooid als ze een
belemmering vormden voor
andere bomen. Appels of peren
werden pas na 20 jaar
rendabel.
Er kwamen
fruitteeltcentra, waarbij
fruitkwekerijen zich toelegden
op verbeteringen van
hoogstamteelt en de teelt van
leifruit. Men experimenteerde
met nieuwe rassen en met
lagere bomen. De industriële
verwerking van fruit stelde
weer zijn eigen eisen aan de
producten. Na de Tweede
Wereldoorlog kwamen
bestrijdingsmiddelen in
gebruik (zoals DDT), waardoor
de gemengde teelt verdween en
de specialisatie van de
fruitteelt inzette. In 1945
telde Nederland 48.957 ha
ooftteelt. Daarna kwamen de
Europese rooipremies en ging
het hard achteruit.
Tussen 1968- 1973
verdween 19.000 ha, waarvan
7000 ha hoogstamboomgaarden.
Wat overblijft aan fruitteelt
is vooral laagstamteelt,
waarbij men machinaal kan
oogsten. Het assortiment is
ingekrompen, waarbij veel
smaak en kleur verloren is
gegaan. Tegenwoordig wil men
liever weer onbespoten fruit,
dat smaakt en waar je wat méér
mee kunt doen.
Daarvoor is nodig dat je weer
oude rassen in
hoogstamboomgaarden hebt en
dat je bestaande
hoogstamooftbomen goed
onderhoudt. We praten daarover
met Pieter Posthumus, in een
nieuwe Eelder
hoogstamboomgaard!
Daarna draaien we Glenn
Miller met een
appelboomverhaal.
Na Pieter
Posthumus van de St.
Landschapsbeheer Drenthe, die
het had over aanleg van
hoogstamboomgaarden en het
onderhoud van bestaande
hoogstamooftbomen, met
zomersnoei en wintersnoei en
het werk van de
Hoogstam-brigade, hoorden we
van Glenn Miller dat we niet
onder de appelboom mochten
zitten. Je mag ook nooit wat,
ja met je pet er naar gooien -
om te zien of de snoei goed
gelukt is. U belt maandag
Pieter maar op telefoonnummer
in Assen 0592- 333748 of
stuurt een mailtje naar p.posthumus@landschapsbeheer.com.
Aan oude
fruitrassen zitten
eigenaardige geschiedenissen,
wat uit een naam kan blijken.
Zo heeft de pruim Reine Claude
te maken met een Franse
koningin Claude. Op haar 15de
werd ze uitgehuwelijkt aan de
man die in 1515 de troon zou
bestijgen als Koning Frans I.
Veel invloed had ze niet, maar
ze schonk de koning in 10 jaar
7 kinderen. (Je moet ook wat
doen voor de kost). De goede
en aardige koningin Claude,
door de bevolking 'la bonne
reine' genoemd,
bemoeide zich met het
beheer van wat koninklijke
goederen, vooral in het gebied
rond Blois - een centrum van
pruimenteelt. De tuinlieden
noemden een sappige en zoete
groengele pruim naar de
geliefde vorstin, la Reine
Claude. De koning zelf
bekommerde zich om kunsten,
wetenschappen en vrouwen,
behalve zijn eigen. Koningin
Claude stierf op 25-jarige
leeftijd, maar het volk
herinnerde zich haar goedheid
en hield de pruimennaam in
ere. In 1628 werd het ras
officieel beschreven als
'prune de la reine Claude',
wat in 1690 veranderd werd in
de huidige naam reine-claude
en onder die naam werd het
pruimenras in heel Europa
bekend, aldus het
Eponiemenwoordenboek van Ewoud
Sanders.
De
appelnaam Zijdenhemdje (bekend
sinds 1717) zou van het
Engelse Sydenham komen. Maar
welke? Er zijn 7 plaatsen die
zo heten. Niemand heeft het
ware verhaal kunnen
achterhalen, maar de
verbasterde naam Zijdenhemdje
is als appelras in gebruik
gebleven. In de Eelder Bongerd
Groote Veen staat hij ook.
Naambordje staat er bij.
Granny
Smith is inderdaad naar een
grootmoeder genoemd, naar de
Australische Maria Ann Smith
die appels kweekte.
Grootmoeder- 'granny' - Smith
is in 1870 overleden. Haar
naam leeft voort. Er zijn
prachtige namen van oude
fruitrassen; soms proeft de
naam net zo lekker als de
vrucht zelf. Want hoe moet de
peer 'Köstliche von Charneu'
wel niet smaken en wat dacht u
van de appel 'Kaiser Wilhelm'?
Beetje stroef misschien? Goed,
dan houden we het op ons
Sterappeltje en de
Notarisappel. Ook lekker.
We gaan op zoek naar de oude
rassen. Jille Eilander was bij
zo'n inventarisatie betrokken.
Na het
gesprek met Jille Eilander
over de inventarisatie van
oude hoogstamfruitbomen in
Eelde in 1993-1994 schakelden
we muzikaal direct over op
andere frisse vruchten, met de
Lemon Tree door Trini Lopez.
Niet toevallig natuurlijk,
want de consumptie van ons
eigen fruit is teruggelopen
doordat we meer exotisch fruit
gingen knagen. De kiwi is nu
net zo gewoon als de
goudreinet, de ananas is
minstens zo geliefd als de
Elstar-appel. Bepaalde
vruchten uit den vreemde
kennen we al heel lang.
Hoewel, volgens het Drents
Dialectwoordenboek hebben ze
in Sleen pas omstreeks 1920
voor het eerste bananen gezien
bij de groenteboer.
Sommige
woorden zeggen al waar de
vruchten vandaan komen. De
perzik bijvoorbeeld, is naar
Perzië genoemd, vanuit een
botanische naam. In de 1ste
eeuw kwam de perzikboom naar
Italië (daar heb je dat
Romeinse Rijk weer), waar ze
hem 'Perzische appel' noemden.
'Persicum malum' en
daarvandaan is het 'perzik'
geworden. Op zich komt dat
verschijnsel vaker voor: iets
nieuws een naam geven van iets
bekends. Zo is de aard-appel
ook aan zijn naam gekomen en
de aard-peer.
De
sinaasappel , de appelsien in
Drenthe, is genoemd naar China
- maar ook weer vanuit het
Frans ergens in de 17de
eeuw. Er zit een heel verhaal
achter hoe de (toen nog
bittere) sinaasappel door
Arabieren in de 9e
eeuw uit Azië gehaald is.
Tegen de 12de eeuw
kweekte men de vrucht onder
andere in Afrika, Spanje en
Palestina. De kruisvaarders
namen hem me naar huis en zo
kwam de sinaasappel als luxe
vrucht naar Europa. Kastelen
kweekten ze, met andere
exotische planten,
in Oranjerieën. De
zuidvrucht werd ook 'orange'
genoemd naar zijn kleur, óf
naar de handelsplaats Orange.
Hij heette ook oranje-appel in
Nederland, maar appelsien was
in de 18de eeuw als
volksnaam al bekend.
Citrusvruchten zijn bijzondere
vruchten. Daar kom je achter
als een kenner je meeneemt
naar een citrusboomgaard bij
zijn planterslandgoed in
Californië. Dan mag je 's
avonds om elf uur in een
zwoelwarme nacht het verschil
proeven tussen een
zoetzuurfrisse lemon en een
zuurdere citroen- waarbij de
citroen zó van de boom,
minder zuur is dan de citroen
hier van de markt. Het meest
opmerkelijke vond ik de
citroenboom zelf. Die geurt zó
verschrikkelijk zoet, dat hou
je niet voor mogelijk. Net als
de rijke bloei, wel tien keer
per jaar!
En… we waren er in
het pikdonker, de geuren deden
het werk, dan de (letterlijke)
proef op de som en daarna ging
de zakpit aan om te zien wat
je proefde. Ik zag en proefde
ook een kruising tussen een
mandarijn en een grapefruit en
nog wat van die experimenten,
waarbij beide vruchten aan
één boom groeiden. Nouja,
verse vijgen zijn ook iets
anders dan de gedroogde
vruchten bij ons. De
nachtelijke rondleiding door
de citrusboomgaard vol nieuwe
geuren en smaken, wil ik graag
nog een keer doen. Daarom zeg ik, mèt
de Charleston City
All-Stars: 'California, Here I
Come'.
We zitten
nog in het warme klimaat, met
'California, Here I Come' door
de Charleston City All-Stars,
want bij ons bezoek in
november -jaren geleden- was
het schitterend weer. Ze
hebben daar niet anders, zodat
de citrusvruchtenteelt daar
grote oppervlakten in gebruik
heeft. Uren rijden langs
plantages met citroenen,
mandarijnen en andere
zuidvruchten. Mijlenlange
betonnen watergoten voor de
irrigatie en overal
windmolentjes en kacheltjes om
de koude nachten in het dal te
bestrijden Nachtvorst is
dodelijk voor een
citrusvruchtenplantage.
Het plukken
gaat vooral machinaal, net als
bij de huidige fruitteelt in
Europa, bij de wijnbouw en
andere lage teelten. Zelfs bij
handelsgewassen als hop, die
altijd op staken of aan hoge
draden vastgebonden werd,
komen nu lage rassen in zwang.
Machinaal oogsten is een must,
want plukken, of oogsten zo u
wilt, is een piekarbeid die in
korte tijd moet plaatsvinden.
Op het
platteland werden vroeger
vrouwen en kinderen en een
hele zwik losse arbeiders
ingezet. Studenten gingen in
Zuid-Europa druivenplukken.
Schoolkinderen hielpen hier
mee - u kent de kreet
'eerappelvakantie' voor de
herfstvakantie in het Noorden
nog wel.
Het vinden van 'los' werkvolk
voor de arbeidsintensieve
piekarbeid is steeds meer een
probleem geworden. Overal ter
wereld en zeker waar de mensen
een andere keus hebben.
De
oplossing gaat twee kanten op:
1-
zoveel mogelijk
machinaal doen, waarbij nieuwe
laagstammige fruitrassen (die
ook tegen een stootje kunnen)
en geschikte machines moeten
worden ontwikkeld,
2-
toch proberen werkvolk
te ronselen, waarbij steeds
vaker gastarbeiders of
illegale werkkrachten worden
ingezet. U kent de
probleemverhalen over illegale
arbeiders bij de bollenkwekers
en aspergetelers e.d. ook nog
wel…
In
Californië zagen we hele
colonnes auto's met personeel
rijden, gevolgd door een
vrachtwagen met een batterij
pleetjes.
Soms gaat het daar ook om
illegaal personeel dat benut
wordt bij de pluk, waarna ze
afgedankt worden. En het land
weer worden uitgezet. Het
volgende muzieknummer gaat
daarover, hoe na de perzikpluk
en nadat de sinaasappels in de
kisten zitten, het werkvolk
weggestuurd wordt. Ze worden
op het vliegtuig naar de
Mexicaanse grens gezet. Als
het neerstort, heeft men het
slechts over naamloze
'deportees', volk dat
weggestuurd was. Luistert u
naar Paddy Reilly met
'Deportees'.
Een mooi
nummer over verfoeilijke
praktijken, Deportees door
Paddy Reilly, een beroemde
Ierse zanger.
Intussen
raken we aan het eind van de
uitzending over ooft,
fruitteelt, boomgaarden en
citrusvruchten. We hadden nog
wat vruchtensappen,
vruchtenwijnen en dito
likeuren bij de kop kunnen
pakken. Achja, toch wat
verfrissing op deze hete dag.
Appeldrankjes dan maar: u kent
de Franse cider en de
calvados, maar in Engeland
kennen ze Apple Brandy, die in
Amerika weer Apple Jack heet.
Wilt u echt lekker frisse
appelsap, vraag hiernaast over
de grens dan naar
Apfelschorle. In Duitsland
mixen ze appelsap met
origineel mineraalwater en dat
lest dorst geweldig. Een ander
verhaal van de peren- en
appelstroopkokerijen en
jamfabrieken houdt u maar
tegoed.
Ik heb nog
net tijd voor appelbomen als
grafmonument
Ene
welvarende heer Philip
Bousquet uit Amsterdam wilde
begraven worden in een der
Vrije Koloniën van
Weldadigheid in Drenthe. Op 5
februari 1829 werd hij
begraven in Wilhelminaoord en
op zijn graf kwam geen steen,
maar "twee goedgroeijende
vruchtbomen".
Het werden
appelbomen, waarvan volgens
het testament "de
vruchten jaarlijks in het
openbaar aan de meestbiedende
moesten worden verkocht, om te
bewijzen dat ook een
begraafplaats der lijken
gezond voedsel voor de
levenden, of tenminste goed
hout voortbrengen kan en dat
het dus zonde is de
begraafplaatsen niet zoveel
mogelijk nuttig voor de
gemeenschap te
gebruiken".
Bousquet was fanatiek econoom.
Tot 1899 hebben de beide
vruchtbomen gebloeid en vrucht
gedragen, zoals de overledene
dat eerder smakelijk
beschreven had.
Echt een
mooi einde van deze uitzending
over ooft, fruitteelt vroeger
en nu, en citrusvruchten
Samenstelling,
teksten en presentatie van dit
programma 'Van Dingen &
Deuntjes' deed Jan Tuttel en
de techniek deed Thijsjan
Hoving. Bij de muziekkeuze
hielpen Han. R. Tuttel, Henri
Kremer en Bart Nijstad.
Dit
themaprogramma is er volgende
maand weer, zondag 23 sept.
2001 van 12.00-13.00uur
'live'. Bedankt voor het
luisteren, intussen ook nog
naar de Pine Appel Rag,
door Joshua Rifkins
Tot
volgende keer!
|