Goeiemorgen,
de laatste zondag van de maand
en tegelijk eerste
pinksterdag. Deftig geregeld.
Maar ons informatief programma
gaat gewoon door. Eigenlijk
net als het onderwerp van deze
maand: Stromen en loopjes,
rivieren en diepjes. Dat
stroomt ook 'aajt vedan'. Al
dat water in grote en kleine
stromen doet wat het altijd
gedaan heeft: water naar de
zee dragen.
Grote
wereldrivieren spelen een
voorname rol in de politieke
geschiedenis, bij de
ontdekking van vreemde oorden,
als transportroute natuurlijk
en ook als brenger van
vruchtbaarheid.
Rivieren brengen water, maar
hoe! Er zijn wereldwijd 200
rivierstelsels die over
internationale grenzen stromen
en er zijn 13 rivieren en
meren die door 96 landen
worden gebruikt. Men rekent de
vrije toegang tot
watervoorraden tegenwoordig
als belangrijkste politiek
probleem. Grote rivieren maken
ook deel uit van de culturele
erfenis van vele volken, wat
je weer terugvindt in
verhalen, sagen en legenden èn
in de muziek.
En
die kleine riviertjes en
beekjes dan? In Drenthe hebben
we niet anders dan die kleine
stroompjes. We noemen ze hier
niet eens beek, maar loopje of
diepje. Of ze hebben een naam
als Aa, Hunze of Reest. Maar
beekje zeggen? Niet in
Drenthe...
De
beekdalen van loopjes en
diepjes in Noord-Drenthe zijn
befaamd om hun wijdse karakter
en hun natuur- en
landschapswaarden.We kennen
nog vrij gave beekdalstelsels,
van bronnen tot uitmonding.
Zelfs de stad Groningen eert
de Drentse Aa met zijn kaden
Hoge der Aa en Lage der Aa.
Goed,
vandaag dus de grote en de
kleine stromen door de radio.
Als eerste de grote rivieren,
het wereldnieuws zeg maar. De
machtige stromen met
riviergoden, of zelfs heilige
rivieren. Grensrivieren waar
hevige conflicten
plaatsvinden. Rivieren als
watervoorraad. En natuurlijk
de grote rivieren die als
waterwegen door hele
werelddelen voeren.
Oja, en een grote rivier die
onderweg water kwijtraakt aan
een andere rivier,
ondergronds.
Vervolgens
gaan we kleiner stromen, maar
één ding blijft dan
hetzelfde. De namen van grote
en kleine wateren blijken
eigenaardige trekjes te
vertonen. In heel Europa
liggen er riviernamen van
gelijke structuur.
Waternamen zijn kort en
krachtig: Rijn, Rhône, Reest
- Donau, Don en Dnepr -Dinkel,
Diemel, Dommel - Main, Maas,
Moezel. Vaak is de
oerbetekenis nog niet
verklaard. Interessant is het
wel. We bekijken straks wat
van die waternamen. Ze zitten
zelfs in plaatsnamen verstopt.
Vanzelf komen we terecht bij
de beken en riviertjes bij
ons. Geen oer-Drents dorp
zonder beekje in de buurt. Wat
hadden onze voorouders op de
Hunze of het Peizerdiep te
zoeken? Wie weet welke
grensriviertjes bij de oude en
nieuwe gemeenten horen? Beken
als afvoer van water en afval
zijn bekend, maar wat gebeurt
er met de riooloverstorten?
Uit de Drentse Aa wordt al
meer dan 100 jaar drinkwater
gehaald tenslotte.
Tegenwoordig
zijn de natuurfuncties van de
beken belangrijk. Er zijn in
Drenthe verschillende
natuurontwikkelingsprojecten.
Bij de Drentse Aa zijn
vroegere weilanden onder water
gezet, ter hoogte van de
Glimmermade.
We vragen Henk Post,
districtshoofd van
Staatsbosbeheer, hiernaar èn
vragen naar de verdere plannen
met de beken in Noord-Drenthe.
Tevens vragen we aan Albert
Jan Scheper van de Drentse
Hengelsportfederatie of hij al
effect op de natuurlijke
visstand kan merken. Verder
willen we weten of de
vistrappen, zoals in het
Peizerdiep, ook werken. Wat
'doen' die dingen?
Tot
slot lopen we de beken nog
even langs. Is ergens ijzeroer
gedolven en waar stonden
vroeger watermolens? Kortom:
allemaal water 'en omstreken'
in dit uur. Ook in de muziek.
We
beginnen het volgende blokje
over de grote rivieren met de
Nijlzang, van de CD 'In die
grote stad Zaltbommel'. De
muziek is heel bekend, maar
met een ander verhaal. Deze
tekst is als studentenlied
vanaf 1946 of zo bekend.
Nu dus, op een oude melodie:
de Nijlzang.
U
hoorde de Nijl bezongen worden
door het Groot
Muziekpakhuiskoor, en nog
nooit heeft u op een
pinksterdag 'duizend bruine
roeiers quadriremen naar het
strand zien roeien'.
Het gaat om galeien, met vier
rijen roeiers boven elkaar.
Een beeld uit oeroude tijden.
Zo'n
machtige rivier als de Nijl
bepaalde toen het hele leven.
De Nijlvloed, die
vruchtbaarheid bracht, kwam
met vaste regelmaat. Het oude
Egyptische jaar bestond uit
drie perioden: de tijd van de
overstroming, de zaaitijd en
de oogsttijd. Zelfs de
stroomrichting van de Nijl
gold als ruimtelijke oriëntatie.
Men sprak van Boven, Beneden
en Rechts en Links, wat stond
voor Zuid, Noord, West en
Oost.
Waar
wateren zo machtig waren,
ontstond respect en ontzag
voor het natuurfenomeen. In de
tijden toen men meerdere goden
vereerde, waren watergoden en
hele cultussen rond bronnen,
rivieren en meren een normaal
verschijnsel.
We weten van de vroegere
Kelten dat ze per bron en per
rivier specifieke goden
hadden. Op vakantie vertelde
de predikant van de kerk in
het stadje Rhaunen in de Hunsrück
ons, dat dit huidige heiligdom
op dezelfde plek staat als een
vroeger keltisch tempeltje
voor de god van de locale
bron.
De keltische godin van de
Seine kennen we zelfs bij
naam, zij heette Sequana.
Overal
ter wereld, in diverse
religies vereerde men
riviergoden (vaak godinnen
trouwens). In de veertiende
eeuw nog, wasten vrouwen in
Keulen op de dag van de
heilige Sint Jan hun armen in
Rijnwater om dreigend onheil
voor komend jaar weg te
spoelen.
En wie rondkijkt in landen met
een sterk Rooms-Katholieke
signatuur ontdekt vaak een
Mariabeeld bij de plek waar
beken en rivieren ontspringen.
Tegenwoordig kennen we nog de
heilige rivier de Ganges in
Noord-India. Tot de rituele
handelingen van de hindoes
behoren wassingen in de
heilige rivier.
Grote
rivieren dienen ook als
natuurlijke grens.
Grensrivieren, bekend van
radio en TV zijn onder meer:
de Rio Grande tussen Mexico en
de Verenigde Staten, de Mekong
in het Verre Oosten, de
Jordaan tussen Israël en
Jordanië (met de 'bezette
linkeroever') en de Congo in
Afrika.
Een jaar of tien geleden was
er nog een grensconflict bij
de Amoer, waarbij Chinese en
Sowjetsoldaten elkaar
beschoten.
De
50plussers onder u leerden op
school nog de Corantijn en de
Marowijne als grensrivieren
van Suriname. Minder bekend
zijn de Oranjerivier tussen
Namibië en Zuid-Afrika, of
L'Urugay als grens van Uruguay
en Argentinië.
U
merkt dat rivieren hun naam
lenen aan landen, maar met
plaatsen is dat ook het geval.
Krimpen aan de IJssel is dan
geen Krimpen aan de Lek en
Frankfurt am Main is heel wat
anders dan Frankfurt an der
Oder, maar ik weet niet of in
Luxemburg Esch-sur-Sûre veel
verschilt met
Esch-sur-Alzette. (En wat zegt
ons nou Schin? Minder dan
Schin-op-Geul en dat geldt ook
voor het Engelse Stratford:
Stratford-on-Avon, daar wil de
toerist naar toe!)
Rivieren
zijn watervoorraden.
Die Jordaan is niet alleen
politieke grens, ze is de hele
watervoorraad voor die regio.
De bronnen liggen op de
sneeuwbedekte berg Hermon, bij
de Golan Hoogvlakte, en het
beheer over het Jordaanwater
is het voornaamste politieke
thema bij onderhandelingen
over de teruggave van bezette
gebieden door Israël.
Oja,
ik zou vertellen over die ene
rivier die water jat van een
andere rivier. Dat gebeurt in
Zuid-Duitsland, in de Schwäbische
Alb bij de plaats Tuttlingen.
Daar raakt de Donau in de
bovenloop water kwijt via
ondergrondse gangen aan de
Rijn.
Door kleurproeven is dat
vastgesteld. Die jonge Donau
heeft last van een z.g.
karstverschijnsel, een
'Versickerung'. De bedding
wordt ineens droog, de Donau
loopt tussen de kiezels op de
bodem als het ware leeg in de
kalkondergrond. Je gelooft je
ogen niet, maar je hoort dit
geluid ( borrelend
gootsteengeluid ).
Net
als de Rijn en de Wolga (die
zelfs via kanalen met Moskou
en de Oostzee verbonden is),
is de Donau ook een grote
waterroute. Zij is qua lengte
de tweede rivier van Europa,
maar is minder goed bevaarbaar
vanwege weinig verval met veel
ondiepten en veranderde
vaargeulen in de laatste
duizend kilometer.
Nederland wil de Donau
intensiever benutten voor de
Oostvaart, nu er meer handel
met het Oostblok komt. De
vraag is of het rendabel kan
worden. Rotterdam-Budapest is
16 dagen varen. Niet snel,
maar voor bulkvracht kan het
misschien uit.
De
langste rivier op aarde
stroomt door Noord-Amerika en
draagt een Indiaanse naam. De
Mississippi is samen met de
Missouri zowat 6,5 duizend
kilometer lang.
De rivier is bekend geworden
door de boeken van Mark Twain.
Hij beschreef ook de geweldige
houtvlotten die de rivier
afvoeren: wel 4000 vierkante
meter groot en met drie of
vier tenten erop, met een
bemanning van minstens 20
koppen.
Houtvlotten
hebben ook in Europa gevaren,
op grote en kleine rivieren
zelfs (Op de Weser is het
vlotten formeel nog
toegestaan, maar er zijn geen
vlotkapiteins meer die dat vak
nog beheersen èn een geldig
rivierbrevet hebben).
Schipperij
van vervlogen tijden, beroemd
geworden van de Mississippi.
Daar past natuurlijk het
volgende nummer bij van
Pusseycat: Mississippi.
Een
Amerikaanse wereldrivier met
een Indiaanse naam die in
dictee's thuishoort. In ons
werelddeel zijn de oeroude
waternamen eenvoudig, slechts
één of twee lettergrepen.
Meer hoeft niet.
Het
aardige aan de Europese namen
van beken en rivieren is, dat
ze vermoedelijk allemaal
familie van elkaar zijn.
Taalkundigen werken nog aan
meer bewijzen voor de theorie
dat zulke namen fossiele
resten zijn van een
taalkundige eenheid.
Die waternamen bestonden al
eer de Germaanse talen in
gebruik kwamen. Nieuwe
culturen namelijk, die een
bepaalde streek gaan bevolken,
nemen de bestaande, gesproken
namen voor belangrijke wateren
als rivieren gewoon over. Het
blijkt dat zulke nieuwkomers
geen eigen woord gingen
verzinnen voor iets wat d'r al
zo lang ligt en een heldere
naam heeft. Bestaande
waternamen bleven dus in
gebruik.
Hun herkomst moet ergens in
het midden van het tweede
millenium vóór 't begin van
de jaartelling geweest zijn.
Riviernamen van vèr voor het
jaar nul!
Daarna
kwamen Germaanse culturen tot
ontwikkeling in Noordelijk en
West-Europa, en daar bestaan
schriftelijke gegevens van.
Deze taalstructuur is bekend
en daar zijn ook waternamen
van bestudeerd.
Die
oudste, indo-germaanse, taal
is onbekend gebleven, op de
riviernamen na die door heel
Europa verspreid liggen.
Nederlanders kennen
bijvoorbeeld de IJssel, de
Noren hebben de Eisa.
In Duitsland stroomt de Aller,
in Noorwegen de Ala, in Italie
de Allia, de Als in
Oostenrijk, de Aluntia in
Litauen en als Elz (oude naam:
Alantia) bestaan zelfs twee
Duitse rivieren.
Zo gelijkluidend is het niet
altijd, maar er bestaan vaste
stamwoorden, die op stromend
water, bochtig water,
glinsterend water, ruw water,
kleur van het water en
dergelijke wijzen. De oudste
taalvormen liggen in korte
riviernamen als Elbe, Aar,
Weser, Waal, Aam of Eem, Rijn,
Beke, Lek, Saale, Aisne en
noem maar op. Het is een
boeiend verhaal, met
onontdekte geheimen.
Latere
taalinvloeden zijn beter na te
pluizen. Daar komen de z.g.
-apa-waternamen vandaan. Aan
het eind van een naam zit het
achtervoegsel -apa. Dat slijt
in het gebruik af tot -epe
(uitspraak: uhpuh) of alleen
-p. Zo'n losse -p zit nog in
de beeknaam Gulp.
De Wanepe is een oude beek en
Wanneperveen is de afgeleide
plaatsnaam. Zo zit oud
beekwater verstopt in Weesp,
Wezup, Wesepe, Epe en
Appingedam.
In
ons zendgebied kennen we
andere waternamen in
plaatsnamen. Zeegse en Zeyen
hebben iets met 'afstromen,
druppelen' te maken.
Eelde kan als Ee-lede naar een
waterloop zijn genoemd, maar
het dierenmotief 'eland' is
nog niet ongeldig verklaard.
De gehuchtnaam Winde heeft met
'wenden' te maken vanwege de
bocht in de voormalige beek,
de Winderloop die naar het
Eelderdiep liep.
Nouja,
Aa, Ee en Y betekenen gewoon
'water', net als Aam, Amer of
Eem. We kennen naast de
Drentse Aa, de Almelose Aa,
Ruiner Aa, Vledder Aa,
Steenwijker Aa en: Grenz Aa.
Die laatste is het
Schoonebekerdiep; op de brug
over deze grensbeek tussen
Nederland en Duitsland staan
beide namen vermeld.
U
merkt aan de Aa-namen, dat
beken naar de nabijgelegen
plaats zijn genoemd. Wij
kennen dat verschijnsel van de
loopjes en de diepjes. Het
Amerdiepje wordt Deurzerdiep,
Loonerdiep en Taarlose Diep.
Dat gaat samen met het
Gasterense Diepje verder als
Oudemolensche Diep,
Schipborgsche Diep en
Westerdiep - waarna het
laatste stukje van deze beek
dan Drentse Aa mag heten!
Het
Eelderdiep begint als
Eekhoornsche Loopje, dat het
Ooster- en Westerloopje
opneemt en het restant van de
Winderloop, eer alles uitkomt
in het Peizerdiep.
Maar
let op: je hoort geen beek
noemen. Ook elders in Drenthe
niet: de Westerborkerstroom
gaat via de Beilerstroom over
in de Dwingelerstroom.
Zuidelijk in Drenthe wateren
Loodiep en Drostendiep af op
de Vecht. Weer geen beek dus.
Er resten alleen eigennamen
als Vecht, Reest, Runde, Hunze
en westelijk, door Friesland
stromend de Tjonger en de
Linde.
Rivieren of watertjes - hun
namen dragen een heel verhaal
in zich. Maar van wie of
wanneer?...
Beekjes
kunnen ook de herinnering
kleuren, zoals te horen is bij
Henk Lanting in het Aomer
Diepe (muziek).
Een
Drentse beekje, een van de
begintakken van het Drentse
Aa-stelsel als nostalgische
kapstok voor van alles en nog
wat.
Ook een soort van functie voor
een beek. Zo'n beekje in het
landschap maakt indruk. Nu is
een slingerend stroompje ook
oneindig veel leuker en
natuurlijker dan zo'n
rechtgetrokken, tot sloot
gekanaliseerde beek die alleen
dient voor de waterlozing.
We
hebben het over de functies
van beken. Natuurlijk die
waterafvoer, maar dan praat je
al over de moderne landbouw,
waar rendementsverbetering
altijd als nummer een staat.
Pas kortgeleden heeft
LTO-Nederland een visie laten
horen, waarin de landbouw ook
een rol èn een
verantwoordelijkheid heeft bij
het onderhoud van het
Nederlandse landschap.
Dat heeft lang geduurd. In elk
geval zijn de laatste halve
eeuw meer beken verknoeid, dan
achteraf nodig is geweest.
Maar ja, dat wist men toen
niet.
Water afvoeren - en zo snel
mogelijk was de boodschap. Dus
moest elke kronkel uit de beek
en kwamen overal stuwen en
andere kunstwerken, zodat geen
vis meer door de hele beek kon
zwemmen. Waterafvoer blijft
een belangrijke functie, want
overstroming is nog immer een
ongewenst verschijnsel.
Behalve - behalve waar het kan
en mag. Daarover straks meer.
Beken
in Drenthe dienden voor de
scheepvaart, voorzover er
water genoeg stond vanzelf.
De monniken van het
middeleeuwse klooster te
Aduard voeren over het
Peizerdiep. Ze haalden hun
klei voor de baksteen uit de
Kop van Drenthe.
De
'Kleibos' en de boerderij
'Tichelwerk' duiden de plekken
nog aan waar de bodem die
bijzondere leem bevat. In de
16de eeuw zijn al conflicten
beschreven over het gebruik
van schipsloten die uitkwamen
op het Peizerdiep.
De
Drentse Aa is bevaarbaar
geweest tot bij Schipborg.
De Hunze heeft aardig wat
scheepvaart gekend ten tijde
van de vervening. Het was een
lucratieve handel, zodat de
stad Groningen de waterweg
door de stad liet lopen.
De Hunze kronkelde
oorspronkelijk oostelijk om
Groningen heen, verder naar
het Noorden. 'Stad' liet
omstreeks 1400 het
Schuitendiep graven, zodat de
Hunze-scheepvaart met turf in
de stad kwam. Goed voor de
handel en voor de accijnzen.
Geen wonder dat sommigen de
Stad Groningen het beste
geslaagde Drentse dorp noemen.
Dankzij de waterwegen, eerst
via de beken is ze tot
handelscentrum uitgegroeid.
De Winderloop diende om de
turf af te voeren uit het
Bunnerveen. Na de algehele
ontginning in de jaren zestig
is de hele beek weggehaald, op
een stukje na voor de
waterafvoer voor de landbouw.
Trouwens,
als beken water genoeg hadden,
moesten ze de kanalen voeden.
De Reest is als riviertje min
of meer opgeofferd aan de
gegraven Dedemsvaart.
Het Loonerdiep en het
Deurzerdiep waren ooit bestemd
om het Noord-Willemskanaal van
water te voorzien. Later is
echter het Drents gemalenplan
gerealiseerd, waardoor men
water ging oppompen van buiten
de provincie.
Sinds
1881 wordt er wel drinkwater
uit de Drentse Aa gehaald. Bij
De Punt zit een waterinlaat
van de
waterleidingmaatschappij.
Men mixte het gewonnen
grondwater en het
oppervlaktewater in de
bereiding voor kraanwater. Nu
is er een groot waterreservoir
bijgekomen, dat als buffer en
mengbekken dient.
Van de 50 miljoen kuub water
die door de Drentse Aa
stroomt, tapt de Groninger
watermaatschappij er jaarlijks
5 miljoen kuub af. Ook de
Hunze is in gebruik voor de
drinkwaterwinning.
Riviertjes,
beekje, loopjes en diepjes
gelden vaak als natuurlijke
grens.
De beek als rijksgrens zagen
we al bij het
Schoonebekerdiep, alias Grenz
Aa. De Reest vormt in het
zuiden ook de grens van
Drenthe. De Drentse Aa is nog
steeds grensrivier tussen
Drenthe en Groningen (met ook
nog een grenssteen bij de
Punter brug).
Ze is tevens gemeentegrens,
net als het Eelderdiep.
Aardig is dat het Drentse Diep
in Groningen de grens vormt
tussen twee Groninger
gemeenten. Dit riviertje is de
voortzetting van de Hunze,
nadat die in het
Zuidlaardermeer is gestroomd.
Opmerkelijk
genoeg is de Hunze nooit een
gemeentegrens geworden. Dat
heeft te maken met de
verdeling van de gronden.
Elke Drentse gemeente wilde
een stuk van het beekdal, waar
de nuttig te maken gronden
lagen als weidegrond en
veengebieden. Dus kwamen de
grenzen dwars op de beek en
niet er middenin, zoals
elders. Ieder kreeg zo zijn
deel.
Grappig is, dat na de
gemeentelijke herindeling een
nieuwe gemeente álles wil:
die heet dus ook Hunze èn Aa,
maar dat schept
verplichtingen. Zo'n gemeente
Hunze & Aa zal zich sterk
moeten maken voor de nieuwste
functie voor de beek en het
hele bekenstelsel: het
nationaal park De Drentsche
Aa.
Het gaat dan over grote
natuur- en
landschapskwaliteiten. Zonder
vervuiling - en hoe zoiets uit
de klauw kan lopen, hoort u in
een overigens prachtig lied
van Guy Carawan: Black Waters.
Een
nummer van 20 jaar geleden
toen milieuzorg nog in opbouw
was. Het lied vertelt hoe een
gaaf beekje in de vernieling
raakt.
Tegenwoordig zijn we een
aardige slag verder in de
goede richting. In plaats van
natuurvernieling is er sprake
van verbetering en zelfs van
'natuurontwikkeling'. De
natuur krijgt meer zorg en
aandacht; er komt ook geld
voor. Je ziet ook
veranderingen.
Zoiets
kunnen we zien vanaf de A28,
waar de Drentse Aa weer meer
ruimte kreeg. Ter hoogte van
de Glimmermade zijn weilanden
weer terug-gegeven aan de
beek. Ik ben daar gaan kijken
met Henk Post, districtshoofd
Drentse Aa en Hondsrug van
Staatsbosbeheer:
(intro
interview Albert Jan Scheper)
'Down by the riverside' in
Mark Town Junction door Bill's
Country Pioneers (muziek).
We zijn nog steeds bij de
riverside van de Drentse Aa in
de Kop van Drenthe.
Het is logisch dat in een
natuurlijk beekje ook een
goede visstand bestaat. Je mag
ook aannemen dat bij zo'n
maatregel als hier - het onder
water zetten van oeverland- de
gevolgen voor de waterfauna
zichtbaar worden.
Nu
is bekend dat de Drentse
Hengelsportfederatie als
'visrechthebbende', zich inzet
voor de water- en
visstandkwaliteit van de
Drentse beken. Ze heeft daar
ook een beleidsnota over
uitgebracht. Natuurlijk zit er
een eigen belang bij, maar ze
werken er hard mee aan de
verbetering van de kwaliteit
van de Drentse beken. Zij
hebben ook de nodige
deskundigheid in huis.
Voor
ons een reden om Albert Jan
Scheper, beleidsmedewerker van
de Drentse
Hengelsportfederatie, mee te
vragen naar de Drentse Aa bij
de Glimmermade.
We staan weer op het bruggetje
over de Drentse Aa. Wat vindt
hij d'r van?
---------------------------------
*** Samenvatting van
interview moet nog gemaakt
worden. Onze excuses voor het
ongemak
----------------------------------
Ja,
en zo duikt ineens de Olde
Hunze weer op, door het duo
Dampo (muziek).
Een terugblik: 'ik heb de olde
Hunze nog ekend' en datzelfde
kan de huidige generatie
straks zeggen als de
natuurwontwikkelingsplannen
voor de Hunze de komende jaren
aangepakt worden.
Niets
blijft eeuwig hetzelfde en
zeker niet bij beken en
rivieren. Nouja, op het water
naar de zee dragen, na dan.
Waar moet je d'r ook anders
mee naar toe? Water stroomt
gewoon van hoog naar laag,
overal en altijd.
Van
dat principe heeft men stevig
gebruik gemaakt, overal waar
voldoende water stroomde.
Stromend water is en wordt
benut om energie uit te halen.
U denkt nu aan 'witte
steenkool' en
waterkrachtcentrales, of aan
voormalige watervallen in
stroompijpen verpakt zoals in
Noorwegen en zo.
Maar het kan ook anders,
minder ingrijpend. Waterkracht
op kleine schaal kan benut
worden bij watermolens. Die
inrichtingen liggen 'op' een
beek en laten molenstenen
draaien of drijven een
houtzagerijtje of zo aan.
Natuurlijk, ook dat kan
uitgroeien tot een heel
industrieel complex. Niet voor
niets heet een fabriek in het
Engels een 'mill', wat
terugggaat op watermolens als
energiebron voor fabrieken uit
de tijd toen de stoommachine
nog niet was uitgevonden.
Watermolens
dateren van vóór onze
jaartelling, de Romeinen
werkten er al mee. Watermolens
bestaan minstens duizend jaar
langer dan onze windmolens.
Meestal
liggen watermolens in streken
waar de beken veel verval
hebben.
Daar is genoeg energie uit te
peuren, want een effectieve
watermolen heeft minstens
twee, drie meter
hoogteverschil nodig. Toch is
ook in Drenthe gebruikt
gemaakt van watermolentjes,
ook op de laaglandbeken.
Het betrof kleine bedrijfjes,
voornamelijk om graan te
malen. Ze draaiden af en toe,
als er voldoende water was.
Dat werd dan in stuwvijvers
opgespaard. Omdat maalrechten
en stuwrechten tot de
'heerlijke' rechten hoorden,
waren ze meestal eigendom van
een landheer of klooster. We
praten dus over een tamelijk
ver verleden.
Toch
zijn er sporen van bekend: de
Watermolendijk in Eelde is er
naar genoemd en bij Oudemolen
moet de windmolen een
voorganger hebben gehad die op
waterkracht van de Drentse Aa
draaide.
Volgens
Coert zijn er in de
Middeleeuwen watermolentjes op
de Drentse beken geweest bij
Oudemolen, Deurze, Bronneger,
Ees, Norg, Batinge bij
Dwingeloo, Ruinen, De Klencke
bij Oosterhesselen, twee zelfs
bij Coevorden en nog eentje
bij Ter Apel.
Drentse
beken notabene, als
leverancier van kleinschalige
waterkracht.
Wat zou het aardig zijn als er
ooit een werkende
reconstructie van een
watermolen kon komen op de
Drentsche Aa bij Oudemolen!
Niet dan?
Een
ander vorm van bedrijvigheid
bij de beken was de
oergraverij.
Door bepaalde processen in de
bodem, in beekdalen vooral,
zet zich een ijzerverbinding
af. Dat vormt het zogenaamde
ijzeroer, wat tot brokken of
banken aangroeit. Het is tot
in de jaren zestig gedolven en
gebruikt.
Vroeger als basis voor de
locale ijzerindustrie, met een
kern bij de beken in de
Achterhoek en in Deventer.
Denk maar aan de DRU te Ulft
of de fabriek van Nering &
Bögel, die nog tot na de
oorlog ijzerwaren
produceerden. Nadien zijn de
ijzeroer-bonken benut bij het
maken van lichtgas uit
steenkool, in de stedelijke
gasfabrieken. Drents ijzeroer
is daarvoor zelfs nog
uitgevoerd, onder andere naar
Engeland.
Bij
sommige beken kun je klontjes
van het bruine spul vinden,
zoals bij het Gasterense
Diepje, of bij het Peizerdiep
ter hoogte bij de vistrap. Het
krummelt aardig en je krijgt
er roestige vingers van.
En
met deze tip sluiten we het
thema over beken en rivieren
af. U hoort nog een beroemde
kreek uit een ander land,
Cripple Creek in countrystijl,
door Bitter Kid & His. En
ze zingen 'have a little fun'.
Eigenlijk
geldt dat ook voor het
luisteren naar dit thema in
'Van Dingen & Deuntjes',
want het is uiteindelijk
bedoeld als ontspannen,
informatief programma - elke
laatste zondag van de maand.
Ook als dat de Eerste
Pinksterdag is.
We hopen dat u met plezier
geluisterd heeft.
Van
dit programma werden de
productie, samenstelling en
presentatie gedaan door Jan
Tuttel.
Bij de muziekkeuze waren Henri
Kremer en Bart Nijstad
betrokken, terwijl Peter
Huitsingh de techniek in
handen had.
Terwijl
de laatste riviermuziek
opkomt, de Mars na Drina door
het orkest van het -toen nog-
Nationaal Joegoslavisch
Danstheater, vertel ik u het
thema van de volgende maand.
In juni, op de laatste zondag,
gaat het over 'Bruggen en
Overbruggen', waarbij ook het
pontveer en de voorden
meedoen. Tot over een maand.