Goeiemiddag allemaal. U bent terechtgekomen bij de eerste aflvering
van het programma Van Dingen
& Deuntjes in het verse
jaar, en nummer 49 in de hele
serie van dit programma.
In de vorige aflevering van december bekeken we nog hoe de Kerststal
het begin was van een hele
ontwikkeling in de kerkenbouw
- in deze aflevering sop ik
met u door de venen. Net wat u
zegt - Da's héél wat anders.
Dit uur gaat over Veen, Venen en Vervening. We hebben het over
hoogveen en laagveen, over
turfwinning, over
veenkoloniale landschappen,
over de hoogvenen als
natuurgebied en dan praten we
natuurlijk over de regeneratie
van hoogvenen. Daarover hoort
u een deskundige bij uitstek,
van Staatsbosbeheer van het
hoogveengebied bij Zwartemeer
en omstreken. Ik heb
boswachter Jans de Vries
gevraagd, wat er zo bijzonder
is aan dat soort natuur - èn
wat ze nu precies aan het doen
zijn met het laatste grote
hoogveen restant in
Zuidoost-Drenthe, het
Bargerveen. Want tot voor
kort, nog maar enkele decennia
geleden eigenlijk, was
hoogveen gewoon delfstof. Je
ontwaterde dat moerassige
zaakje en sloeg daarna aan het
ontginnen. Je groef er turf
weg en daarna batterijde je de
grond om tot landbouwgebied.
Zo zijn de Veenkoloniën in
Groningen en Drenthe als
landschap tot stand gekomen.
Je trok er zoveel mogelijk
profijt van en dat over een
periode van honderden jaren.
De Gouden Eeuw van Nederland
kon onder meer tot stand komen
dankzij die massa voordelige
brandstof in de Lage Landen.
Niet voor niets sprak men van
het 'bruine goud' of van
'Drents Californië', als het
over de turfwinning ging. Nog
een wonder dat er veen is
overgebleven. In Duitsland
graaft men nog steeds hoogveen
weg.
Tegelijkertijd probeert
de natuurbescherming
internationaal venen te
behouden als bioreservaten en
wil men ook op zogenaamd
'afgetakeld hoogveen' weer
veenvorming laten
plaatsvinden. Nederland heeft
daar aardig wat ervaring mee,
zodat de Ieren en Duitsers in
Drenthe komen kijken hoe de
jongens en meisjes van
Staatsbosbeheer het hier doen.
In ons zendgebied is ook veen gegraven. Wij hadden op de grens van
Drenthe en Groningen het
Neerwolds veen liggen. Een
grote zompige moeraszooi, waar
druk in gegraven is. Daarmee
is de basis gelegd voor de
waterplas het Paterwoldse meer
en voor de huidige
natuurgebieden het
Friescheveen en 't Elsburger
Onland. Al die waterplassen
zijn ontstaan door turfgraven.
Bij de andere meren in onze
buurt, het Zuidlaardermeer en
het Leekstermeer is dat niet
het geval. Dat zijn meren 'van
nature' en geen gegraven
plassen. Eigenlijk zou je dat
moeten horen in de naam. Een
'meer' is ook een meer
en 'plassen' zijn gegraven
wateren. Als je oude kaarten
raadpleegt klopt dat ook, want
toen heette het Paterswoldse
meer ook nog Paterswolder
plassen. Je merkt dat ook in
andere veengebieden, waar nu
de Ankeveense Plassen, de
Westeinder, de Nieuwkoopse ,
de Loosdrechtse en de
Reeuwijkse Plassen liggen.
Allemaal vergraven veen, niet
alleen hoogveen, ook laagveen.
Veen is plantaardig
Voor we het ons moeilijk gaan maken met de soorten veen, eerst even
terug naar het begin. Alle
veen is niets anders dan
voormalige plantaardige bodem.
Veen is een groeiend soort
bodem, dat opgebouwd wordt
door planten. Niets anders dan
planten, veenvormende planten,
die nadat ze afgestorven zijn,
helpen om de natte massa op te
hogen, en omhoog te laten
komen. Laagveenmodder, de
baggerprut onder uit de
plassen stinkt ook naar
rottende planten. Als je een
keer tot je nek in dat veen
hebt gezeten - en je hebt dat
overleefd - stink je een uur
in de wind. Hoogveen stinkt
minder, omdat daar een andere
manier van veenvorming
geschiedt, bijna schoon en
antiseptisch zelfs. De
veenvormende plant daarbij is
het veenmos (Sphagnum).
waarvan men wel 40 soorten
kent. Die sterft van onder af
en groeit van boven verder.
Onderin is een zuur milieu,
maar dat veenmos kan zo zuiver
zijn dat het in vroegere
oorlogen als wondverband werd
aangewend.
Goed, hoogveen ontstaat door veenmos, dat in natte tot vochtige
omstandigheden immer
doorgroeit en bulten kan
vormen. Het kan echt de hoogte
in groeien, zodat je
metersdikke lagen veen krijgt.
Het bijzondere van hoogveen
is, dat het zich ontwikkelt
onafhankelijk van het
grondwater. Er kunnen in de
veenmosbulten zelfs complete
eigen waterspiegels ontstaan.
Dat duurt al met al wel een
poosje. Een levend hoogveen
doet er zo'n duizend jaar over
om zich te ontwikkelen. De
hoogvenen in Drenthe en
omstreken zijn zo'n
8000-10.000 jaar oud. De grote
NW-Europese hoogveencomplexen
ontstonden tijdens bepaalde
klimaatperioden vanaf 13.000
jaar geleden, na de laatste
IJstijden, toen veel water
niet weg kon. Waar de
waterafvoer stagneerde konden
'vochtminnende' vegetaties
zich sterk uitbreiden. Met die
veenmosgroei kwam de
veenvorming goed op gang.
Waar zulke venen lagen, vormden ze ondoordringbare moerassen, zoals
het Bourtangermoor op de grens
Nederland en Duitsland en de
Haute Fagnes in de Ardennen.
In Ierland, Polen, Zweden,
Finland en elders liggen nog
zulke lappen. In Nederland
zijn kleine restanten
overgebleven na de verturving,
zoals het Fochteloerveen op de
grens Drenthe-Friesland, de
Engbertdijksvenen in
Noord-Twente en de Peel op de
grens van Limburg en
Noord-Brabant.. Het Bunnerveen
bij ons was het laatste
uitgestrekte hoogveen, dat in
de jaren zestig nog op de
schop ging.
Laagveen
Nou, en dan het laagveen. Ook een dooieplantenboel, waar je
brandstof van maken kunt, als
je de bagger maar eerst laat
drogen. Laagveen ontstaat door
verlanding van watervlakten,
vanaf de zijkant en vanonder
af.. Verlanding betekent dat
planten geleidelijk aan
opmarcheren het water in, tot
ze een dichte mat hebben
gevormd. Daaronder ligt die
veenmodder. In redelijk korte
tijd groeit open water dicht.
In dit geval is er een direct
contact met het grondwater. In
de Kop van Overijssel werd
land, venig grasland zeg maar,
uitgegraven voor de
baggerturf. Men ging net zo
diep door, tot men op zand of
klei in de ondergrond stootte.
Veel land werd open water, wat
in de Hollanden tot
gevaarlijke toestanden leidde
vroeger. Bij een dijkdoorbraak
vrat de zee zich met geweld
een weg door, het toch al vol
gaten en plassen zittende,
veenland.
Ik hoorde van de mensen in De Weerribben in Noordwest-Overijssel (nu
nationaal park) dat zo'n
vervener, toen de turfgraverij
en het 'baggelen' ten einde
liep, overschakelde naar het
beroep van visser of
schipper.. Er was door die
veengraverij veel open water
met vaarwegen bijgekomen. Toen
het open water van de oude
petgaten - waar niet
gevaren werd - weer
dichtgroeide in zo'n 50 tot
100 jaar tijd, werden sommige
vissersfamilies weer veeboer.
Er was in de oude turfgaten en
petgaten weer land
bijgegroeid, waar ze vee
konden houden! Laagveenvorming kan dus sneller resultaat hebben in
natuurgebieden, dan
hoogveenvorming, waar een
ingewikkelder waterregiem voor
nodig is. Maar het blijft een
'levendige' zaak - nu meer
voor natuurbeschermers dan
voor turfgravers. Hoog - en
laagvenen worden beschouwd als
bijzondere stukken natuur en
landschap - waar niet zo véél
meer van over is. Het meeste
is al opgestookt.
Meeverhuizen met veenafgraving
U begrijpt dat er geweldige verhalen zitten bij die vervening. Toen
de turf op was in bepaalde
gebieden, trok men verderop.
En daar begin het liedje weer
van voren af aan. Zo leidde de
vervening tot een soort
volksverhuizing, want er was
werk zat en er zat verdienste
aan. Verveners uit de Kop van
Overijssel trokken naar
Friesland om daar te gaan
turfgraven, waardoor het
Giethoorns dialect ook vaste
voet kreeg in delen van
Friesland. In de 19de
eeuw trokken 'de Gietersen'
naar Friesland om te vervenen.
En daar zat ook een Tuttel
bij, terwijl in Steenwijk nog
en Tuttelstraat bestaat uit
die oudste periode. Ik bedoel
maar, vóór je het weet
verzeil je zelf in zo'n
verhaal.
Om net zo'n reden ligt er bij Paterswolde nu een Friescheveen. Daar
zijn de Friezen aan het
turfgraven geweest. Aan de
Hoornse Dijk bij Haren kon men
toen -in de 19de
eeuw - een Friese tongval
horen, aldus de
schoolmeesterrapporten uit de
tijd. De plaats Vriezenveen
bij Almelo heeft net zo'n
geschiedenis. Daar groeven ze
de Almelervenen uit en
stichten een eigen
veenkolonie. De huidige
nederzetting Vriezenveen ten
noorden van Almelo - 'Vjenne'
voor de insiders -
heeft nog steeds een
dialect dat sterk afwijkt van
het gangbare Twents in de
buurt.
Het lijkt allemaal vrij eenvoudig eigenlijk. Maar als je zo'n veen
'aan snee' wilde brengen,
moest er een hele
infrastructuur bij gemaakt
worden. Kanalen, vaarten en
wijken bijvoorbeeld, voor de
afwatering en voor het
transport. Alleen in de Peel
gebruikte men voor de afvoer
van de karrevrachten turf
zandpaden door het veen, de
z.g. Peelbanen. In onze
omgeving waren de vaarwegen
het belangrijkst. Aanvankelijk
werden bestaande riviertjes en
beekjes bevaarbaar gemaakt,
zoals de Hunze (of
Oostermoerse Vaart);
zuidelijker in Drenthe kreeg
je zo de Oude Vaart. Later
groef men de vaarwegen. Zowat
alle vaarten, griften,
weteringen, wijken en andere
kanalen in Noordoost-Nederland
hadden met de turfwinning te
maken, tot en met de Uffelter
Schipsloot aan toe.
Omdat aan te kunnen pakken was er ondernemerskapitaal nodig. De Stad
Groningen was zo'n zakelijk
ingestelde ondernemer en
verder ontstonden in de loop
der tijden diverse
maatschappijen tot
kanaalaanleg en vervening.
Maar voor we het kapitaal er
over 10 minuten bij halen,
gaan we naar de muziek.
Sentimentele betrokkenheid?
Op zich zijn de venen niet zo vaak bezongen, want het was gewoon
hard werken voor een vaak
schamel inkomen. Turfgravers
werkten met hun hele gezin.
Elk kind diende als werkkracht
en de ukkies gingen ook mee
het veen in, vastgezet aan een
stik zodat niet wegkonden.
(Wat heet:
'kinderopvang'…). In
de hele Drentse discussie
vorig jaar over hoe arm het
wel, of niet, geweest was,
spraken historici zelfs over
'gezinsslavernij'. Nou daar
zing je niet vrolijk over.
Toch wordt over het veen
gezongen en of dat wel of geen
valse romantiek is, mag u zelf
beoordelen.
Luistert u naar een 'piratenhit' door het J.T.J.Trio 'Die ouwe tijd
van vroeger'
Zo klonk dus 'Die ouwe tijd van vroeger', de piratenhit van het
J.T.J.Trio. Sentimenteel of
niet?
In die hele discussie tussen historici of er sprake was van
'extreme' armoe bij de
veenarbeiders in Drenthe, of
dat het in het licht van die
tijd min of meer gewoon was,
bleken de wetenschappers één
ding over het hoofd gezien te
hebben: de enorme
betrokkenheid van de mensen in
het veen bij hun gebied. Ze
verdommen het om in een hoek
van arme ellendelingen te
worden gedrukt,
door een aantal kille,
afstandelijke wetenschappers.
Omgekeerd heeft een aantal
onderzoekers kritiek op het te
positieve beeld, dat sommigen
hebben van de veenarbeid,
zoals werken in de buitenlucht
en een zekere mate van
vrijheid door het systeem vaan
'aangenomen werk'.
Een feit is dat in de loop der tijden in Nederland wel een beeld is
ontstaan van veen en armoede
in Drenthe.Zelfs als dat maar
een korte periode zo beroerd
is geweest, in de tijd toen de
turfwinning op zijn retour was
door de opkomst van de nieuwe
brandstof steenkool. Een ander
feit is, dat veel
veenarbeiders zich er
behoorlijk 'bovenop' hebben
gewerkt, al gebeurde dit
vrijwel nooit bij de eerste
generatie. Wie nu in de
Drents-Groningse veenkoloniën
komt, ziet dat men er 'schier'
woont in redelijk welvarende
dorpen, waar óók import
neerstrijkt. De betrokkenheid
bij hun gebied is groot, maar
niemand zal ontkennen
dat er hevig gesappeld is door
hun voorouders, tot het
bittere eind.
Toen er geen werk meer
in de venen was, trokken veel
gezinnen naar oorden waar wèl
werk was. In Twente, Limburg
en Eindhoven streken veel
Drenthen neer, die in de
industrie aan de slag konden.
In Eindhoven ontstond zo een
hele wijk voor werknemers bij
Philips, 'het Drentse Dorp'.
Nu, begin 21ste eeuw, wordt dus teruggekeken, maar het
afstand nemen kost sommigen
moeite. De Drents Historische
Vereniging
heeft het laatste
nummer van zijn periodiek
'Waardeel'
(jrg.21, nr4 2001),
helemaal gewijd aan dat
z.g. armoededebat.
Boeiende kost om door te
lezen. Trouwens die
betrokkenheid bij het veen
blijkt ook uit publicaties als
die van Sikko Dubbelboer 'Wat
met het veen verdween'
(historie en humor uit de
Drentse veenkoloniën) uitg.
Wildervank 1980 en Douwe Veen,
'Schetsen uit het
Oostgroninger veen' (uitg.
Groningen 1988). Het Drents
Museum in Assen gaf in 1980 de
publicatie uit 'Veen,
natuurlijk en menselijk
moeras', terwijl van de hand
van Sietse van der Hoek twee
boeken verschenen, die een
boeiend beeld bevatten:
'Hopend op een vrijer leven'
-met verhalen van Drentse
veenarbeid(st)ers (uitg. Den
Haag 1978) en het ultieme
turfgraversboek 'Het Bruine
Goud' -kroniek van de
turfgravers in Nederland
(uitg. Amsterdam/Brussel
1984). Tot slot twee stuks
betrokkenheid op muziek. Eerst
van Ab Drijver: 'Aoldert en
Geessie' en dan Henk Wijngaard
met 'De Törfstekers van het
veen'
De nazaat van 'Aoldert en Geessie' Ab Drijver, die het leven van
zijn overgrootouders in het
veen bezong, gevolgd door Henk
Wijngaard met de 'Törfstekers
van het Veen'. Met die
trefwoorden 'gezinsarbeid' en
'betrokkenheid': "'t
Heule hart verpand aan ons
mooi veenland". Maar -
eer je in het veen aan het
werk kon als turfgraver, was
er al een veenmaatschappij
gevormd die de venen in bezit
had en ze mocht ontginnen.
Daarvoor waren
ontwateringkanalen en
transportkanalen nodig, plus
nog een hele riedel andere
maatregelen. Met het oog op de
verwachte verdiensten, waren
er mensen die kapitaal
verschaften aan zulke
ondernemingen. Men stak geld
in een onderneming die winst
beloofde, ook als alle kanalen
nog moesten worden gegraven en
het woeste veen nog
'opengelegd' moest worden.
Veen 'aan snee' brengen
In een eerder stadium waren het rijke grondeigenaren die het veen
aan snee wilden brengen. Het
in exploitatie brengen van
veengronden gebeurde niet
altijd door de eigenaren zelf.
Ze verkochten de bovengronden,
waar het veen zat, aan
veenbazen, die het werk
indeelden, opzichters en
arbeiders aannemen en de turf
verkochten. Na het afgesproken
aantal jaren moest de
ondergrond weer worden
opgeleverd. Zulke veenbazen
waren soms ook boer en
geregeld hadden ze een
belangrijke rol in diverse
besturen, tot het
gemeentebestuur aan toe.
Grote oppervlakten veengrond in het Vredewold, waren eigendom van de
heren van de Coendersborgh (
fam.Van Tijens). Pas in de 18de
eeuw gingen de 'Nienoordsche
Venen'
profijt opleveren.
Vanaf het midden van de 19de
eeuw werden naast de
hoogveengronden ook de
laagveengronden geëxploiteerd.
De ontwatering en aanleg van
transportvaarten gebeurde,
door vanaf het Leekstermeer
het Leekster Hoofddiep te
graven, met loodrecht daarop
de veenwijken. Zevenhuizen
(dat hoger lag) werd zodoende
vanzelf een veenkoloniaal
dorp. De nederzetting
Jonkersvaart ontleent zijn
naam direct van de heren
'jonkers' van Nienoord te
Leek.
Zuidelijker gezien had je in de 17de eeuw ook geweldige
oppervlakten veengronden.In
1633 besloten Ridderschap en
Eigenerfden van Drenthe een
enorm gebied -gelegen tussen
Diever en Hijken tot aan het
Cloosterveen bij Assen - te
verheffen tot Heerlijkheid
Hoogersmilde , onder
jurisdictie van de
raadspensionnaris van Holland,
Adriaan Pauw. Hij werd dus
officieel Heer van
Hoogersmilde. 'Heer' Adriaan
Pauw en de Drentse
landschapssecretaris Wolter
Hendrik Hofstede stonden aan
de wieg van de ontginning van
het veen en daarmee het
ontstaan van de vele Smilde's
- een kanaalnederzetting van
zo'n, hoeveel ook al weer? -17
km?
lang. Hoogersmilde, is
als de Olde Smilde, het oudste
stuk. In de 17e
eeuw investeerden rijke
Hollandse kooplieden in de
vervening door het oprichten
van de 'Hollandsche Compagnie
der Dieverder, Leggelder en
Smildervenen'.
En u weet wat er in de
loop der tijden op de schop
gegaan is. Wat er aan veen is
overgebleven, is nu
natuurgebied.
Helemaal in het zuiden van Drenthe heb je de stad Hoogeveen als oude
veenkolonie. Haar geschiedenis
begon in 1625, toen jonkheer Roelof van Echten van de markegenoten van
Steenbergen en ten Arlo hun
veengronden kocht, om die te
gaan vervenen, de 'Echter
Groote Veenen'. Daarvoor was
een 'schipvaert' nodig om de
turf af te voeren (via Meppel)
naar de Hollanden, want dáár
zat de brandstofmarkt. Toen
deze Hoogeveense Vaart van
Meppel tot de venen bij Echten
en Steenbergen reikte, werd
Hoogeveen -na 1750- enige tijd
de belangrijkste Nederlandse
turfleverancier. De
maatschappij die de
vervenings- en kanaalwerken
aanpakte, heette de 'Compagnie
van de 5000 Morgen'
(één morgen= ruim 0.8
ha). Door haar
veenontginningen ontstonden
ook de nederzettingen
Noordscheschut en
Hollandscheveld ( en die naam
slaat op de Hollandse
kapitaalverschaffers in de
'Compagnie'). De 'Compagnie
van de 5000 Morgen' is pas in
1934 officieel opgeheven. Met
het geld dat vrijkwam is het
nieuwe gemeentehuis van
Hoogeveen medegefinancierd.
Nou vooruit, we kijken even in Overijssel, naar Dedemsvaart,
inderdaad de vaart van Willem
Jan Baron van Dedem. Echt een
'bobo', luister maar:
raadsheer in het Hof van
Deventer, president van het
Tribunaal te Zwolle, directeur
der belastingen in Overijssel,
lid van de Staten en president
van de Ridderschap van
Overijssel. Hij had grond in
de Avereester venen, maar zijn
huwelijk maakte hem tot grote
veenontwikkelaar. Het betrof
de gronden van Hasselt tot
ongeveer Balkbrug. In de
eerste helft van de 19de
eeuw begon men met de
kanaalaanleg, maar ondervond
veel problemen. Bij de
veengraverij werkte men veel
met Duitse veenbazen die hun
eigen arbeiders meenamen (de
'Poepen'). Deze trekarbeiders
hadden hun eigen geestelijke
verzorgers bij zich, maar de
maatschappij van van Dedem
moest wel twee kerken helpen
stichten (1820 en 1834). De
vervening lukte, maar Baron
van Dedem zelf verarmde
zienderogen. Zijn bezittingen
werden bij executie verkocht.
Het 'van Dedem kanaal' ging in
1845 voor fl.400.000,- over
naar de provincie Overijssel.
Omstreeks 1900 was alle land
afgeveend en trokken de
veenbazen naar andere
gebieden, zoals Vriezenveen en
De Peel.
Laatste grote verveningen in ZO-Drenthe
De laatste grote klap met de turfgraverij vond plaats in Zuid-Oost
Drenthe. De uitgestrekte venen
achter Emmen en het dorp
Barge, waren eigendom van de
boermarken. Deze verleenden
concessies aan diverse
veenmaatschappijen, waar ook
Hollands kapitaal ingestoken
werd. Naar het hoofdkwartier
van die veenmaatschappijen
kregen nieuw gestichte dorpen
als Nieuw-Dordrecht en
Nieuw-Amsterdam hun naam. De
plaatsnaam Klazinaveen is in
1884 ontstaan uit Klazina's
Veen, genoemd naar de vrouw
van een van de Verveners, W.A.
Scholten, tevens fabrikant te
Groningen. Vooral de Drentse
Veen- en Midden
Kanaalmaatschappij, de Drentse
Kanaal Maatschappij en de
Firma Scholten (thans
voortbestaand als de
maatschappij Klazinaveen)
waren actief. Zij verlengden
de Hoogeveense Vaart, of
groeven vanaf de Drentse
Hoofdvaart het Oranjekanaal of
het Scholtenskanaal naar het
Stadskanaal.. De turf moest
nog steeds per schip naar de
afnemers toe. Deze
maatschappijen, die
verschillende venen
exploiteerden, doken vanuit
diverse richtingen
Zuidoost-Drenthe in.
Tussen 1850-1893 kwam men met de Hoogeveense Vaart binnen, de z.g. Drentse
richting. Tussen 1853-1858
naderde men met het
Oranjekanaal de sector van
'het bruine goud', met de.z.g.
Friese richting. De derde
weg (1858-1880) via de
verlenging van het
Stadskanaal, noemt men de Groninger
richting. En via
verbindingen met de
Dedemsvaart en het
Stieltjeskanaal (1880-1884)
kwam de Overijsselse
richting er ook aan te
pas. De hele drukte trok veel
werkvolk aan, waaronder veel
Duitsers zoals Hannoveranen en
Munsters. Zo kom je aan
veldnamen als het Munsterse
veld of, in geval van
overplanting van Zeeuwse
dijkwerkers naar de Drentse
venen, aan de straatnaam
'Zeelandstreekje.'
Lang niet altijd verliep alles volgens plan. In Zwartemeer staat de
RK-kerk een kilometer of wat
naast het dorp, pal aan het
veen. Na de bouw werd de
aanlegrichting van het kanaal,
waar het dorp aan kwam, te
liggen
toch nog noordelijker
verlegd. Zo had vervener
Scholten het voornemen om aan
het Scholtenskanaal een
veenkolonie te stichten, maar
men bouwde toch tussen de
'Dordtse brug' en
Klazinaveen-Zuid, waar
uiteindelijk het dorp
Klazinaveen ontstond.
Klazinaveen-Noord verderop,
heeft een befaamd
kerkje en een groot bedrijf
van de Maatschappij
Klazinaveen, maar is ook niet
méér. Het kijkt uit het
Oosterbos, het enige bos op
onvergraven hoogveen in
Nederland. Je kunt er op de
fiets naar toe, net als Skik
met 'Op Fietse'
Aldus de 'muzikale plattegrond' van Zuidoost-Drenthe door SKIK, 'Op
Fietse'. Afgelopen dinsdag
traden ze nog op bij de
nieuwjaarsvisite in het Drents
provinciehuis. Weer eens wat
anders dan een combo'tje op de
achtergrond. Maar we waren aan
het rondfietsen in een
veenkoloniaal landschap. Het
uiteindelijke resultaat van al
dat eeuwenlange gegraaf en
gespit naar turf. Het is met
veen eigenaardig, als je het
vergraaft duurt het heel lang
voordat je weer veenvorming
krijgt. Daar zijn de
natuurbeheerders mee bezig,
waarover straks meer.
Als de veenboeren de turf eraf hebben.is het landschap meters lager
geworden. Zowel hoogveen als
laagveen 'klinken in' als je
het ontwatert en dat komt
nooit meer goed.
Hoogveengebieden die
afgegraven zijn, worden
omgebatterijd naar
landbouwgrond. De dalgrond,
voorzover u dat begrip nog op
school geeft moeten leren. De
vroegere veenvelden staan nu
-lager dan voorheen - vol met
aardappelen en andere
akkerbouwproducten. Bij Erica
en omgeving komt de tuinbouw
'onder glas' opzetten. Maar,
zoals gezegd, in verveend
gebied zit je lager. Bij hoog
water is er risico van natte
voeten. Veen heeft een
tamelijk vervelende
eigenschap, het 'verteert' aan
de lucht. Veenpolders, zoals
in het Holland-Utrechts
laagveengebied, zakken zo
vanzelf steeds verder in. Jaar
in, jaar uit. Alles wat je
daar aanlegt, krijgt vroeg of
laat scheuren, zakt scheef of
gaat kraken. Oja, denk bij ons
maar aan de Meerweg van
Paterswolde naar Haren, die
tussen het Paterswoldermeer en
het Friescheveen loopt
De weg ligt op laagveen
en wàt je ook doet, je blijft
aan het gaten vullen,
verzakkingen repareren,
afwatering en putjes aanpassen
en scheuren dichtpoetsen. Hoe
meer verkeer en hoe zwaarder
het verkeer, des te meer
problemen
heb je. Eeuwigdurend
ongeveer…
'Export' veenkoloniaal landschap
Terug naar het werken aan het veen, de turfwinning en de
veenontginning. In de 16de
eeuw waren de Nederlanders
daar al aardig bedreven in.
Ingenieurs konden de
ontwatering goed aanpakken en
het kanalen - en wijkengraven
hadden we ook goed in de
vingers. Geen wonder dat
buitenlanders de kunst hier
kwamen afkijken en - ze
haalden 't liefst de
droogleggers en ontginners van
venen en moerassen naar zich
toe. Dus wat zien we?
Veenkoloniën en
veenontginningen als
exportartikel! In het rapport
'Levend Verleden' over de
cultuurhistorie van het
Nederlandse landschap (uitg.
Den Haag 1989) staat een mooi
Europees overzichtskaartje. Je
ziet dan hoe en waar
Nederlanders 'belangrijke
landschapsvormers' waren, van
Zuid-Frankrijk,
Zuidoost-Engeland en de Deense
kust, tot Noord-Duitsland en
vooral in Oost-Duitsland en
Polen. Zelfs Italiaanse
moerassen zijn door Hollanders
aangepakt in de 17 de eeuw.
Als u zo'n veenkoloniaal
landschap in het buitenland
wilt zien, moet u eens naar
'the Fenlands' in Norfolk (UK)
gaan kijken. Je verwacht er
elk moment iemand, die je de
weg wijst naar 'Ol Pekel'! Als
u een mooi plaatje wilt hebben
-met typenschema-
wáár in Drenthe, wèlk
soort veenkoloniaal
landschapstype voorkomt, moet
u het rapport Op Weg met het
Verleden, de aanzet tot
cultuurhistorische kartering
van Drenthe (uitg. Assen 1987)
eens bekijken. Alles staat
keurig in beeld. Van het
oudste systeem, enkelkanaal
met de wijken er loodrecht op
en het enkelkanaal met
achterdiep, tot het
dubbelkanaal en de latere
blokvormige wijkenpatronen,
met of zonder kruisdiepen.
Zoek de kanalen en je vindt
een veenkoloniaal landschap.
We laten er weer over zingen,
door onze eigen Willem Dijkema
met 'Kört Bestek' met 'Drents
Daip'.
'Drents Daip' en Spijkerboor (aan de Hunze, voor de niet-ingewijden,
want er zijn meer plaatsjes in
Nederland die zo heten)
bezongen door cafébaas en
Radio LOEP-medewerker Willem
Dijkema met 'Kört Bestek'. We
hebben de afgelopen drie
kwartier vooral het verleden
van het veen, met
veenafgravingen en het
ontstaan van veenkoloniën bij
de kop gehad. Het wordt tijd
om de blik naar de toekomst te
richten. Waar is nog hoogveen
met name, en hoe springen we
met zo'n stuk eigenaardig en
naturrrijk aardoppervlak om?
Hoogveen is een nat,
moerassig landschap met heide,
veenmos en andere specifieke
planten en dieren, dat een
zelfstandige waterspiegel in
de veenmosbulten kan
handhaven. Heel eigenaardig
eigenlijk, net als de
hoogvenen zelf. Uitgestrekt en
kaal, amper een boompje en als
het natuurlijk is gebleven,
vrijwel ontoegankelijk. Het is
een levend moeras met bulten
en slenken en met
verraderlijke waterstromen en
gaten in de vegetatie,
Hoogveen ruikt bijzonder, de
lucht boven een hoogveen
krijgt en aparte tint -maar
leg dat maar eens uit aan
iemand die nooit van het
trottoir afkomt, behalve om
een zebrapad over te steken…
Ruige natuur
Als je in de ruige natuur wilt zwerven, met de risico's die bij de
wilde natuur horen, moet je
een hoogveen proberen. De
risico's zijn reëel. Als 15,
16-jarige NJN-er ben ik bij
zo'n zwerftocht in een
halfdichtgegroeide veenput
terechtgekomen, meteen tot aan
de oksels vastgezet in een
metersdiep veenmosmoeras. Dat
trekt aan je, onmerkbaar.
Tenminste eerst wel. Ik was
(achteraf gelukkig) al eerder
gesignaleerd (op dat open
veld)
door een veldwachter
die op stropers uit was. Toen
ik te lang uit beeld bleef, is
hij gaan zoeken en heeft me er
uitgehaald. Zeiknat, lijkbleek
en doodsbang. Na van mijn
levensredder ongenadig op mijn
donder te hebben gekregen, was
ik die angst kwijt. Ik loop,
als ik de kans krijg, weer
graag te zwerven in het veen.
Tussen de zonnedauw, 't
pijpestrootje, de hei, de
slangen, de libellen, de
kikkers en wat er nog meer
staat en gaat.
Ik zei al, als het ergens kàn en als je de kans krijgt. De paar
overgebleven hoogvenen, die de
natuurbescherming probeert te
restaureren - waar ze proberen
de veenvorming weer op gang te
brengen - zijn geen gewone
recreatiegebieden. Misschien
dat er een pad doorloopt waar
je over kunt. Of je kunt mee
op excursie achter de
boswachter aan, die de weg
weet in het veenmoeras.
Natuurmonumenten in het
Fochteloerveen en vooral
Staatsbosbeheer in de grote
hoogvenen van de Peel en
Zuidoost-Drenthe zijn bezig
met veenregeneratieprocessen.
Zij weten welke toekomst onze
resten hoogveen hebben. Om te
weten te komen wat men bij het
natuurbeheer van hoogvenen
doet, heb ik een deskundige
gevraagd, Jans de Vries,
boswachter bij Zwartemeer in
het Bargerveen (tekst
interview niet uitgetikt).
U hoorde Jans de Vries, boswachter bij Staatsbosbeheer in het
Bargerveen. Hij houdt
excursies in het hoogveen, dus
u kunt een keer mee. Hij weet
ervan als geen ander. Jans is
daar al 18 jaar doende, een
bevlogen vakman.
Wij zijn intussen aan het eind van de 49ste aflevering
van het programma 'Van Dingen
& Deuntjes'. Het ging over
Veen, Venen en Vervening. Dat
was eigenlijk gekoppeld aan
het Jaar van de Drentse Venen,
dat in het project Drentse
Cultuurschatten 2002 zit. Maar
helaas, ik heb hun jaarplannen
nog niet voorbij zien komen,
dus kan ik u er weinig van
vertellen. Nouja, het eerste
uur over veen heeft al achter
de kiezen, met Ede Staal met
'Mien eerappelland' tot slot
(Zonder de archeologie van het hoogveen nog,
met zijn veenbruggen,
veenlijken en teruggevonden
tempeltjes. Er zijn maar drie
musea in Noordwest-Europa waar ze mooie veenlijken hebben,
waaronder het Meisje van Yde.
Ik heb het ook niet gehad over
de archieffunctie van
hoogvenen, waarbij men
klimaatveranderingen van
vroeger kan aflezen aan de
resten vegetatie van duizenden
jaren terug. En ook de functie
van ondoordringbare
veenmoerassen als natuurlijke
grens is onbesproken gebleven.
Ach, misschien doen we dat nog
eens als we het ooit over
smokkelpraktijken gaan
hebben…)
Dit programma werd geproduceerd, samengesteld, geschreven en
gepresenteerd door Jan Tuttel.
Peter Huitsingh deed als
vanouds en als vanzelf de
techniek. Henri Kremer leverde
de muziek. Beiden hevig
bedankt. In februari zijn we
toe aan de vijftigste
aflevering, op zondag 10
februari. Zet de feestmuts
maar op, want het thema is
-zeker na de prinselijke
feestelijkheden op 2 februari
-
'Het Hoofd Bedekt'.
Over kronen en zotskappen,
mutsen, hoeden, petten,
pruiken, badmutsen, helmen,
dopjes, baretten, verentooi,
admiraalssteken, vechtpetjes,
ijsmutsen, zonnehoeden, kepi'
s, keppeltjes, hoofddoekjes,
tulbanden en al zulks meer -
of minder.
Bedankt voor het luisteren (petje af voor uw geduld…)
Dag
Jan
Tuttel
(uitgezonden
op zondag 13 januari
2002)
|