INDEX 

van dingen & deuntjes

reisverhalen

natuur en landschap

naamkunde

Drentse Aa

volkskunde

paasvuren

Harmjan van Steenwijk

vliegwerk

eem kiek'n

in de smiesterd

wie is wie

gastenboek

over de Tuttels

email Jan Tuttel

email Harmjan van Steenwijk

email WebMaster



Freak ProductionsFreak Productions

Bezoekers:

 

 

laatste update: 24 juli 2005 09:34

van Dingen en Deuntjes

 

Goeiemiddag allemaal. U bent terechtgekomen bij de eerste aflvering van het programma Van Dingen & Deuntjes in het verse jaar, en nummer 49 in de hele serie van dit programma.

In de vorige aflevering van december bekeken we nog hoe de Kerststal het begin was van een hele ontwikkeling in de kerkenbouw - in deze aflevering sop ik met u door de venen. Net wat u zegt  - Da's héél wat anders.

Dit uur gaat over Veen, Venen en Vervening. We hebben het over hoogveen en laagveen, over turfwinning, over veenkoloniale landschappen, over de hoogvenen als natuurgebied en dan praten we natuurlijk over de regeneratie van hoogvenen. Daarover hoort u een deskundige bij uitstek, van Staatsbosbeheer van het hoogveengebied bij Zwartemeer en omstreken. Ik heb boswachter Jans de Vries gevraagd, wat er zo bijzonder is aan dat soort natuur - èn wat ze nu precies aan het doen zijn met het laatste grote hoogveen restant in Zuidoost-Drenthe, het Bargerveen. Want tot voor kort, nog maar enkele decennia geleden eigenlijk, was hoogveen gewoon delfstof. Je ontwaterde dat moerassige zaakje en sloeg daarna aan het ontginnen. Je groef er turf weg en daarna batterijde je de grond om tot landbouwgebied. Zo zijn de Veenkoloniën in Groningen en Drenthe als landschap tot stand gekomen. Je trok er zoveel mogelijk profijt van en dat over een periode van honderden jaren. De Gouden Eeuw van Nederland kon onder meer tot stand komen dankzij die massa voordelige brandstof in de Lage Landen. Niet voor niets sprak men van het 'bruine goud' of van 'Drents Californië', als het over de turfwinning ging. Nog een wonder dat er veen is overgebleven. In Duitsland graaft men nog steeds hoogveen weg.  Tegelijkertijd probeert de natuurbescherming internationaal venen te behouden als bioreservaten en wil men ook op zogenaamd 'afgetakeld hoogveen' weer veenvorming laten plaatsvinden. Nederland heeft daar aardig wat ervaring mee, zodat de Ieren en Duitsers in Drenthe komen kijken hoe de jongens en meisjes van Staatsbosbeheer het hier doen.

In ons zendgebied is ook veen gegraven. Wij hadden op de grens van Drenthe en Groningen het Neerwolds veen liggen. Een grote zompige moeraszooi, waar druk in gegraven is. Daarmee is de basis gelegd voor de waterplas het Paterwoldse meer en voor de huidige natuurgebieden het Friescheveen en 't Elsburger Onland. Al die waterplassen zijn ontstaan door turfgraven. Bij de andere meren in onze buurt, het Zuidlaardermeer en het Leekstermeer is dat niet het geval. Dat zijn meren 'van nature' en geen gegraven plassen. Eigenlijk zou je dat moeten horen in de naam. Een 'meer' is ook een meer en 'plassen' zijn gegraven wateren. Als je oude kaarten raadpleegt klopt dat ook, want toen heette het Paterswoldse meer ook nog Paterswolder plassen. Je merkt dat ook in andere veengebieden, waar nu de Ankeveense Plassen, de Westeinder, de Nieuwkoopse , de Loosdrechtse en de Reeuwijkse Plassen liggen. Allemaal vergraven veen, niet alleen hoogveen, ook laagveen.

Veen is plantaardig

Voor we het ons moeilijk gaan maken met de soorten veen, eerst even terug naar het begin. Alle veen is niets anders dan voormalige plantaardige bodem. Veen is een groeiend soort bodem, dat opgebouwd wordt door planten. Niets anders dan planten, veenvormende planten, die nadat ze afgestorven zijn, helpen om de natte massa op te hogen, en omhoog te laten komen. Laagveenmodder, de baggerprut onder uit de plassen stinkt ook naar rottende planten. Als je een keer tot je nek in dat veen hebt gezeten - en je hebt dat overleefd - stink je een uur in de wind. Hoogveen stinkt minder, omdat daar een andere manier van veenvorming geschiedt, bijna schoon en antiseptisch zelfs. De veenvormende plant daarbij is het veenmos (Sphagnum). waarvan men wel 40 soorten kent. Die sterft van onder af en groeit van boven verder. Onderin is een zuur milieu, maar dat veenmos kan zo zuiver zijn dat het in vroegere oorlogen als wondverband werd aangewend.

Goed, hoogveen ontstaat door veenmos, dat in natte tot vochtige omstandigheden immer doorgroeit en bulten kan vormen. Het kan echt de hoogte in groeien, zodat je metersdikke lagen veen krijgt. Het bijzondere van hoogveen is, dat het zich ontwikkelt onafhankelijk van het grondwater. Er kunnen in de veenmosbulten zelfs complete eigen waterspiegels ontstaan. Dat duurt al met al wel een poosje. Een levend hoogveen doet er zo'n duizend jaar over om zich te ontwikkelen. De hoogvenen in Drenthe en omstreken zijn zo'n 8000-10.000 jaar oud. De grote NW-Europese hoogveencomplexen ontstonden tijdens bepaalde klimaatperioden vanaf 13.000 jaar geleden, na de laatste IJstijden, toen veel water niet weg kon. Waar de waterafvoer stagneerde konden 'vochtminnende' vegetaties zich sterk uitbreiden. Met die veenmosgroei kwam de veenvorming goed op gang.

Waar zulke venen lagen, vormden ze ondoordringbare moerassen, zoals het Bourtangermoor op de grens Nederland en Duitsland en de Haute Fagnes in de Ardennen. In Ierland, Polen, Zweden, Finland en elders liggen nog zulke lappen. In Nederland zijn kleine restanten overgebleven na de verturving, zoals het Fochteloerveen op de grens Drenthe-Friesland, de Engbertdijksvenen in Noord-Twente en de Peel op de grens van Limburg en Noord-Brabant.. Het Bunnerveen bij ons was het laatste uitgestrekte hoogveen, dat in de jaren zestig nog op de schop ging.

Laagveen

Nou, en dan het laagveen. Ook een dooieplantenboel, waar je brandstof van maken kunt, als je de bagger maar eerst laat drogen. Laagveen ontstaat door verlanding van watervlakten, vanaf de zijkant en vanonder af.. Verlanding betekent dat planten geleidelijk aan opmarcheren het water in, tot ze een dichte mat hebben gevormd. Daaronder ligt die veenmodder. In redelijk korte tijd groeit open water dicht. In dit geval is er een direct contact met het grondwater. In de Kop van Overijssel werd land, venig grasland zeg maar, uitgegraven voor de baggerturf. Men ging net zo diep door, tot men op zand of klei in de ondergrond stootte. Veel land werd open water, wat in de Hollanden tot gevaarlijke toestanden leidde vroeger. Bij een dijkdoorbraak vrat de zee zich met geweld een weg door, het toch al vol gaten en plassen zittende, veenland.

Ik hoorde van de mensen in De Weerribben in Noordwest-Overijssel (nu nationaal park) dat zo'n vervener, toen de turfgraverij en het 'baggelen' ten einde liep, overschakelde naar het beroep van visser of schipper.. Er was door die veengraverij veel open water met vaarwegen bijgekomen. Toen het open water van de oude petgaten - waar niet  gevaren werd - weer dichtgroeide in zo'n 50 tot 100 jaar tijd, werden sommige vissersfamilies weer veeboer. Er was in de oude turfgaten en petgaten weer land bijgegroeid, waar ze vee konden houden!  Laagveenvorming kan dus sneller resultaat hebben in natuurgebieden, dan hoogveenvorming, waar een ingewikkelder waterregiem voor nodig is. Maar het blijft een 'levendige' zaak - nu meer voor natuurbeschermers dan voor turfgravers. Hoog - en laagvenen worden beschouwd als bijzondere stukken natuur en landschap - waar niet zo véél meer van over is. Het meeste is al opgestookt.

Meeverhuizen met veenafgraving

U begrijpt dat er geweldige verhalen zitten bij die vervening. Toen de turf op was in bepaalde gebieden, trok men verderop. En daar begin het liedje weer van voren af aan. Zo leidde de vervening tot een soort volksverhuizing, want er was werk zat en er zat verdienste aan. Verveners uit de Kop van Overijssel trokken naar Friesland om daar te gaan turfgraven, waardoor het Giethoorns dialect ook vaste voet kreeg in delen van Friesland. In de 19de eeuw trokken 'de Gietersen' naar Friesland om te vervenen. En daar zat ook een Tuttel bij, terwijl in Steenwijk nog en Tuttelstraat bestaat uit die oudste periode. Ik bedoel maar, vóór je het weet verzeil je zelf in zo'n verhaal.

Om net zo'n reden ligt er bij Paterswolde nu een Friescheveen. Daar zijn de Friezen aan het turfgraven geweest. Aan de Hoornse Dijk bij Haren kon men toen -in de 19de eeuw - een Friese tongval horen, aldus de schoolmeesterrapporten uit de tijd. De plaats Vriezenveen bij Almelo heeft net zo'n geschiedenis. Daar groeven ze de Almelervenen uit en stichten een eigen veenkolonie. De huidige nederzetting Vriezenveen ten noorden van Almelo - 'Vjenne' voor de insiders -  heeft nog steeds een dialect dat sterk afwijkt van het gangbare Twents in de buurt.

Het lijkt allemaal vrij eenvoudig eigenlijk. Maar als je zo'n veen 'aan snee' wilde brengen, moest er een hele infrastructuur bij gemaakt worden. Kanalen, vaarten en wijken bijvoorbeeld, voor de afwatering en voor het transport. Alleen in de Peel gebruikte men voor de afvoer van de karrevrachten turf zandpaden door het veen, de z.g. Peelbanen. In onze omgeving waren de vaarwegen het belangrijkst. Aanvankelijk werden bestaande riviertjes en beekjes bevaarbaar gemaakt, zoals de Hunze (of Oostermoerse Vaart); zuidelijker in Drenthe kreeg je zo de Oude Vaart. Later groef men de vaarwegen. Zowat alle vaarten, griften, weteringen, wijken en andere kanalen in Noordoost-Nederland hadden met de turfwinning te maken, tot en met de Uffelter Schipsloot aan toe.

Omdat aan te kunnen pakken was er ondernemerskapitaal nodig. De Stad Groningen was zo'n zakelijk ingestelde ondernemer en verder ontstonden in de loop der tijden diverse maatschappijen tot kanaalaanleg en vervening. Maar voor we het kapitaal er over 10 minuten bij halen, gaan we naar de muziek. 

Sentimentele betrokkenheid?

Op zich zijn de venen niet zo vaak bezongen, want het was gewoon hard werken voor een vaak schamel inkomen. Turfgravers werkten met hun hele gezin. Elk kind diende als werkkracht en de ukkies gingen ook mee het veen in, vastgezet aan een stik zodat niet wegkonden. (Wat heet:  'kinderopvang'…). In de hele Drentse discussie vorig jaar over hoe arm het wel, of niet, geweest was, spraken historici zelfs over 'gezinsslavernij'. Nou daar zing je niet vrolijk over. Toch wordt over het veen gezongen en of dat wel of geen valse romantiek is, mag u zelf beoordelen.

Luistert u naar een 'piratenhit' door het J.T.J.Trio 'Die ouwe tijd van vroeger'

Zo klonk dus 'Die ouwe tijd van vroeger', de piratenhit van het J.T.J.Trio. Sentimenteel of niet?

In die hele discussie tussen historici of er sprake was van 'extreme' armoe bij de veenarbeiders in Drenthe, of dat het in het licht van die tijd min of meer gewoon was, bleken de wetenschappers één ding over het hoofd gezien te hebben: de enorme betrokkenheid van de mensen in het veen bij hun gebied. Ze verdommen het om in een hoek van arme ellendelingen te worden gedrukt,  door een aantal kille, afstandelijke wetenschappers. Omgekeerd heeft een aantal onderzoekers kritiek op het te positieve beeld, dat sommigen hebben van de veenarbeid, zoals werken in de buitenlucht en een zekere mate van vrijheid door het systeem vaan 'aangenomen werk'.

Een feit is dat in de loop der tijden in Nederland wel een beeld is ontstaan van veen en armoede in Drenthe.Zelfs als dat maar een korte periode zo beroerd is geweest, in de tijd toen de turfwinning op zijn retour was door de opkomst van de nieuwe brandstof steenkool. Een ander feit is, dat veel veenarbeiders zich er behoorlijk 'bovenop' hebben gewerkt, al gebeurde dit vrijwel nooit bij de eerste generatie. Wie nu in de Drents-Groningse veenkoloniën komt, ziet dat men er 'schier' woont in redelijk welvarende dorpen, waar óók import neerstrijkt. De betrokkenheid bij hun gebied is groot, maar  niemand zal ontkennen dat er hevig gesappeld is door hun voorouders, tot het bittere eind.  Toen er geen werk meer in de venen was, trokken veel gezinnen naar oorden waar wèl werk was. In Twente, Limburg en Eindhoven streken veel Drenthen neer, die in de industrie aan de slag konden. In Eindhoven ontstond zo een hele wijk voor werknemers bij Philips, 'het Drentse Dorp'.

Nu, begin 21ste eeuw, wordt dus teruggekeken, maar het afstand nemen kost sommigen moeite. De Drents Historische Vereniging  heeft het laatste nummer van zijn periodiek 'Waardeel'  (jrg.21, nr4 2001), helemaal gewijd aan dat  z.g. armoededebat. Boeiende kost om door te lezen. Trouwens die betrokkenheid bij het veen blijkt ook uit publicaties als die van Sikko Dubbelboer 'Wat met het veen verdween' (historie en humor uit de Drentse veenkoloniën) uitg. Wildervank 1980 en Douwe Veen,  'Schetsen uit het Oostgroninger veen' (uitg. Groningen 1988). Het Drents Museum in Assen gaf in 1980 de publicatie uit 'Veen, natuurlijk en menselijk moeras', terwijl van de hand van Sietse van der Hoek twee boeken verschenen, die een boeiend beeld bevatten: 'Hopend op een vrijer leven' -met verhalen van Drentse veenarbeid(st)ers (uitg. Den Haag 1978) en het ultieme turfgraversboek 'Het Bruine Goud' -kroniek van de turfgravers in Nederland (uitg. Amsterdam/Brussel 1984). Tot slot twee stuks betrokkenheid op muziek. Eerst van Ab Drijver: 'Aoldert en Geessie' en dan Henk Wijngaard met 'De Törfstekers van het veen'

De nazaat van 'Aoldert en Geessie' Ab Drijver, die het leven van zijn overgrootouders in het veen bezong, gevolgd door Henk Wijngaard met de 'Törfstekers van het Veen'. Met die trefwoorden 'gezinsarbeid' en 'betrokkenheid': "'t Heule hart verpand aan ons mooi veenland". Maar - eer je in het veen aan het werk kon als turfgraver, was er al een veenmaatschappij gevormd die de venen in bezit had en ze mocht ontginnen. Daarvoor waren ontwateringkanalen en transportkanalen nodig, plus nog een hele riedel andere maatregelen. Met het oog op de verwachte verdiensten, waren er mensen die kapitaal verschaften aan zulke ondernemingen. Men stak geld in een onderneming die winst beloofde, ook als alle kanalen nog moesten worden gegraven en het woeste veen nog 'opengelegd' moest worden.

Veen 'aan snee' brengen

In een eerder stadium waren het rijke grondeigenaren die het veen aan snee wilden brengen. Het in exploitatie brengen van veengronden gebeurde niet altijd door de eigenaren zelf. Ze verkochten de bovengronden, waar het veen zat, aan veenbazen, die het werk indeelden, opzichters en arbeiders aannemen en de turf verkochten. Na het afgesproken aantal jaren moest de ondergrond weer worden opgeleverd. Zulke veenbazen waren soms ook boer en geregeld hadden ze een belangrijke rol in diverse besturen, tot het gemeentebestuur aan toe.

Grote oppervlakten veengrond in het Vredewold, waren eigendom van de heren van de Coendersborgh ( fam.Van Tijens). Pas in de 18de eeuw gingen de 'Nienoordsche Venen'  profijt opleveren. Vanaf het midden van de 19de eeuw werden naast de hoogveengronden ook de laagveengronden geëxploiteerd. De ontwatering en aanleg van transportvaarten gebeurde, door vanaf het Leekstermeer het Leekster Hoofddiep te graven, met loodrecht daarop de veenwijken. Zevenhuizen (dat hoger lag) werd zodoende vanzelf een veenkoloniaal dorp. De nederzetting Jonkersvaart ontleent zijn naam direct van de heren 'jonkers' van Nienoord te Leek.

Zuidelijker gezien had je in de 17de eeuw ook geweldige oppervlakten veengronden.In 1633 besloten Ridderschap en Eigenerfden van Drenthe een enorm gebied -gelegen tussen Diever en Hijken tot aan het Cloosterveen bij Assen - te verheffen tot Heerlijkheid Hoogersmilde , onder jurisdictie van de raadspensionnaris van Holland, Adriaan Pauw. Hij werd dus officieel Heer van Hoogersmilde. 'Heer' Adriaan Pauw en de Drentse landschapssecretaris Wolter Hendrik Hofstede stonden aan de wieg van de ontginning van het veen en daarmee het ontstaan van de vele Smilde's - een kanaalnederzetting van zo'n, hoeveel ook al weer? -17 km?  lang. Hoogersmilde, is als de Olde Smilde, het oudste stuk. In de 17e eeuw investeerden rijke Hollandse kooplieden in de vervening door het oprichten van de 'Hollandsche Compagnie der Dieverder, Leggelder en Smildervenen'.  En u weet wat er in de loop der tijden op de schop gegaan is. Wat er aan veen is overgebleven, is nu natuurgebied.

Helemaal in het zuiden van Drenthe heb je de stad Hoogeveen als oude veenkolonie. Haar geschiedenis begon in 1625,  toen jonkheer Roelof van Echten van de markegenoten van Steenbergen en ten Arlo hun veengronden kocht, om die te gaan vervenen, de 'Echter Groote Veenen'. Daarvoor was een 'schipvaert' nodig om de turf af te voeren (via Meppel) naar de Hollanden, want dáár zat de brandstofmarkt. Toen deze Hoogeveense Vaart van Meppel tot de venen bij Echten en Steenbergen reikte, werd Hoogeveen -na 1750- enige tijd de belangrijkste Nederlandse turfleverancier. De maatschappij die de vervenings- en kanaalwerken aanpakte, heette de 'Compagnie van de 5000 Morgen'  (één morgen= ruim 0.8 ha). Door haar veenontginningen ontstonden ook de nederzettingen Noordscheschut en Hollandscheveld ( en die naam slaat op de Hollandse kapitaalverschaffers in de 'Compagnie'). De 'Compagnie van de 5000 Morgen' is pas in 1934 officieel opgeheven. Met het geld dat vrijkwam is het nieuwe gemeentehuis van Hoogeveen medegefinancierd.

Nou vooruit, we kijken even in Overijssel, naar Dedemsvaart, inderdaad de vaart van Willem Jan Baron van Dedem. Echt een 'bobo', luister maar: raadsheer in het Hof van Deventer, president van het Tribunaal te Zwolle, directeur der belastingen in Overijssel, lid van de Staten en president van de Ridderschap van Overijssel. Hij had grond in de Avereester venen, maar zijn huwelijk maakte hem tot grote veenontwikkelaar. Het betrof de gronden van Hasselt tot ongeveer Balkbrug. In de eerste helft van de 19de eeuw begon men met de kanaalaanleg, maar ondervond veel problemen. Bij de veengraverij werkte men veel met Duitse veenbazen die hun eigen arbeiders meenamen (de 'Poepen'). Deze trekarbeiders hadden hun eigen geestelijke verzorgers bij zich, maar de maatschappij van van Dedem moest wel twee kerken helpen stichten (1820 en 1834). De vervening lukte, maar Baron van Dedem zelf verarmde zienderogen. Zijn bezittingen werden bij executie verkocht. Het 'van Dedem kanaal' ging in 1845 voor fl.400.000,- over naar de provincie Overijssel. Omstreeks 1900 was alle land afgeveend en trokken de veenbazen naar andere gebieden, zoals Vriezenveen en De Peel.

Laatste grote verveningen in ZO-Drenthe

De laatste grote klap met de turfgraverij vond plaats in Zuid-Oost Drenthe. De uitgestrekte venen achter Emmen en het dorp Barge, waren eigendom van de boermarken. Deze verleenden concessies aan diverse veenmaatschappijen, waar ook Hollands kapitaal ingestoken werd. Naar het hoofdkwartier van die veenmaatschappijen kregen nieuw gestichte dorpen als Nieuw-Dordrecht en Nieuw-Amsterdam hun naam. De plaatsnaam Klazinaveen is in 1884 ontstaan uit Klazina's Veen, genoemd naar de vrouw van een van de Verveners, W.A. Scholten, tevens fabrikant te Groningen. Vooral de Drentse Veen- en Midden Kanaalmaatschappij, de Drentse Kanaal Maatschappij en de Firma Scholten (thans voortbestaand als de maatschappij Klazinaveen) waren actief. Zij verlengden de Hoogeveense Vaart, of groeven vanaf de Drentse Hoofdvaart het Oranjekanaal of het Scholtenskanaal naar het Stadskanaal.. De turf moest nog steeds per schip naar de afnemers toe. Deze maatschappijen, die verschillende venen exploiteerden, doken vanuit diverse richtingen Zuidoost-Drenthe in.

Tussen 1850-1893 kwam men met de Hoogeveense Vaart binnen, de z.g. Drentse richting. Tussen 1853-1858 naderde men met het Oranjekanaal de sector van 'het bruine goud', met de.z.g. Friese richting. De derde weg (1858-1880) via de verlenging van het Stadskanaal, noemt men de Groninger richting. En via verbindingen met de Dedemsvaart en het Stieltjeskanaal (1880-1884)  kwam de Overijsselse richting er ook aan te pas. De hele drukte trok veel werkvolk aan, waaronder veel Duitsers zoals Hannoveranen en Munsters. Zo kom je aan veldnamen als het Munsterse veld of, in geval van overplanting van Zeeuwse dijkwerkers naar de Drentse venen, aan de straatnaam 'Zeelandstreekje.'

Lang niet altijd verliep alles volgens plan. In Zwartemeer staat de RK-kerk een kilometer of wat naast het dorp, pal aan het veen. Na de bouw werd de aanlegrichting van het kanaal, waar het dorp aan kwam, te liggen  toch nog noordelijker verlegd. Zo had vervener Scholten het voornemen om aan het Scholtenskanaal een veenkolonie te stichten, maar men bouwde toch tussen de 'Dordtse brug' en Klazinaveen-Zuid, waar uiteindelijk het dorp Klazinaveen ontstond. Klazinaveen-Noord verderop,  heeft een befaamd kerkje en een groot bedrijf van de Maatschappij Klazinaveen, maar is ook niet méér. Het kijkt uit het Oosterbos, het enige bos op onvergraven hoogveen in Nederland. Je kunt er op de fiets naar toe, net als Skik met 'Op Fietse'

Aldus de 'muzikale plattegrond' van Zuidoost-Drenthe door SKIK, 'Op Fietse'. Afgelopen dinsdag traden ze nog op bij de nieuwjaarsvisite in het Drents provinciehuis. Weer eens wat anders dan een combo'tje op de achtergrond. Maar we waren aan het rondfietsen in een veenkoloniaal landschap. Het uiteindelijke resultaat van al dat eeuwenlange gegraaf en gespit naar turf. Het is met veen eigenaardig, als je het vergraaft duurt het heel lang voordat je weer veenvorming krijgt. Daar zijn de natuurbeheerders mee bezig, waarover straks meer.

Als de veenboeren de turf eraf hebben.is het landschap meters lager geworden. Zowel hoogveen als laagveen 'klinken in' als je het ontwatert en dat komt nooit meer goed. Hoogveengebieden die afgegraven zijn, worden omgebatterijd naar landbouwgrond. De dalgrond, voorzover u dat begrip nog op school geeft moeten leren. De vroegere veenvelden staan nu -lager dan voorheen - vol met aardappelen en andere akkerbouwproducten. Bij Erica en omgeving komt de tuinbouw 'onder glas' opzetten. Maar, zoals gezegd, in verveend gebied zit je lager. Bij hoog water is er risico van natte voeten. Veen heeft een tamelijk vervelende eigenschap, het 'verteert' aan de lucht. Veenpolders, zoals in het Holland-Utrechts laagveengebied, zakken zo vanzelf steeds verder in. Jaar in, jaar uit. Alles wat je daar aanlegt, krijgt vroeg of laat scheuren, zakt scheef of gaat kraken. Oja, denk bij ons maar aan de Meerweg van Paterswolde naar Haren, die tussen het Paterswoldermeer en het Friescheveen loopt  De weg ligt op laagveen en wàt je ook doet, je blijft aan het gaten vullen, verzakkingen repareren, afwatering en putjes aanpassen en scheuren dichtpoetsen. Hoe meer verkeer en hoe zwaarder het verkeer, des te meer problemen  heb je. Eeuwigdurend ongeveer…

'Export' veenkoloniaal landschap

Terug naar het werken aan het veen, de turfwinning en de veenontginning. In de 16de eeuw waren de Nederlanders daar al aardig bedreven in. Ingenieurs konden de ontwatering goed aanpakken en het kanalen - en wijkengraven hadden we ook goed in de vingers. Geen wonder dat buitenlanders de kunst hier kwamen afkijken en - ze haalden 't liefst de droogleggers en ontginners van venen en moerassen naar zich toe. Dus wat zien we? Veenkoloniën en veenontginningen als exportartikel! In het rapport 'Levend Verleden' over de cultuurhistorie van het Nederlandse landschap (uitg. Den Haag 1989) staat een mooi Europees overzichtskaartje. Je ziet dan hoe en waar Nederlanders 'belangrijke landschapsvormers' waren, van Zuid-Frankrijk, Zuidoost-Engeland en de Deense kust, tot Noord-Duitsland en vooral in Oost-Duitsland en Polen. Zelfs Italiaanse moerassen zijn door Hollanders aangepakt in de 17 de eeuw. Als u zo'n veenkoloniaal landschap in het buitenland wilt zien, moet u eens naar 'the Fenlands' in Norfolk (UK) gaan kijken. Je verwacht er elk moment iemand, die je de weg wijst naar 'Ol Pekel'! Als u een mooi plaatje wilt hebben -met typenschema-  wáár in Drenthe, wèlk soort veenkoloniaal landschapstype voorkomt, moet u het rapport Op Weg met het Verleden, de aanzet tot cultuurhistorische kartering van Drenthe (uitg. Assen 1987) eens bekijken. Alles staat keurig in beeld. Van het oudste systeem, enkelkanaal met de wijken er loodrecht op en het enkelkanaal met achterdiep, tot het dubbelkanaal en de latere blokvormige wijkenpatronen, met of zonder kruisdiepen. Zoek de kanalen en je vindt een veenkoloniaal landschap. We laten er weer over zingen, door onze eigen Willem Dijkema met 'Kört Bestek' met 'Drents Daip'.

'Drents Daip' en Spijkerboor (aan de Hunze, voor de niet-ingewijden, want er zijn meer plaatsjes in Nederland die zo heten) bezongen door cafébaas en Radio LOEP-medewerker Willem Dijkema met 'Kört Bestek'. We hebben de afgelopen drie kwartier vooral het verleden van het veen, met veenafgravingen en het ontstaan van veenkoloniën bij de kop gehad. Het wordt tijd om de blik naar de toekomst te richten. Waar is nog hoogveen met name, en hoe springen we met zo'n stuk eigenaardig en naturrrijk aardoppervlak om?  Hoogveen is een nat, moerassig landschap met heide, veenmos en andere specifieke planten en dieren, dat een zelfstandige waterspiegel in de veenmosbulten kan handhaven. Heel eigenaardig eigenlijk, net als de hoogvenen zelf. Uitgestrekt en kaal, amper een boompje en als het natuurlijk is gebleven, vrijwel ontoegankelijk. Het is een levend moeras met bulten en slenken en met verraderlijke waterstromen en gaten in de vegetatie, Hoogveen ruikt bijzonder, de lucht boven een hoogveen krijgt en aparte tint -maar leg dat maar eens uit aan iemand die nooit van het trottoir afkomt, behalve om een zebrapad over te steken…

Ruige natuur

Als je in de ruige natuur wilt zwerven, met de risico's die bij de wilde natuur horen, moet je een hoogveen proberen. De risico's zijn reëel. Als 15, 16-jarige NJN-er ben ik bij zo'n zwerftocht in een halfdichtgegroeide veenput terechtgekomen, meteen tot aan de oksels vastgezet in een metersdiep veenmosmoeras. Dat trekt aan je, onmerkbaar. Tenminste eerst wel. Ik was (achteraf gelukkig) al eerder gesignaleerd (op dat open veld)  door een veldwachter die op stropers uit was. Toen ik te lang uit beeld bleef, is hij gaan zoeken en heeft me er uitgehaald. Zeiknat, lijkbleek en doodsbang. Na van mijn levensredder ongenadig op mijn donder te hebben gekregen, was ik die angst kwijt. Ik loop, als ik de kans krijg, weer graag te zwerven in het veen. Tussen de zonnedauw, 't pijpestrootje, de hei, de slangen, de libellen, de kikkers en wat er nog meer staat en gaat.

Ik zei al, als het ergens kàn en als je de kans krijgt. De paar overgebleven hoogvenen, die de natuurbescherming probeert te restaureren - waar ze proberen de veenvorming weer op gang te brengen - zijn geen gewone recreatiegebieden. Misschien dat er een pad doorloopt waar je over kunt. Of je kunt mee op excursie achter de boswachter aan, die de weg weet in het veenmoeras. Natuurmonumenten in het Fochteloerveen en vooral Staatsbosbeheer in de grote hoogvenen van de Peel en Zuidoost-Drenthe zijn bezig met veenregeneratieprocessen. Zij weten welke toekomst onze resten hoogveen hebben. Om te weten te komen wat men bij het natuurbeheer van hoogvenen doet, heb ik een deskundige gevraagd, Jans de Vries, boswachter bij Zwartemeer in het Bargerveen (tekst interview niet uitgetikt).

U hoorde Jans de Vries, boswachter bij Staatsbosbeheer in het Bargerveen. Hij houdt excursies in het hoogveen, dus u kunt een keer mee. Hij weet ervan als geen ander. Jans is daar al 18 jaar doende, een bevlogen vakman.

Wij zijn intussen aan het eind van de 49ste aflevering van het programma 'Van Dingen & Deuntjes'. Het ging over Veen, Venen en Vervening. Dat was eigenlijk gekoppeld aan het Jaar van de Drentse Venen, dat in het project Drentse Cultuurschatten 2002 zit. Maar helaas, ik heb hun jaarplannen nog niet voorbij zien komen, dus kan ik u er weinig van vertellen. Nouja, het eerste uur over veen heeft al achter de kiezen, met Ede Staal met 'Mien eerappelland' tot slot

(Zonder de archeologie van het hoogveen nog,  met zijn veenbruggen, veenlijken en teruggevonden tempeltjes. Er zijn maar drie musea  in Noordwest-Europa waar ze mooie veenlijken hebben, waaronder het Meisje van Yde. Ik heb het ook niet gehad over de archieffunctie van hoogvenen, waarbij men klimaatveranderingen van vroeger kan aflezen aan de resten vegetatie van duizenden jaren terug. En ook de functie van ondoordringbare veenmoerassen als natuurlijke grens is onbesproken gebleven. Ach, misschien doen we dat nog eens als we het ooit over smokkelpraktijken gaan hebben…)

Dit programma werd geproduceerd, samengesteld, geschreven en gepresenteerd door Jan Tuttel. Peter Huitsingh deed als vanouds en als vanzelf de techniek. Henri Kremer leverde de muziek. Beiden hevig bedankt. In februari zijn we toe aan de vijftigste aflevering, op zondag 10 februari. Zet de feestmuts maar op, want het thema is -zeker na de prinselijke feestelijkheden op 2 februari -  'Het Hoofd Bedekt'. Over kronen en zotskappen, mutsen, hoeden, petten, pruiken, badmutsen, helmen, dopjes, baretten, verentooi, admiraalssteken, vechtpetjes, ijsmutsen, zonnehoeden, kepi' s, keppeltjes, hoofddoekjes, tulbanden en al zulks meer - of minder.

Bedankt voor het luisteren (petje af voor uw geduld…)

Dag


Jan Tuttel

(uitgezonden op zondag 13 januari 2002)
 
 

 

 


Copyright 1995 - 2008 Han Tuttel. All rights reserved.
This material may not be published, broadcast, rewritten or redistributed in any form, including digital,
without the prior consent and written agreement by the author.