Goeiemiddag
dames en heren, welkom bij
'Van Dingen & Deuntjes',
bij de 48ste
maandelijkse aflevering bij
Radio LOEP.
Onze vaste luisteraars
weten nog dat we vorige keer
de maand november met al zijn
feestelijkheden en
eigenaardigheden aan een
onderzoek hebben onderworpen.
Het inmiddels medio december
en ook dàt is weer een
feestmaand, maar die laten we
mooi voor wat het is. Of wat
het nog worden moet; u maakt
er maar wat moois van.
Het
onderwerp van dit uur is wel
bij de decembermaand
weggeplukt. Dat wil zeggen dat
er wel een aanleiding is
gevonden in de gebeurtenissen,
die deze maand 'aan snee'
komen. Deze aflevering van het
programma 'Van dingen &
Deuntjes' is namelijk helemaal
gewijd aan het thema
'van Stalletje tot Kerk en
Kathedraal'. Heel
gewoon eigenlijk. Met kerstmis
vindt één van de
belangrijkste christelijke
feesten plaats, n.l.de
geboorte van Jezus. Een
gebeurtenis van het jaar nul
eigenlijk, maar de echo duurt
nu al zo'n tweeduizend jaar.
Naast de religieuze betekenis
zit er nog een interessant
aspect aan die geboorte van
dat kleintje. Het is het
beginpunt van een gigantische
ontwikkeling van 'hardware'
geweest, over de hele wereld.
Eh, hardware? Hoezo computer,
hoezo hardware?
Niks computer - ik zeg
gewoon op zijn hedendaags, dat
het simpele stalletje in
Bethlehem van 2000 jaar
geleden, de stoot heeft
gegeven voor een enorme
bouwstroom aan kerkgebouwen.
De uitbreiding van het
christendom is af te meten aan
het aantal kapellen en kerken
dat nadien is verrezen, waar
ook ter wereld.
Of
je nu Zuid-Afrika, Rusland, de
Filippijnen of
Klazinaveen-Noord neemt,
overal staan kerkgebouwen waar
het evangelie verkondigd
wordt, waar men zijn
godsdienst belijdt. Intussen
is aan de aftakeling en de
leegstand van kerkgebouwen ook
na te gaan, waar de actieve
belijdenis in de christelijke
kerken afneemt. En… waar andere religies groeien, die weer hun eigen 'hardware'
aan tempels, moskeeën en
kerken hebben. Met uw
goedvinden wil ik het nu
beperken tot de ontwikkeling
in de kerkenbouw bij het
christendom. Daarvoor is een
uur zendtijd al krap.
Het
is ook een onderwerp waar
iedereen over mee kan praten -
al is het maar in zegswijzen
of spreekwoorden. Maar sommige
medeburgers denken echt niet
aan een groot gebouw als 'ze
voor het zingen de kerk
uitgaan'…
Ik bedoel maar, dat
kerken
(kerkgebouwen &
kerktorens eigenlijk) in
denken en doen een geweldige
invloed hebben in onze
maatschappij. De kerk is zo'n
bestanddeel van de omgeving
geworden, dat je je niet kunt
voorstellen dat ze er nooit
waren. De oudste kerken zijn
ook al lang verdwenen. Het
waren veelal houten
onderkomens, die in de loop
der eeuwen vervangen zijn door
veel grotere en veel mooiere
religieuze gebouwen. Een
tijdlang was de kerkelijke
architectuur eigenlijk de
enige vorm van bouwkunst.
't Is niet voor niets
dat veel kerken en kathedralen
tot grandioze monumenten zijn
uitgegroeid. Het uitspitten
van de bouwhistorie van een
kerk of kathedraal is puur
archeologisch werk, want je
moet dat spitten letterlijk
nemen. Via de oudste
funderingen kom je wat te
weten.
Locatie
van kerk nooit toevallig.
Nog
wat: de plaats van een kerk is
ook nooit toevallig gekozen.
Hij staat hoog en droog en
veilig. In tijden van oorlog
en twisten was in sommige
streken een grote, massieve
kerk tevens een letterlijk
veilig toevluchtsoord - voor
de mensen en hun vee zelfs. En
wat dacht van het hedendaagse
systeem van 'kerkasiel' voor
vluchtelingen?
Niet dat de kerk nog
een veilig heiligdom is, waar
het burgerlijk recht ineens
niet meer geldt. Die tijd is
voorbij.
Verscheidene
kerken en zowat de helft van
de Nederlandse kerktorens zijn
eigendom van de burgerlijke
gemeente, niet van de
kerkgemeente. Een voorbeeld
van dichtbij (u ziet het voor
u misschien): de Groninger
Martinitoren van de
Martinikerk is eigendom van de
stad Groningen Vroeger zat op
de 97 meter hoge toren zelfs
een stedelijke torenwachter,
die op zijn hoorn moest blazen
als hij een brand ontdekte. Ja
- en zo snapt u ook de
achtergrond van de uitdrukking
'Hoog van de toren blazen'.
Nog zo'n staaltje taal. Straks
doen we er nog een paar.
Bedenk maar vast wat
uitdrukkingen en luister maar
of ik ze (ook) op mijn lijstje
heb staan.
Kapellen
en kerken hebben ook geleid
tot vele plaatsnamen en
veldnamen, van Capelle aan de
IJssel in Zuid-Holland tot
Kerkenveld in Zuid-Drenthe
Goed,
terug naar de kerkgebouwen. In
Noord-Drenthe zien we veel
Romaanse kerken. We lopen zo
enkele bouwstijlen bij lang en
ook wat bouwmaterialen. In
Eelde, Vries en Diever
bijvoorbeeld vinden we nog
tufsteen in de muren,
afkomstig uit de Eifel en
onderdeel van de middeleeuwse
bouw. Ik laat u 'zien' dat
oude kerkgebouwen vaak in
dezelfde richting staan, net
als onze hunebedden, die ook
allemaal een zelfde kant op
liggen. Alleen anders…
Inderdaad - onze vaste slimme
luisteraar merkt op, dat er
duidelijke uitzonderingen
zijn. In onze regio staan in
Smilde en Veenhuizen
zogenaamde achtkantige
'koepelkerken'. Dat is een
verhaal apart.
Ach,
er zit zoveel leuks aan die
kerkgebouwen en is er zoveel
vanzelfsprekends, dat we er
niet meer bij stil staan. Neem
het luiden van de kerkklokken.
Je kunt er de tijd mee
aangeven en je kunt er aparte
boodschappen mee kwijt.
Vroeger klepte de klok bij
brand. Nu bij feestelijkheden
en bij herdenkingen. In Eelde
worden ook de doden nog
'verluid'. (Voor de
buurgemeenten heb ik eerlijk
gezegd, vergeten dat na te
vragen. Bel me na de
uitzending maar op hoe het bij
u is geregeld). Er is nog een
interessant verschijnsel aan
en op kerken te zien. Je kunt
soms aan de symbolen in de
gevel en op de kerktoren
nagaan, voor welke
geloofsrichting de kerk
gebruikt wordt of werd. Dit
slaan we vandaag over, want in
de uitzending van 25 april
1999 hebben we uitgebreid
aandacht besteed aan
torenhanen en andere
topfiguren op kerktorens (zie www.tuttel.com/vandingenendeuntjes/inweerenwind)
.
Het
wordt tijd om te beginnen bij
het begin.
We
gaan gewoon terug naar de
stal, met het de os en de ezel
en het Kindeke in stro. Het
begin hoort u op twee
manieren: Eerst 'Jezuken is
geboren in een bakske vol met
stro' van Urbanus en daarna
'Jezus is my leader' door
Ladysmith Black Mombazoo.
Urbanus begint.
Terug
naar het begin: het stalletje
in Bethlehem, waar het
christendom zijn roots heeft.
Jezus werd de leidsman voor
het nieuwe geloof. U hoorde
beide situaties bezingen. Dat
begon dus zo'n 2000 jaar
geleden, maar om nu te zeggen
dat het sindsdien rustig is
gebleven in Bethlehem en
omgeving?
Een en al rumoer en
onrust in het Beloofde Land en
omstreken.
Zodra
een nieuwe religieuze beweging
zich gaat uitbreiden, willen
de volgelingen naast
geestelijke steun ook een
praktisch
houvast. Er moet een
oord van samenkomst komen,
voor gebed en bezinning, waar
ze ongestoord hun geloof
kunnen belijden. Elk geloof
kent zulke kernpunten, die we
dan kerken, tempels, synagogen
of moskeeën noemen. Je zult
ook zien dat elke, maar dan
ook èlke geloofsrichting of
geloofsvariant - maakt niet in
welke hoofdreligie - zich
concentreert op het neerzetten
van eigen kerken, kapellen,
tempels enzovoorts.
We
volgen de loop der
geschiedenis van het
christendom. Predikers en
missionarissen trokken er op
uit om dat nieuwe geloof te
verbreiden. Ze moesten de
heersende godsdiensten
beconcurreren, want daar
vielen de 'zieltjes te
winnen'. Zo ongeveer in de 4de
eeuw na het begin van de
jaartelling (die trouwens
aanvangt bij de geboorte van
Christus) begint het
christendom zich uit te
breiden. Het is een klus van
eeuwen geweest, want in de 8ste
eeuw werd er nog hard gewerkte
om de andere religies te
bestrijden en het christelijk
geloof in te voeren. De mensen
die een ander geloof
aanhingen, weren als heidenen
betiteld. Die kregen er flink
van langs. Hun heilige bomen
werden omgekapt, hun
tempeltjes werden ontwijd en
verwoest en overal waar de
verbreiders van de nieuwe
christelijke leer de wind er
onder kregen, ontstonden
nieuwe christelijke kerkjes.
Kerstening
door buitenlanders
Er
zijn in de Lage Landen en in
het Saksische gebied een paar
buitenlandse voorvechters van
de christelijke leer geweest,
die we nog goed kennen. Ze
stichten kloosters, van
waaruit ze opereerden. Daarna
werden weer steunpunten
gevestigd in het werkgebied,
waar de missionarissen aan de
slag moesten. Een en ander
ging onder bescherming van het
wereldlijk gezag, zoals van
keizer Karel de Grote, die de
kerk de nodige faciliteiten
bood. Het ging allemaal niet
van een leien dakje, want in
754 was er opstand der Friezen
bij Dokkum, die missionaris
Bonifacius de kop kostte. Zijn
collega Liudger was daar
eerder al stuk gelopen op
nukkige Friezen die maar niet
christelijk wilden worden.
Liudger en Willihad kregen in
722 al de opdracht om de
Friezen en de Saksen te
bekeren. Even de zaken een
rijtje. Vóór er kerken
gesticht konden worden, moest
eerst het christendom
ingevoerd worden. De z,g,
heidenen moesten bekeerd en/of
onderworpen worden. De prille
christelijke kerk zette daar
geoefende en gedreven
buitenlandse missionarissen
voor in. Zo kwamen Willibrord,
Wilfried en Bonifacius van
oorsprong uit het
Angelsaksische gebied. In
Utrecht werd in 550 een soort
missiepost gevestigd, van
waaruit de bekering der Friese
stammen aangepakt werd.. Dat
kon mooi gelijk op lopen met
de onderwerping aan het
Frankische rijksgezag.
In
695 werd Willibrord tot
aartsbisschop van Utrecht
gewijd. Hij had weinig succes,
want hertog Radboud, de
'koning der Friezen', knokte
terug en behield de
heerschappij. Bonifacius
volgde Willibrord op als
missiebisschop. Naast het
Friese gebied moest hij ook
aan het werk in Thüringen en
Hessen. In 754 werd Bonifacius
met zijn gezelschap bij Dokkum
omgebracht. Vanuit de
kloosters werd later, nadat de
heidense stammen in 783 en 785
militaire nederlagen leden,
met man en macht gewerkt om de
christelijke leer ingang te
doen vinden.
Ansgar
werkte vanuit klooster Corvey
a/d Weser aan de bekeringen in
Noord-Duitsland, Denemarken en
't Scandinavisch gebied.
Liudger werd bekend door een
'viswonder' bij zijn kerkje in
Leer. Hij stichtte in 800 een
nieuw klooster te Werden. Dat
kloosters kreeg later
bezittingen in het Noorden
(wij kennen in Noord-Drenthe
nog de oude Werdense weg!).
Van Ansgar en Willehad zijn
ook wonderdaden bekend, die
indruk maakten en behoorlijk
hielpen bij de bekering. Hun
graf werd later een
bedevaartsoord.
Uiteindelijk
vond het christendom in de
noordelijke contreien algemeen
ingang in de 9de
tot 10de eeuw.
Er kwamen wel kerkjes, maar
oude heidense gebruiken bij
het begraven van de doden
bleven een tijdje voortduren.
De oude cultus van het
verbranden van de doden werd
vanaf de 8ste eeuw
met strenge straffen de kop
ingedrukt. Tot in de 11de
eeuw echter kregen de doden
nog bijgaven mee in hun graf.
Van een ordentelijk
christelijk kerkhof was nog
geen sprake. Wat betekende die
ontwikkeling nu voor onze
(wijde) omgeving?
Wat vinden we d'r van
terug? Nou, op nog geen 300 km
afstand bestaat het klooster
Corvey bij Höxter aan de
Weser nog steeds. Op een
kaart in het museum aldaar
staan de Groninger kerken, die
door missionaris Ansgar zijn
gesticht. Meppen, het stadje
even over de Drentse
grens, is gegroeid uit
een 9de eeuwse
missiepost. De stad Leer, op
50 minuten rijden afstand,
vindt zijn oorsprong als
missiebasis van Liudger, die
vandaaruit de Friezen
aanpakte.
Oudste
kerken hadden 'voorgangers'
De
oude kerken in ons zendgebied
hebben bijna allemaal vroege
voorgangers gehad, zo blijkt
uit opgravingen. De oudst
bewaard gebleven restanten uit
de 11de eeuw zijn
de tufstenen gedeelten van
later verbouwde kerken in
Vries, Eelde, Anloo. Bij de
Groninger Martinikerk zijn
sporen gevonden van een houten
kerkje uit begin 9de
eeuw. Ook de kerk van Rolde
kan boven op zo'n historie. In
de 8ste eeuw zou
missionaris Willehad in Vries
een houten kerkje hebben laten
zetten, zo luidt de lokale
legende. Bij opgravingen onder
de kerk zijn er wel twee
brandlagen gevonden van de
mogelijke oudste houten
kerkjes. Onze oude kerken
hebben een lange historie, dat
is zeker.
Hoe
en wáár men later de kerken
bouwde, vertel ik u straks.
Het wordt tijd om wat over de
kerken te laten zingen.
Ik laat u als eerste
horen Duo X met 'In gedachten
zie ik dat kerkje weer',
gevolgd door Trea Dobbs met
Het kerkje in de
Kerstnacht' en dan the Blues
Brothers met 'The Old
Landmark'.
Drie
keer de kerk bezongen, op
verschillende manieren, door
Duo X, Trea Dobbs en the Blues
Brothers, want zoals eerder
gezegd, kerken staan midden in
de maatschappij. Ziet u the
Blues Brothers-film weer voor
u, met die scène in de kerk?
D'r gebeurt heel wat in de
godshuizen, vroeger en nu,
want een kerk was zowel een
gewijde ruimte als een
openbare ruimte. En overal
gaat men er op eigen wijze mee
om.
De
oudste christelijke kerken
kunnen bogen op een
geschiedenis van 1000 jaar of
meer. En wat er nu staat, stáát
er ook - ze vormen het
middelpunt van dorp of
stadsbuurt.
Hoog,
droog, veilig en aan de rand
Je
mag aannemen dat de eerste
kerken op een hoog, droog en
veilig punt stonden. Uiteraard
om praktische redenen, maar
die hoogte had ook een
symbolische betekenis. Op
sommige plaatsen wierp men
zelfs een heuvel op om er een
kerk op te zetten. In het
gidsje over de NH Kerk van
Vries wordt daarover
gezegd.:"Zo'n
heuvel is een
symbolische Sionsheuvel, ook
wel de 'rots Petrus' genoemd.(
- ) waarnaar de gemeente moest
'opgaan ter kerke' ". De
kerkheuvel te Vries is nog
zichtbaar vanaf de brink. De
gracht eromheen is al lang
geleden gedicht. Bij
verscheidene Oostfriese oude
kerken over de grens, is dit
patroon precies hetzelfde. Ook
de Groninger Martinikerk staat
eigenlijk hooggeplaatst op het
laatste eindje van de
Hondsrug, wat mooi past bij
dit 'bestgeslaagde Drentse
dorp'.
Ik weet nog een punt
waar je duidelijk kunt zien
dat ook latere kerken hoog en
droog geplaatst zijn. Als je
van Appelscha via de Damsluis
en de Witte Wijk naar Smilde
rijdt, zie je linksvoor ('op
half elf' voor degenen, die
hun militaire dienstplicht
vervuld hebben) de Smildigger
Koepelkerk hoog boven de oude
veenkolonie oprijzen.
Er
is nog een tweede principe dat
opgeld doet. De kerken werden
hier vaak aan de randen van de
nederzettingen gebouwd. Ook om
praktische redenen, want daar
was nog ruimte te vinden in
het begin. Niet in het midden,
daar was geen plek.
Het dorp groeide later
vanzelf om de kerk heen. In
Rolde is die oude plaats aan
de rand van het dorp nog heel
fraai te zien. Verder zijn,
vooral in zuidelijker streken,
kapellen en kerken gebouwd op
het graf van een heilige. Met
name RK heiligen werden later
soms uitbundig geëerd. Vooral
als ze 'een leven na de dood'
ingingen als patroonheilige of
beschermheilige. In streken
waar de heidenen hardleers
waren, stampten de keiharde
missionarissen in de
beginperiode een christelijke
kerk uit de grond op de plek
van een 'heidens' heiligdom.
Tijdens een vakantie in de
Duitse Hunsrück -zuid van de
Moezel - heeft een geestelijke
ons wat voorbeelden laten
zien. Keltische heilige
oorden, bij bronnen vooral;,
werden 'overruled' door
christelijke godshuizen (De
kerk, hooggelegen midden in
Rhaunen is zo'n voorbeeld).
Aldus, we hebben de plek
bepaald waar een kerk moet
komen, zo'n 1000 jaar terug en
wat nu?
Exact, je timmert er
eentje, bijvoorbeeld in
vakwerkbouw. En dan - het
geloof breidt zich uit en er
moet meer volk in de kerk, wat
dan? Je kunt wel aan het
timmeren blijven, maar niet
iedereen heet 'Spiekerjozef'.
Bouwmateriaal
liefst van dichtbij
Op
een bepaald moment werd een
stenen kerk gebouwd. Sterker,
groter en duurder - dus ook
van belang voor de public
relations van de nieuwe
geloofsrichting. Zo'n kerk
moest ook wat voorstellen!
Nu
wil het geval, dat men het
bakken van klei tot baksteen
als bouwsteen, pas sinds de 12de
eeuw onder de knie kreeg. Vóór
die tijd moest je wat anders
verzinnen. Je haalde dus
bouwmateriaal van elders - 't
liefst niet al te ver weg om
de transportkosten te drukken.
Duizend jaar geleden was het
vervoer over de weg een
ellende, bij gebrek aan goede
wegen. Vervoer te water was
het beste en je kon er ook
zware vracht in kwijt.
Zodoende zie je
bouwmateriaal aangevoerd
worden uit steengroeven
vlakbij, uit de omgeving van
Bentheim en per schip komt
bouwsteen uit de Duitse Eifel
onze kant op. Via dezelfde
bekende weg als de
molenstenen, want die kwamen
al eerder naar hier via de
overslaghaven Andernach aan de
Rijn.
Uit
Bentheim en Gildehaus kwam de
Bentheimer zandsteen, waar ook
veel doopvonten,
veedrinkbakken en ander
ornamentaal steenhouwerswerk
van werd gemaakt. De Eifel
leverde een hard gesteente van
vulkanische oorsprong:
tufsteen. Als je
verspreidingskaarten ziet waar
zowel de Bentheimer zandsteen,
als de tufsteen uit de Eifel
is gebruikt, zie je ook de
transportwegen. In het boek 'Kirchenarchäologie'
van Hermann Haiduck
is op een uitslaande
kaart prachtig te zien dat
tufsteen uitsluitend is
toegepast langs de Deense
kust, langs de Noord-Duitse
kust, plus langs
rivierinhammen, in Groningen,
Friesland en vooral
Noord-Drenthe, langs de
Nederlandse Noordzee- en
Zuiderzeekust en met name
veel in het Gelderse
Rivierengebied, langs de
IJssel en haar zijrivieren en
het Utrechtse Oude Rijn- en
Vechtgebied. Overal waar het
maar over water naar toe kon!
Deze import van
kerkbouwmateriaal was
omstreeks 1200 op zijn
hoogtepunt.
De
grote Bentheimer
zandsteenblokken waren voor
het zware werk. De eerste 70
meter van de Martinitoren
bestaan uit deze blokken en
uit materiaal uit groeven bij
Bückeburg aan de Weser. Bij
restauratie in de jaren dertig
is gebruik gemaakt van andere
steen, de Oberkirchenersteen,
die lichter van kleur is. De
zandsteen uit Bentheim en
omstreken is in Oost- en
Noordoost-Nederland van de 12de
tot de 14de eeuw
toegepast. In de 15de
en 16de eeuw zie je
Bentheimer zandsteen (vaak
bewerkt door de Mechelse
steenhouwersfamilie
Keldermans) in de Hollanden
toegepast worden. Alle panden
noemen (zoals het Paleis op de
Dam, St.Laurenskerk-Alkmaar,
Oldehove -Leeuwarden,
stadhuizen Deventer & Den
Bosch) voert te ver. Het is
interessanter om te weten deze
zandsteen sterk donker
verkleurt. Dat is de reden
waarom de Martinitoren als
koosnaam 'de Olle Grieze'
heeft gekregen.
Voor
we naar de baksteen gaan, heb
ik nog twee natuurgesteenten
die bij de kerkenbouw zijn
toegepast. In Odoorn is te
zien dat er dikke granieten
zwerfkeien, in de orde van
grootte van hunebedstenen, in
het koor van de kerk zijn
gebruikt.. In Emmen zitten
Drentse zwerfkeien in de
onderbouw verwerkt. Veldkeien
als fundering zijn o.m.
gevonden bij de kerken van
Dokkum en Hellum. Elders zijn
veldkeien te zien in de
muuropbouw. In alle gevallen dateert dat, van op zijn vroegst de 10de
eeuw tot uiterlijk de 12de,
halverwege 13de
eeuw.
In
de NH kerk van Hellendoorn zit
nog wat leuks. Het zijn
brokken ijzeroer, die als
bouwsteen zijn benut. Dit
materiaal kwam en komt voor in
beekdalen als ijzerafzetting
in de bodem. Op ruim 20
plaatsen in Oost- en
Zuidoost-Nederland -in de
buurt van oerrijke beken- zijn
ijzeroerbrokken bij de bouw
gebruikt Dit vond plaats van
de vroege Middeleeuwen tot
hooguit 1200..Ik laat de
kalksteen verder buiten beeld,
maar in het zuidwesten van
Nederland bouwt men in de 13de
en 14de eeuw ook
met de donkerblauwe kalksteen
uit het Belgische Doornik. De
rivier de Schelde is hier de
transportader voor de
bouwsteen.
Gebakken
stenen
We
gaan naar de baksteen, de 'op
maat' en 'in vorm' gebakken
steen van klei of leem. Die
kunst kregen vooral de
monniken in het Noorden van
Duitsland en Noord-Nederland
eerst onder de knie aan het
begin van de 13de
eeuw.
Omdat de eerste
eigengebakken steen moest
passen bij de gangbare grote
brokken natuursteen, maakte
men aanvankelijk forse z.g.
kloostermoppen. Later werden
de maten kleiner en de
baksteen handzamer.
Nog
heel lang werden natuursteen
en baksteen door elkaar
gebruikt. De tufsteen werd
soms met baksteen afgedekt.
Elders stopte men de
lichtergekleurde natuursteen
als 'speklagen' in de
bakstenen gevels. Zo is ook de
toren te Vries bij
herstelwerkzaamheden in 1769
weer opgetrokken met
tussenlagen van tufsteen in
baksteen. Die baksteen kwam
overigens van de muren van het
v.m. klooster in Assen.
Nederlandse
bakstenen krijgen hun kleur al
naar gelang het gehalte kalk
of ijzerverbindingen in de
gebruikte klei, maar de
baktemperatuur is ook van
belang. Met baksteen trad een
nieuwe periode van
architectonisch bouwen aan.
Maar voor we de kerken op
bouwstijl gaan bekijken,
bouwen we wat muziek in. We
gaan ter kerke met de
Boetenbaintjes: 'Achter Roomse kerk'.
'Achter
Roomse kerk' van de
Boetenbaintjes, dus eigenlijk
'de kat krabt de krullen van
de trap' maar dan anders.
We
weten inmiddels wanneer en
waar men kerken stichtte en
welk materiaal men gebruikte.
We bekijken nu de stijl van
bouwen, vooral in ons
zendgebied.en wijde omtrek. De
oudste kerken uit de 11de
en 12de eeuw hebben
de Romaanse bouwstijl. Zware
muren, kleine rondbogige
vensters en evenals de torens,
vooral van baksteen met resten
tufsteen. Het koor (het
achterend, waar 't altaar
staat) is vaak hoger dan het
schip (de kerkzaal, zeg maar),
als er en crypte onder zit.
Vroeger bewaarde men daar de
relieken onder het altaar.
De grote Romaanse
kerken hebben vaak een
kruisvorm, wat een zoldering
met kruisgewelven opleverde.
'Westwerk'
Alle
oorspronkelijke Romaanse
stenen kerken, die vanaf de 12e
eeuw tot stand kwamen, liggen
in de oost-westrichting:
Vries, Eelde, Peize, Noord- en
Zuidlaren, Roden, Norg, heel
Ost-Friesland. Allemaal!
Het koor met het altaar
op 't oosten en de ingang
onder de toren op het westen.
Dat complex, een toren met
minstens twee verdiepingen,
voor de ingang van de
eigenlijke kerk, heet het
'Westwerk'. Die middeleeuwse
oost-orientering is een
symbolisch element. Het is de
kant van de opgaande zon met
haar stralen èn het oosten is
het symbool van de Verlosser;
vandaar komt het heil.
De
Gotische bouwstijl raakte
omstreeks de 13de
eeuw in zwang, via invloeden
uit Frankrijk. Gotische kerken
hebben hoge ruimten, waarin de
muren zoveel licht moeten
doorlaten dat ze hun steunende
taak amper aankunnen. Daarom
zijn er luchtbogen en
steunberen bijgeplaatst. In de
overgangsperiode van Romaans
naar Gotisch is er vanuit
Groningen enige invloed op de
Drentse kerkenbouw geweest.
O.a. in de koepelgewelven van
't koor in Norg, mogelijk ook
Peize.. 't Schip van de kerken
te Gasselte en Roden hebben
dat vermoedelijk ook gehad.
Eenvoudige gotische torens
verrezen in de 14de
eeuw
in Westerbork,
Kolderveen en Borger. In de 15de
eeuw zijn nogal wat Romaanse
kerken omgebatterijd naar de
gotisch stijl, al was het maar
met
hogere muren en
spitsboogvensters (kerken van
Anloo, Zuidlaren en Vries).
Bij een aantal gotische
kerktorens van begin 15de
eeuw vallen bepaalde
gelijkenissen op. U vindt de
torens
van dat 'Drentse type'
in Rolde, Ruinen, Ruinerwold,
Beilen, Dwingeloo, Havelte en
Oosterhesselen.
Reformatie
Tja
en dan wordt het de 16de
eeuw en alles wordt anders. De
Reformatie verstoort het
eenduidige religieuze beeld.
De opstand tegen Spanje in de
Tachtigjarige Oorlog leidt er
toe dat in Nederland de
RK-godsdienst verboden wordt.
Tot 1795 moeten de 'roomsen'
in het geheim kerkdiensten
houden. Later mochten ze
(tegen betaling) wel eigen
kerken hebben, mits die niet
zichtbaar was vanaf de
openbare weg. Dat leverde de
z.g. 'schuilkerken' op. onder
meer aan het Begijnenhof in
Amsterdam. Pal over de Duitse
grens bij Twente verrezen
'vluchtkloosters'. In
Zuid-Nederland ontstonden de
'grenskapellen'.
Er
is sprake van nieuwe
kerkenbouw in de 17de
eeuw, als de van staatswege
gesteunde protestante kerk
zich uitbreidt. Voor de
protestantse eredienst, waarin
de preek centraal staat, is
een kerk met een centrale
aanleg het meest geschikt.
Alle kerkgangers moeten de
preek kunnen horen. De
vroegere oost-westrichting is
niet meer van toepassing.
Alles is gericht op de
preekstoel, die niet persé
aan de oostkant moet staan.
Bij de preekstoel bevindt zich
de dooptuin, met doopvont en
de zitplaatsen van de
kerkeraad, door het doophek
afgescheiden van de rest van
de kerk.
In de 18de eeuw wordt er niet veel bijgebouwd. De
RK-kerk krijgt geen
toestemming en de hervormde
kerk heeft genoeg
kerkgebouwen, waaronder de
overgekregen grote
middeleeuwse kerken. Het
politieke bestel verandert in
1775 weer, waarbij de
bevoorrechte positie van de
protestanten verdwijnt. Ze
behielden wel de vm. RK-kerken
(behalve in Brabant). Elk
kerkgenootschap mocht nu ook
eigen kerken stichten. De
nieuwbouwgolf van de 19de
eeuwse kerken betreft
-logischerwijs - voornamelijk
RK-kerken. De bouwstijl van de
eerste helft van de 19de
eeuw , het neoclassicisme
grijpt terug op de klassieke
bouwkunst van de Grieken en de
Romeinen. In de tweede helft
van de 19de eeuw
komen de neogotische kerken
naar voren, geïnspireerd op
de middeleeuwse gotiek.
De
20ste eeuw kent u
en dan weet u ook hoeveel
moderne kerken er in
nieuwbouwwijken tot stand
kwamen. Vaak is het kerkgebouw
tevens gemeenschapshuis,
clubhuis en zalencentrum. De
grote kerken van vroeger
worden een financiele last
voor de gelovigen. Kerkelijke
gemeenten slinken in aantal.
De
monumentale gebouwen, die vaak
een centrale plaats innemen en
beeldbepalend zijn, gaan over
naar de burgergemeente of naar
stichtingen die voor het
onderhoud en voortbestaan
zorgen.
Kerktorens
Vooral
de kerktorens zijn in beeld,
of ze nu staan of omgevallen
zijn. Luister naar het 'blokje
torenmuziek':
1-
de Lopster Toren (van
Loppersum dus) door Pé &
Rinus
2-
de Olle Grieze
(Groningens trots), bezongen
door Max & Betty Anders
3-
de beroemde torenspits
van Bommel; na een
overstromingsramp, gezongen
door het Groot
Muziekpakhuiskoor
.
En
zo hoorde u een drietal torens
bezingen. Ik heb de toren van
Bemmeldebom maar 'laten
vallen'. Tekstschrijver Annie
M.G. Schmidt
laat een rotjochie met
een katapult de toren omver
schieten. Per ongeluk ook nog.
Kerktorens
zijn vrij kwetsbaar, omdat de
opbouw grotendeels van hout
is. Blikseminslag wil nog wel
eens hevige branden of
instorten tot gevolg hebben.
Ik meen dat vorig jaar in
Drenthe nog een torenspits
omdonderde. U moet voor de
aardigheid de teksten van de
uitzending van april 1999 eens
nalezen . Daar staan de
rijmpjes over
hoe
de windvaan op de toren de
aard van het geloof aanduidt.
Met name in Stadt Leer zijn de
verschillen mooi te zien.
Veel(oude) kerken zijn aan
bepaalde heiligen gewijd. De
Martinikerk aan Sint Maarten
en de A-kerk in Groningen is
vanouds de Sint Nicolaaskerk.
St. Nicolaas is onder meer
beschermheilige van
de schippers. Het
voormalige Aa-kwartier was een
schippersbuurt, aan de boorden
van de Drentsche Aa 'in Stad'.
Langs de Noordzeekust tref je
veel St. Nicolaaskerken aan.
We
hebben de kleine, aparte
kerkgebouwtjes overgeslagen.
Vooral
evangelisatiegemeenschappen
stichtten kleine zaalkerkjes,
die je in veel voormalige
ontginningsgebieden nog
aantreft. De koepelkerken in
de 'waterstaatsstijl' laat ik
rusten tot een andere keer Dat
geldt ook voor de boeiende
zaken rond het begraven in de
kerk, op het latere kerkhof en
de bijbehorende oude gebruiken
en structuren, als 'reewegen'
of kerkepaden..Het thema 'dood
& begraven' bewaar ik voor
een andere keer, zolang we
tijd van leven hebben -zoals
dat heet.
Ik
wil nog even met u naar
plaatsnamen kijken, zoals
Koudekerke, Kerkdriel,
Kerkrade, Sprang-Kapelle,
Kloosterburen en La Chapelle
of Christchurch. Allemaal
genoemd naar de kerk, kapel of
klooster, net als
Kerk-Avezaath en
Kapel-Avezaath in de Betuwe.
Ga voor de aardigheid eens na
hoeveel van zulke plaatsnamen
u in binnen0- en buitenland
kent. Daaraan zie je de
centrale rol van de kerken en
kerktorens. Niet dat je altijd
'de kerk in het midden van het
dorp' moet laten. Historisch
klopt die zegswijze niet,
strategisch soms wel. Wie 'in
de kerk geboren is' laat
altijd de deur achter zich
openstaan. 'Geen twee kerken
tegelijk kunnen bezingen' is
gewoon niet kunnen heksen en
blauwverven tegelijk. 'Hoe
dichter bij de kerk, hoe later
er in" geldt ook voor
onkerkelijken, net als 'Oude
kerken hebben duistere
glazen': ouderen gaan slechter
zien. 'Als de kogel door de
kerk is', is een kloek besluit
genomen. En "Waor het
volk is is de nering, zee de
scherensliep en scheuf zien
koare in de karke" klopt
ook.
Tot
slot een torentip. Let eens op
kerktorens, waar vanouds
altijd de luidklok in zat. Die
bepaalde je dagritme en riep
op tot kerkgang. Later was er
behoefte aan een uurwerk, om
de tijd te kunnen aflezen. Dat
uurwerk met wijzerplaat is
vaak met moeite in de toren
ingebouwd. Kijk maar naar
Diever hoe scheef dat uurwerk
naast de galm,gaten gefrommeld
zit. In Vledder ontbreekt de
wijzerplaat zelfs. Misschien
is het maar goed zo, want weet
je wat je krijgt als je klok
zo goed in beeld hebt? 'Rock around the clock' door Bill Haley
Met
Bill Haley werken wij ook op
de klok. Dit uur 'Van Dingen
& Deuntjes' is voorbij.
Vandaag hadden we de
ontwikkelingen in de
kerkenbouw bij de kop, die
begon met een eenvoudige
kerststal, in het jaar nul.
Dit
programma werd geschreven,
samengesteld en gepresenteerd
door Jan Tuttel, geholpen door
Peter Huitsingh, die ervoor
zorgde dat de zaak goed 'op de
zender ging'. Bij de
muziekkeuze hielpen de vaste
steunpilaren en muziekkenners
Henri Kremer en Bart Nijstad.
Bedankt voor het luisteren.
Op
zondag 13 januari 2002 is dit
programma weer in de lucht en
op de kabel. Het thema moet
ik, eerlijk gezegd, nog
kiezen. Misschien kom ik wel
op het veen terecht, want het
volgend
jaar 2002 is in de
serie Drentse Cultuurschatten
uitgeroepen tot 'Het jaar van
de Drentse venen en Vincent
van Gogh'.
U
komt maar luisteren, op zondag
13 januari 2002
Tot
wederhoren
En
weet u wel dat de klok met
wijzerplaat op de kont van de
Eelder kerk staat?
Jan
Tuttel
(uitgezonden
op zondag 16 december 2001)
|