INDEX 

van dingen & deuntjes

reisverhalen

natuur en landschap

naamkunde

Drentse Aa

volkskunde

paasvuren

Harmjan van Steenwijk

vliegwerk

eem kiek'n

in de smiesterd

wie is wie

gastenboek

over de Tuttels

email Jan Tuttel

email Harmjan van Steenwijk

email WebMaster



Freak ProductionsFreak Productions

Bezoekers:

 

 

laatste update: 24 juli 2005 09:32

van Dingen en Deuntjes

 

Goeiemiddag dames en heren, welkom bij 'Van Dingen & Deuntjes', bij de 48ste maandelijkse aflevering bij Radio LOEP.  Onze vaste luisteraars weten nog dat we vorige keer de maand november met al zijn feestelijkheden en eigenaardigheden aan een onderzoek hebben onderworpen. Het inmiddels medio december en ook dàt is weer een feestmaand, maar die laten we mooi voor wat het is. Of wat het nog worden moet; u maakt er maar wat moois van.

Het onderwerp van dit uur is wel bij de decembermaand weggeplukt. Dat wil zeggen dat er wel een aanleiding is gevonden in de gebeurtenissen, die deze maand 'aan snee' komen. Deze aflevering van het programma 'Van dingen & Deuntjes' is namelijk helemaal gewijd aan het thema 'van Stalletje tot Kerk en Kathedraal'. Heel gewoon eigenlijk. Met kerstmis vindt één van de belangrijkste christelijke feesten plaats, n.l.de geboorte van Jezus. Een gebeurtenis van het jaar nul eigenlijk, maar de echo duurt nu al zo'n tweeduizend jaar. Naast de religieuze betekenis zit er nog een interessant aspect aan die geboorte van dat kleintje. Het is het beginpunt van een gigantische ontwikkeling van 'hardware' geweest, over de hele wereld. Eh, hardware? Hoezo computer, hoezo hardware?  Niks computer - ik zeg gewoon op zijn hedendaags, dat het simpele stalletje in Bethlehem van 2000 jaar geleden, de stoot heeft gegeven voor een enorme bouwstroom aan kerkgebouwen. De uitbreiding van het christendom is af te meten aan het aantal kapellen en kerken dat nadien is verrezen, waar ook ter wereld.

Of je nu Zuid-Afrika, Rusland, de Filippijnen of Klazinaveen-Noord neemt, overal staan kerkgebouwen waar het evangelie verkondigd wordt, waar men zijn godsdienst belijdt. Intussen is aan de aftakeling en de leegstand van kerkgebouwen ook na te gaan, waar de actieve belijdenis in de christelijke kerken afneemt. En…  waar andere religies groeien, die weer hun eigen 'hardware' aan tempels, moskeeën en kerken hebben. Met uw goedvinden wil ik het nu beperken tot de ontwikkeling in de kerkenbouw bij het christendom. Daarvoor is een uur zendtijd al krap.

Het is ook een onderwerp waar iedereen over mee kan praten - al is het maar in zegswijzen of spreekwoorden. Maar sommige medeburgers denken echt niet aan een groot gebouw als 'ze voor het zingen de kerk uitgaan'…  Ik bedoel maar, dat kerken  (kerkgebouwen & kerktorens eigenlijk) in denken en doen een geweldige invloed hebben in onze maatschappij. De kerk is zo'n bestanddeel van de omgeving geworden, dat je je niet kunt voorstellen dat ze er nooit waren. De oudste kerken zijn ook al lang verdwenen. Het waren veelal houten onderkomens, die in de loop der eeuwen vervangen zijn door veel grotere en veel mooiere religieuze gebouwen. Een tijdlang was de kerkelijke architectuur eigenlijk de enige vorm van bouwkunst.  't Is niet voor niets dat veel kerken en kathedralen tot grandioze monumenten zijn uitgegroeid. Het uitspitten van de bouwhistorie van een kerk of kathedraal is puur archeologisch werk, want je moet dat spitten letterlijk nemen. Via de oudste funderingen kom je wat te weten.

 

Locatie van kerk nooit toevallig.

Nog wat: de plaats van een kerk is ook nooit toevallig gekozen. Hij staat hoog en droog en veilig. In tijden van oorlog en twisten was in sommige streken een grote, massieve kerk tevens een letterlijk veilig toevluchtsoord - voor de mensen en hun vee zelfs. En wat dacht van het hedendaagse systeem van 'kerkasiel' voor vluchtelingen?  Niet dat de kerk nog een veilig heiligdom is, waar het burgerlijk recht ineens niet meer geldt. Die tijd is voorbij.

Verscheidene kerken en zowat de helft van de Nederlandse kerktorens zijn eigendom van de burgerlijke gemeente, niet van de kerkgemeente. Een voorbeeld van dichtbij (u ziet het voor u misschien): de Groninger Martinitoren van de Martinikerk is eigendom van de stad Groningen Vroeger zat op de 97 meter hoge toren zelfs een stedelijke torenwachter, die op zijn hoorn moest blazen als hij een brand ontdekte. Ja - en zo snapt u ook de achtergrond van de uitdrukking 'Hoog van de toren blazen'. Nog zo'n staaltje taal. Straks doen we er nog een paar. Bedenk maar vast wat uitdrukkingen en luister maar of ik ze (ook) op mijn lijstje heb staan.

Kapellen en kerken hebben ook geleid tot vele plaatsnamen en veldnamen, van Capelle aan de IJssel in Zuid-Holland tot Kerkenveld in Zuid-Drenthe

Goed, terug naar de kerkgebouwen. In Noord-Drenthe zien we veel Romaanse kerken. We lopen zo enkele bouwstijlen bij lang en ook wat bouwmaterialen. In Eelde, Vries en Diever bijvoorbeeld vinden we nog tufsteen in de muren, afkomstig uit de Eifel en onderdeel van de middeleeuwse bouw. Ik laat u 'zien' dat oude kerkgebouwen vaak in dezelfde richting staan, net als onze hunebedden, die ook allemaal een zelfde kant op liggen. Alleen anders… Inderdaad - onze vaste slimme luisteraar merkt op, dat er duidelijke uitzonderingen zijn. In onze regio staan in Smilde en Veenhuizen zogenaamde achtkantige 'koepelkerken'. Dat is een verhaal apart.

Ach, er zit zoveel leuks aan die kerkgebouwen en is er zoveel vanzelfsprekends, dat we er niet meer bij stil staan. Neem het luiden van de kerkklokken. Je kunt er de tijd mee aangeven en je kunt er aparte boodschappen mee kwijt. Vroeger klepte de klok bij brand. Nu bij feestelijkheden en bij herdenkingen. In Eelde worden ook de doden nog 'verluid'. (Voor de buurgemeenten heb ik eerlijk gezegd, vergeten dat na te vragen. Bel me na de uitzending maar op hoe het bij u is geregeld). Er is nog een interessant verschijnsel aan en op kerken te zien. Je kunt soms aan de symbolen in de gevel en op de kerktoren nagaan, voor welke geloofsrichting de kerk gebruikt wordt of werd. Dit slaan we vandaag over, want in de uitzending van 25 april 1999 hebben we uitgebreid aandacht besteed aan torenhanen en andere topfiguren op kerktorens (zie www.tuttel.com/vandingenendeuntjes/inweerenwind) .

Het wordt tijd om te beginnen bij het begin.

We gaan gewoon terug naar de stal, met het de os en de ezel en het Kindeke in stro. Het begin hoort u op twee manieren: Eerst 'Jezuken is geboren in een bakske vol met stro' van Urbanus en daarna 'Jezus is my leader' door Ladysmith Black Mombazoo.  Urbanus begint.

Terug naar het begin: het stalletje in Bethlehem, waar het christendom zijn roots heeft. Jezus werd de leidsman voor het nieuwe geloof. U hoorde beide situaties bezingen. Dat begon dus zo'n 2000 jaar geleden, maar om nu te zeggen dat het sindsdien rustig is gebleven in Bethlehem en omgeving?  Een en al rumoer en onrust in het Beloofde Land en omstreken.

Zodra een nieuwe religieuze beweging zich gaat uitbreiden, willen de volgelingen naast geestelijke steun ook een praktisch  houvast. Er moet een oord van samenkomst komen, voor gebed en bezinning, waar ze ongestoord hun geloof kunnen belijden. Elk geloof kent zulke kernpunten, die we dan kerken, tempels, synagogen of moskeeën noemen. Je zult ook zien dat elke, maar dan ook èlke geloofsrichting of geloofsvariant - maakt niet in welke hoofdreligie - zich concentreert op het neerzetten van eigen kerken, kapellen, tempels enzovoorts.

We volgen de loop der geschiedenis van het christendom. Predikers en missionarissen trokken er op uit om dat nieuwe geloof te verbreiden. Ze moesten de heersende godsdiensten beconcurreren, want daar vielen de 'zieltjes te winnen'. Zo ongeveer in de 4de eeuw na het begin van de jaartelling (die trouwens aanvangt bij de geboorte van Christus) begint het christendom zich uit te breiden. Het is een klus van eeuwen geweest, want in de 8ste eeuw werd er nog hard gewerkte om de andere religies te bestrijden en het christelijk geloof in te voeren. De mensen die een ander geloof aanhingen, weren als heidenen betiteld. Die kregen er flink van langs. Hun heilige bomen werden omgekapt, hun tempeltjes werden ontwijd en verwoest en overal waar de verbreiders van de nieuwe christelijke leer de wind er onder kregen, ontstonden nieuwe christelijke kerkjes.

 

Kerstening door buitenlanders

Er zijn in de Lage Landen en in het Saksische gebied een paar buitenlandse voorvechters van de christelijke leer geweest, die we nog goed kennen. Ze stichten kloosters, van waaruit ze opereerden. Daarna werden weer steunpunten gevestigd in het werkgebied, waar de missionarissen aan de slag moesten. Een en ander ging onder bescherming van het wereldlijk gezag, zoals van keizer Karel de Grote, die de kerk de nodige faciliteiten bood. Het ging allemaal niet van een leien dakje, want in 754 was er opstand der Friezen bij Dokkum, die missionaris Bonifacius de kop kostte. Zijn collega Liudger was daar eerder al stuk gelopen op nukkige Friezen die maar niet christelijk wilden worden. Liudger en Willihad kregen in 722 al de opdracht om de Friezen en de Saksen te bekeren. Even de zaken een rijtje. Vóór er kerken gesticht konden worden, moest eerst het christendom ingevoerd worden. De z,g, heidenen moesten bekeerd en/of onderworpen worden. De prille christelijke kerk zette daar geoefende en gedreven buitenlandse missionarissen voor in. Zo kwamen Willibrord, Wilfried en Bonifacius van oorsprong uit het Angelsaksische gebied. In Utrecht werd in 550 een soort missiepost gevestigd, van waaruit de bekering der Friese stammen aangepakt werd.. Dat kon mooi gelijk op lopen met de onderwerping aan het Frankische rijksgezag. 

In 695 werd Willibrord tot aartsbisschop van Utrecht gewijd. Hij had weinig succes, want hertog Radboud, de 'koning der Friezen', knokte terug en behield de heerschappij. Bonifacius volgde Willibrord op als missiebisschop. Naast het Friese gebied moest hij ook aan het werk in Thüringen en Hessen. In 754 werd Bonifacius met zijn gezelschap bij Dokkum omgebracht. Vanuit de kloosters werd later, nadat de heidense stammen in 783 en 785 militaire nederlagen leden, met man en macht gewerkt om de christelijke leer ingang te doen vinden.

Ansgar werkte vanuit klooster Corvey a/d Weser aan de bekeringen in Noord-Duitsland, Denemarken en 't Scandinavisch gebied. Liudger werd bekend door een 'viswonder' bij zijn kerkje in Leer. Hij stichtte in 800 een nieuw klooster te Werden. Dat kloosters kreeg later bezittingen in het Noorden (wij kennen in Noord-Drenthe nog de oude Werdense weg!). Van Ansgar en Willehad zijn ook wonderdaden bekend, die indruk maakten en behoorlijk hielpen bij de bekering. Hun graf werd later een bedevaartsoord.

Uiteindelijk vond het christendom in de noordelijke contreien algemeen ingang in de 9de  tot 10de  eeuw. Er kwamen wel kerkjes, maar oude heidense gebruiken bij het begraven van de doden bleven een tijdje voortduren. De oude cultus van het verbranden van de doden werd vanaf de 8ste eeuw met strenge straffen de kop ingedrukt. Tot in de 11de eeuw echter kregen de doden nog bijgaven mee in hun graf. Van een ordentelijk christelijk kerkhof was nog geen sprake. Wat betekende die ontwikkeling nu voor onze (wijde) omgeving?  Wat vinden we d'r van terug? Nou, op nog geen 300 km afstand bestaat het klooster Corvey bij Höxter aan de Weser nog steeds. Op een kaart in het museum aldaar staan de Groninger kerken, die door missionaris Ansgar zijn gesticht. Meppen, het stadje even over de Drentse  grens, is gegroeid uit een 9de eeuwse missiepost. De stad Leer, op 50 minuten rijden afstand, vindt zijn oorsprong als missiebasis van Liudger, die vandaaruit de Friezen aanpakte.

 

Oudste kerken hadden 'voorgangers'

De oude kerken in ons zendgebied hebben bijna allemaal vroege voorgangers gehad, zo blijkt uit opgravingen. De oudst bewaard gebleven restanten uit de 11de eeuw zijn de tufstenen gedeelten van later verbouwde kerken in Vries, Eelde, Anloo. Bij de Groninger Martinikerk zijn sporen gevonden van een houten kerkje uit begin 9de eeuw. Ook de kerk van Rolde kan boven op zo'n historie. In de 8ste eeuw zou missionaris Willehad in Vries een houten kerkje hebben laten zetten, zo luidt de lokale legende. Bij opgravingen onder de kerk zijn er wel twee brandlagen gevonden van de mogelijke oudste houten kerkjes. Onze oude kerken hebben een lange historie, dat is zeker.

Hoe en wáár men later de kerken bouwde, vertel ik u straks. Het wordt tijd om wat over de kerken te laten zingen.  Ik laat u als eerste horen Duo X met 'In gedachten zie ik dat kerkje weer', gevolgd door Trea Dobbs met  Het kerkje in de Kerstnacht' en dan the Blues Brothers met 'The Old Landmark'.

Drie keer de kerk bezongen, op verschillende manieren, door Duo X, Trea Dobbs en the Blues Brothers, want zoals eerder gezegd, kerken staan midden in de maatschappij. Ziet u the Blues Brothers-film weer voor u, met die scène in de kerk? D'r gebeurt heel wat in de godshuizen, vroeger en nu, want een kerk was zowel een gewijde ruimte als een openbare ruimte. En overal gaat men er op eigen wijze mee om.

De oudste christelijke kerken kunnen bogen op een geschiedenis van 1000 jaar of meer. En wat er nu staat, stáát er ook - ze vormen het middelpunt van dorp of stadsbuurt.

 

Hoog, droog, veilig en aan de rand

Je mag aannemen dat de eerste kerken op een hoog, droog en veilig punt stonden. Uiteraard om praktische redenen, maar die hoogte had ook een symbolische betekenis. Op sommige plaatsen wierp men zelfs een heuvel op om er een kerk op te zetten. In het gidsje over de NH Kerk van Vries wordt daarover gezegd.:"Zo'n  heuvel is een symbolische Sionsheuvel, ook wel de 'rots Petrus' genoemd.( - ) waarnaar de gemeente moest 'opgaan ter kerke' ". De kerkheuvel te Vries is nog zichtbaar vanaf de brink. De gracht eromheen is al lang geleden gedicht. Bij verscheidene Oostfriese oude kerken over de grens, is dit patroon precies hetzelfde. Ook de Groninger Martinikerk staat eigenlijk hooggeplaatst op het laatste eindje van de Hondsrug, wat mooi past bij dit 'bestgeslaagde Drentse dorp'.  Ik weet nog een punt waar je duidelijk kunt zien dat ook latere kerken hoog en droog geplaatst zijn. Als je van Appelscha via de Damsluis en de Witte Wijk naar Smilde rijdt, zie je linksvoor ('op half elf' voor degenen, die hun militaire dienstplicht vervuld hebben) de Smildigger Koepelkerk hoog boven de oude veenkolonie oprijzen.

Er is nog een tweede principe dat opgeld doet. De kerken werden hier vaak aan de randen van de nederzettingen gebouwd. Ook om praktische redenen, want daar was nog ruimte te vinden in het begin. Niet in het midden, daar was geen plek.  Het dorp groeide later vanzelf om de kerk heen. In Rolde is die oude plaats aan de rand van het dorp nog heel fraai te zien. Verder zijn, vooral in zuidelijker streken, kapellen en kerken gebouwd op het graf van een heilige. Met name RK heiligen werden later soms uitbundig geëerd. Vooral als ze 'een leven na de dood' ingingen als patroonheilige of beschermheilige. In streken waar de heidenen hardleers waren, stampten de keiharde missionarissen in de beginperiode een christelijke kerk uit de grond op de plek van een 'heidens' heiligdom. Tijdens een vakantie in de Duitse Hunsrück -zuid van de Moezel - heeft een geestelijke ons wat voorbeelden laten zien. Keltische heilige oorden, bij bronnen vooral;, werden 'overruled' door christelijke godshuizen (De kerk, hooggelegen midden in Rhaunen is zo'n voorbeeld). Aldus, we hebben de plek bepaald waar een kerk moet komen, zo'n 1000 jaar terug en wat nu?  Exact, je timmert er eentje, bijvoorbeeld in vakwerkbouw. En dan - het geloof breidt zich uit en er moet meer volk in de kerk, wat dan? Je kunt wel aan het timmeren blijven, maar niet iedereen heet 'Spiekerjozef'.

 

Bouwmateriaal liefst van dichtbij

Op een bepaald moment werd een stenen kerk gebouwd. Sterker, groter en duurder - dus ook van belang voor de public relations van de nieuwe geloofsrichting. Zo'n kerk moest ook wat voorstellen!

Nu wil het geval, dat men het bakken van klei tot baksteen als bouwsteen, pas sinds de 12de eeuw onder de knie kreeg. Vóór die tijd moest je wat anders verzinnen. Je haalde dus bouwmateriaal van elders - 't liefst niet al te ver weg om de transportkosten te drukken. Duizend jaar geleden was het vervoer over de weg een ellende, bij gebrek aan goede wegen. Vervoer te water was het beste en je kon er ook zware vracht in kwijt.  Zodoende zie je bouwmateriaal aangevoerd worden uit steengroeven vlakbij, uit de omgeving van Bentheim en per schip komt bouwsteen uit de Duitse Eifel onze kant op. Via dezelfde bekende weg als de molenstenen, want die kwamen al eerder naar hier via de overslaghaven Andernach aan de Rijn.

Uit Bentheim en Gildehaus kwam de Bentheimer zandsteen, waar ook veel doopvonten, veedrinkbakken en ander ornamentaal steenhouwerswerk van werd gemaakt. De Eifel leverde een hard gesteente van vulkanische oorsprong: tufsteen. Als je verspreidingskaarten ziet waar zowel de Bentheimer zandsteen, als de tufsteen uit de Eifel is gebruikt, zie je ook de transportwegen. In het boek 'Kirchenarchäologie' van Hermann Haiduck  is op een uitslaande kaart prachtig te zien dat tufsteen uitsluitend is toegepast langs de Deense kust, langs de Noord-Duitse kust, plus langs rivierinhammen, in Groningen, Friesland en vooral Noord-Drenthe, langs de Nederlandse Noordzee- en Zuiderzeekust en met name  veel in het Gelderse Rivierengebied, langs de IJssel en haar zijrivieren en het Utrechtse Oude Rijn- en Vechtgebied. Overal waar het maar over water naar toe kon! Deze import van kerkbouwmateriaal was omstreeks 1200 op zijn hoogtepunt.

De grote Bentheimer zandsteenblokken waren voor het zware werk. De eerste 70 meter van de Martinitoren bestaan uit deze blokken en uit materiaal uit groeven bij Bückeburg aan de Weser. Bij restauratie in de jaren dertig is gebruik gemaakt van andere steen, de Oberkirchenersteen, die lichter van kleur is. De zandsteen uit Bentheim en omstreken is in Oost- en Noordoost-Nederland van de 12de tot de 14de eeuw toegepast. In de 15de en 16de eeuw zie je Bentheimer zandsteen (vaak bewerkt door de Mechelse steenhouwersfamilie Keldermans) in de Hollanden toegepast worden. Alle panden noemen (zoals het Paleis op de Dam, St.Laurenskerk-Alkmaar, Oldehove -Leeuwarden, stadhuizen Deventer & Den Bosch) voert te ver. Het is interessanter om te weten deze zandsteen sterk donker verkleurt. Dat is de reden waarom de Martinitoren als koosnaam 'de Olle Grieze' heeft gekregen.

Voor we naar de baksteen gaan, heb ik nog twee natuurgesteenten die bij de kerkenbouw zijn toegepast. In Odoorn is te zien dat er dikke granieten zwerfkeien, in de orde van grootte van hunebedstenen, in het koor van de kerk zijn gebruikt.. In Emmen zitten Drentse zwerfkeien in de onderbouw verwerkt. Veldkeien als fundering zijn o.m. gevonden bij de kerken van Dokkum en Hellum. Elders zijn veldkeien te zien in de muuropbouw.  In alle gevallen dateert dat, van op zijn vroegst de 10de eeuw tot uiterlijk de 12de, halverwege 13de eeuw.

In de NH kerk van Hellendoorn zit nog wat leuks. Het zijn brokken ijzeroer, die als bouwsteen zijn benut. Dit materiaal kwam en komt voor in beekdalen als ijzerafzetting in de bodem. Op ruim 20 plaatsen in Oost- en Zuidoost-Nederland -in de buurt van oerrijke beken- zijn ijzeroerbrokken bij de bouw gebruikt Dit vond plaats van de vroege Middeleeuwen tot hooguit 1200..Ik laat de kalksteen verder buiten beeld, maar in het zuidwesten van Nederland bouwt men in de 13de en 14de eeuw ook met de donkerblauwe kalksteen uit het Belgische Doornik. De rivier de Schelde is hier de transportader voor de bouwsteen.

 

Gebakken stenen

We gaan naar de baksteen, de 'op maat' en 'in vorm' gebakken steen van klei of leem. Die kunst kregen vooral de monniken in het Noorden van Duitsland en Noord-Nederland eerst onder de knie aan het begin van de 13de eeuw.  Omdat de eerste eigengebakken steen moest passen bij de gangbare grote brokken natuursteen, maakte men aanvankelijk forse z.g. kloostermoppen. Later werden de maten kleiner en de baksteen handzamer.

Nog heel lang werden natuursteen en baksteen door elkaar gebruikt. De tufsteen werd soms met baksteen afgedekt.  Elders stopte men de lichtergekleurde natuursteen als 'speklagen' in de bakstenen gevels. Zo is ook de toren te Vries bij herstelwerkzaamheden in 1769 weer opgetrokken met tussenlagen van tufsteen in baksteen. Die baksteen kwam overigens van de muren van het v.m. klooster in Assen.

Nederlandse bakstenen krijgen hun kleur al naar gelang het gehalte kalk of ijzerverbindingen in de gebruikte klei, maar de baktemperatuur is ook van belang. Met baksteen trad een nieuwe periode van architectonisch bouwen aan. Maar voor we de kerken op bouwstijl gaan bekijken, bouwen we wat muziek in. We gaan ter kerke met de Boetenbaintjes: 'Achter Roomse kerk'.

'Achter Roomse kerk' van de Boetenbaintjes, dus eigenlijk 'de kat krabt de krullen van de trap' maar dan anders.

We weten inmiddels wanneer en waar men kerken stichtte en welk materiaal men gebruikte. We bekijken nu de stijl van bouwen, vooral in ons zendgebied.en wijde omtrek. De oudste kerken uit de 11de en 12de eeuw hebben de Romaanse bouwstijl. Zware muren, kleine rondbogige vensters en evenals de torens, vooral van baksteen met resten tufsteen. Het koor (het achterend, waar 't altaar staat) is vaak hoger dan het schip (de kerkzaal, zeg maar), als er en crypte onder zit. Vroeger bewaarde men daar de relieken onder het altaar.  De grote Romaanse kerken hebben vaak een kruisvorm, wat een zoldering met kruisgewelven opleverde.

 

'Westwerk'

Alle oorspronkelijke Romaanse stenen kerken, die vanaf de 12e eeuw tot stand kwamen, liggen in de oost-westrichting: Vries, Eelde, Peize, Noord- en Zuidlaren, Roden, Norg, heel Ost-Friesland. Allemaal!  Het koor met het altaar op 't oosten en de ingang onder de toren op het westen. Dat complex, een toren met minstens twee verdiepingen, voor de ingang van de eigenlijke kerk, heet het 'Westwerk'. Die middeleeuwse oost-orientering is een symbolisch element. Het is de kant van de opgaande zon met haar stralen èn het oosten is het symbool van de Verlosser; vandaar komt het heil.

De Gotische bouwstijl raakte omstreeks de 13de eeuw in zwang, via invloeden uit Frankrijk. Gotische kerken hebben hoge ruimten, waarin de muren zoveel licht moeten doorlaten dat ze hun steunende taak amper aankunnen. Daarom zijn er luchtbogen en steunberen bijgeplaatst. In de overgangsperiode van Romaans naar Gotisch is er vanuit Groningen enige invloed op de Drentse kerkenbouw geweest. O.a. in de koepelgewelven van 't koor in Norg, mogelijk ook Peize.. 't Schip van de kerken te Gasselte en Roden hebben dat vermoedelijk ook gehad. Eenvoudige gotische torens verrezen in de 14de eeuw  in Westerbork, Kolderveen en Borger. In de 15de eeuw zijn nogal wat Romaanse kerken omgebatterijd naar de gotisch stijl, al was het maar met  hogere muren en spitsboogvensters (kerken van Anloo, Zuidlaren en Vries). Bij een aantal gotische kerktorens van begin 15de eeuw vallen bepaalde gelijkenissen op. U vindt de torens  van dat 'Drentse type' in Rolde, Ruinen, Ruinerwold, Beilen, Dwingeloo, Havelte en Oosterhesselen.

 

Reformatie

Tja en dan wordt het de 16de eeuw en alles wordt anders. De Reformatie verstoort het eenduidige religieuze beeld. De opstand tegen Spanje in de Tachtigjarige Oorlog leidt er toe dat in Nederland de RK-godsdienst verboden wordt. Tot 1795 moeten de 'roomsen' in het geheim kerkdiensten houden. Later mochten ze (tegen betaling) wel eigen kerken hebben, mits die niet zichtbaar was vanaf de openbare weg. Dat leverde de z.g. 'schuilkerken' op. onder meer aan het Begijnenhof in Amsterdam. Pal over de Duitse grens bij Twente verrezen 'vluchtkloosters'. In Zuid-Nederland ontstonden de 'grenskapellen'. 

Er is sprake van nieuwe kerkenbouw in de 17de eeuw, als de van staatswege gesteunde protestante kerk zich uitbreidt. Voor de protestantse eredienst, waarin de preek centraal staat, is een kerk met een centrale aanleg het meest geschikt. Alle kerkgangers moeten de preek kunnen horen. De vroegere oost-westrichting is niet meer van toepassing. Alles is gericht op de preekstoel, die niet persé aan de oostkant moet staan. Bij de preekstoel bevindt zich de dooptuin, met doopvont en de zitplaatsen van de kerkeraad, door het doophek afgescheiden van de rest van de kerk.

 In de 18de eeuw wordt er niet veel bijgebouwd. De RK-kerk krijgt geen toestemming en de hervormde kerk heeft genoeg kerkgebouwen, waaronder de overgekregen grote middeleeuwse kerken. Het politieke bestel verandert in 1775 weer, waarbij de bevoorrechte positie van de protestanten verdwijnt. Ze behielden wel de vm. RK-kerken (behalve in Brabant). Elk kerkgenootschap mocht nu ook eigen kerken stichten. De nieuwbouwgolf van de 19de eeuwse kerken betreft -logischerwijs - voornamelijk RK-kerken. De bouwstijl van de eerste helft van de 19de eeuw , het neoclassicisme grijpt terug op de klassieke bouwkunst van de Grieken en de Romeinen. In de tweede helft van de 19de eeuw komen de neogotische kerken naar voren, geïnspireerd op de middeleeuwse gotiek.

De 20ste eeuw kent u en dan weet u ook hoeveel moderne kerken er in nieuwbouwwijken tot stand kwamen. Vaak is het kerkgebouw tevens gemeenschapshuis, clubhuis en zalencentrum. De grote kerken van vroeger worden een financiele last voor de gelovigen. Kerkelijke gemeenten slinken in aantal.

De monumentale gebouwen, die vaak een centrale plaats innemen en beeldbepalend zijn, gaan over naar de burgergemeente of naar stichtingen die voor het onderhoud en voortbestaan zorgen.

 

Kerktorens

Vooral de kerktorens zijn in beeld, of ze nu staan of omgevallen zijn. Luister naar het 'blokje torenmuziek':

1-       de Lopster Toren (van Loppersum dus) door Pé & Rinus

2-       de Olle Grieze (Groningens trots), bezongen door Max & Betty Anders

3-       de beroemde torenspits van Bommel; na een overstromingsramp, gezongen door het Groot Muziekpakhuiskoor

.

En zo hoorde u een drietal torens bezingen. Ik heb de toren van Bemmeldebom maar 'laten vallen'. Tekstschrijver Annie M.G. Schmidt  laat een rotjochie met een katapult de toren omver schieten. Per ongeluk ook nog.

Kerktorens zijn vrij kwetsbaar, omdat de opbouw grotendeels van hout is. Blikseminslag wil nog wel eens hevige branden of instorten tot gevolg hebben. Ik meen dat vorig jaar in Drenthe nog een torenspits omdonderde. U moet voor de aardigheid de teksten van de uitzending van april 1999 eens nalezen . Daar staan de rijmpjes over

hoe de windvaan op de toren de aard van het geloof aanduidt. Met name in Stadt Leer zijn de verschillen mooi te zien. Veel(oude) kerken zijn aan bepaalde heiligen gewijd. De Martinikerk aan Sint Maarten en de A-kerk in Groningen is vanouds de Sint Nicolaaskerk. St. Nicolaas is onder meer beschermheilige van  de schippers. Het voormalige Aa-kwartier was een schippersbuurt, aan de boorden van de Drentsche Aa 'in Stad'. Langs de Noordzeekust tref je veel St. Nicolaaskerken aan.

We hebben de kleine, aparte kerkgebouwtjes overgeslagen. Vooral evangelisatiegemeenschappen stichtten kleine zaalkerkjes, die je in veel voormalige ontginningsgebieden nog aantreft. De koepelkerken in de 'waterstaatsstijl' laat ik rusten tot een andere keer Dat geldt ook voor de boeiende zaken rond het begraven in de kerk, op het latere kerkhof en de bijbehorende oude gebruiken en structuren, als 'reewegen' of kerkepaden..Het thema 'dood & begraven' bewaar ik voor een andere keer, zolang we tijd van leven hebben -zoals dat heet.

Ik wil nog even met u naar plaatsnamen kijken, zoals Koudekerke, Kerkdriel, Kerkrade, Sprang-Kapelle, Kloosterburen en La Chapelle of Christchurch. Allemaal genoemd naar de kerk, kapel of klooster, net als Kerk-Avezaath en Kapel-Avezaath in de Betuwe. Ga voor de aardigheid eens na hoeveel van zulke plaatsnamen u in binnen0- en buitenland kent. Daaraan zie je de centrale rol van de kerken en kerktorens. Niet dat je altijd 'de kerk in het midden van het dorp' moet laten. Historisch klopt die zegswijze niet, strategisch soms wel. Wie 'in de kerk geboren is' laat altijd de deur achter zich openstaan. 'Geen twee kerken tegelijk kunnen bezingen' is gewoon niet kunnen heksen en blauwverven tegelijk. 'Hoe dichter bij de kerk, hoe later er in" geldt ook voor onkerkelijken, net als 'Oude kerken hebben duistere glazen': ouderen gaan slechter zien. 'Als de kogel door de kerk is', is een kloek besluit genomen. En "Waor het volk is is de nering, zee de scherensliep en scheuf zien koare in de karke" klopt ook.

Tot slot een torentip. Let eens op kerktorens, waar vanouds altijd de luidklok in zat. Die bepaalde je dagritme en riep op tot kerkgang. Later was er behoefte aan een uurwerk, om de tijd te kunnen aflezen. Dat uurwerk met wijzerplaat is vaak met moeite in de toren ingebouwd. Kijk maar naar Diever hoe scheef dat uurwerk naast de galm,gaten gefrommeld zit. In Vledder ontbreekt de wijzerplaat zelfs. Misschien is het maar goed zo, want weet je wat je krijgt als je klok zo goed in beeld hebt? 'Rock around the clock' door Bill Haley

Met Bill Haley werken wij ook op de klok. Dit uur 'Van Dingen & Deuntjes' is voorbij. Vandaag hadden we de ontwikkelingen in de kerkenbouw bij de kop, die begon met een eenvoudige kerststal, in het jaar nul.

Dit programma werd geschreven, samengesteld en gepresenteerd door Jan Tuttel, geholpen door Peter Huitsingh, die ervoor zorgde dat de zaak goed 'op de zender ging'. Bij de muziekkeuze hielpen de vaste steunpilaren en muziekkenners Henri Kremer en Bart Nijstad. Bedankt voor het luisteren.

Op zondag 13 januari 2002 is dit programma weer in de lucht en op de kabel. Het thema moet ik, eerlijk gezegd, nog kiezen. Misschien kom ik wel op het veen terecht, want het volgend  jaar 2002 is in de serie Drentse Cultuurschatten uitgeroepen tot 'Het jaar van de Drentse venen en Vincent van Gogh'.

U komt maar luisteren, op zondag 13 januari 2002

Tot wederhoren

            En weet u wel dat de klok met wijzerplaat op de kont van de Eelder kerk staat?

Jan Tuttel

(uitgezonden op zondag 16 december 2001)
 
 

 

 


Copyright 1995 - 2008 Han Tuttel. All rights reserved.
This material may not be published, broadcast, rewritten or redistributed in any form, including digital,
without the prior consent and written agreement by the author.