Goeiemorgen,
de laatste zondag van de maand
alweer. De 'afscheidsgroeten'
-het thema van de uitzending
vorige maand - zijn we al lang
weer kwijt en zowat iedereen
is terug van vakantie.
Het thema van vandaag zou dus
'welkomstgroeten' kunnen zijn,
maar mooi niet. Het gaat
vandaag over werken, over
transport en over water:
transport over water, de
scheepvaart dus.
Dit programma 'Van Dingen
& Deuntjes' is de
scheepvaart toegedaan en met
name de beroepsvaart
buitengaats. Het gaat dit uur
over de zeevaart.
Eigenlijk
kun je het niet zo gek
bedenken of er komt
scheepvaart aan te pas. Je
bananen komen per schip,
Sinterklaas komt zelfs met de
stoomboot uit Spanje aan, in
de Rijnmond staat een grote
vloeibare gasopslag, die per
gastanker worden bijgevuld.
Autofabrikanten gebruiken
schepen om hun vracht over de
importeurs te distribueren.
Een afgedankt booreiland of
een zak met veel zoet water
wordt per sleepboot naar
respectievelijk een Noorse
fjord of naar een warm en
dorstend Noord-Cyprus in de
Middellandse zee gesleept. De
sleepvaart en
bergingsmaatschappijen zitten
op alle wereldzeeen. Sleep- en
duwvaart zie je op grote
rivieren en kanalen varen.
Vrijwel alle grote
emigratiebewegingen,
onvrijwillig zoals bij de
slavenhandel en vrijwillig
zoals van de landverhuizers in
de vorige eeuw en in deze eeuw
in de jaren vijftig, gingen
per schip. De hedendaagse
grote passagiersschepen zijn
vooral voor cruises bestemd.
De
olievoorraden van grote steden
worden per binnenvaarttanker
naar de tankopslag gevoerd.
Zware constructies gaan per
praam over water naar hun
bestemming. Zand en grind is
typische scheepsvracht, net
als ander bulkgoed. Zowel op
de binnenwateren als op zee
zijn veerdiensten per schip,
want lang niet overal liggen
tunnels, dammen of bruggen.
Veerdiensten zijn een aparte
tak van scheepvaart. Dat geldt
ook voor de visserij op zee en
op de binnenwateren. Dit soort
scheepvaart telt veel
verschillende typen schepen en
schuiten.
De
oudste ontdekkingsreizen
gingen per schip, wat bepalend
geweest is voor hoe de
wereldverhouding nog in elkaar
zit. In Zuid-Amerika spreken
meer mensen Spaans dan in
Spanje zelf, en dat is
begonnen met de zeventiende
eeuwse visite per schip. Alle
overzeese koloniën van de
grote mogendheden zijn
ontstaan dankzij de
scheepvaart. Hele nieuwe
werelddelen kwamen
tevoorschijn nadat Europeanen
zich per schip op
exploratietochten begaven.
Abel Tasman uit Lutjegast in
het Westerkwartier hier
vlakbij, moest Australië wel
op de ouderwetse wijze gaan
opzoeken - al wist hij in die
zeventiende nog niet dat het
bestond. Hij ging gewoon
scheep. Zuidlaren heeft zelfs
een beeldje voor hun eigen
varensgast - Berend Botje. Hij
ging naar Amerika en kwam
nooit weerom. Meer een soort
weglopertje, eigenlijk. Maar
wel per bootje.
Vroeger
hadden ontdekkingsreizigers en
later ook de
koopvaardijschepen bewapening
aan boord. Er waren kapers op
de kust, die opereerden uit
zeeroversnesten als Duinkerken
en Genua. Nog later ontstonden
er oorlogsschepen die
aanvankelijk het beschermen
van de vloot en van de
handelsverbindingen tot taak
hadden. Later werden de
zeestrijdkrachten een
zelfstandige factor op het
toneel van machten en krachten
tussen de diverse naties. Als
de Spaanse Armada niet ten
onder was gegaan, spraken wij
misschien ook nog Spaans als
oud-onderdaan van dat rijk. Of
als de Amerikanen tijdens de
laatste oorlog niet zo snel
een vloot nieuwe
'Libertyschepen' hadden kunnen
bouwen, had de Tweede
Wereldoorlog misschien nog
langer geduurd. De voorraden
en de militairen kwamen vooral
per schip. Net als bij de
invasies en landingen toen en
nu nog.
In
onze taal hebben we heel wat
scheepstermen overgenomen. Als
je aan lager wal raakt. steek
je vast niemand meer de loef
af. Het kan ook lastig worden
als iemand met te grote
schuiten over de hele straat
moet laveren. Als hij wel
straalbezopen is, is het te
hopen dat zijn vrouw een soort
slagschip is, die hem aankan.
Na twee keer de wacht
aanzeggen is het geduld op en
volgen maatregelen: drie keer
is scheepsrecht. Kielhalen die
kerel!
Zelfs schoolmeesters gebruiken
de zeevaart in hun
taalonderwijs. Het 'kofschip'
vaart notabene als
memoriescheepje door het
onderwijs om de schrijfwijze
van voltooide deelwoorden te
onthouden. Net als de
Vliegende Hollander gaat ons
kofschip nooit voor anker.
Kortom;
het gaat dit uur over vele
facetten van de scheepvaart
buitengaats. Natuurlijk laten
wij ons bijstaan door een
ervaren zeeman, die zo'n
dertig jaren gevaren heeft. Ik
vraag aan de heer Dolf de
Langen uit Paterswolde onder
meer, hoe het er bij de
kustvaart toeging en bij de
proefvaarten van de
mammoet-olietankers.
Aldus: de vlag in top, het
anker op en we steken van wal
met het Hamburgse Jan
Maaten-koor met 'Sailing,
sailing'.
'Sailing'
door het Jan Maaten-koor -ik
meen uit Hamburg- op de LP
'Wolken, Wind und Wellen'. De
vroegste scheepvaart kende
twee manieren om vooruit te
komen: voor de wind zeilen en
roeien. Van zeevaart was geen
sprake, veel te gevaarlijk en
bovendien was de aarde plat.
Je viel er af als je te ver
ging. De ontdekking dat de
aardkloot rond is, dateert pas
uit de tijd van de
ontdekkingsreizigers in de
vijftiende en zestiende eeuw.
Nee, de oudste schepen zijn
gewone bootjes die op rivieren
en meren gebruikt zijn. Wat
dan een gewoon bootje is?
Een holle boomstam
bijvoorbeeld, uitgehakt met
stenen gereedschap. De oudst
bekende boot is een zogenaamde
'boomstamkano', die gedateerd
is op 8000 jaar voor Christus.
Zowat tienduizend jaar oud
dus. U kunt hem vanmiddag al
gaan bekijken: hij is in het
Drents Museum in Assen. Deze
prehistorische vondst deed men
in 1955 bij de aanleg van de
provinciale weg bij Pesse in
Drenthe.
Er
zijn twee lijnen, die tot een
efficiënte zeevaart leiden.
Eerst de verbeteringen in de
bouw en het gebruik van
schepen, gevolgd door
technische vindingen die het
varen en navigeren tot een
succesvolle activiteit
maakten. Ten tijde van onze
hunebedbouwers (5000 jaar
geleden), gebruikten de
Egyptenaren een scheepje van
rietbundels op de Nijl. Het
zeil was van papyrus en zat
aan een tweepootmast. De reis
ging voor de wind
stroomopwaarts en met de
stroom mee retour. Men bouwde
daarna schepen voor de
Middellandse zee, met roeiers
of onder zeil. Het gebrek aan
geschikt hout verhinderde
echter een bloeiende
scheepsbouw.
Elders
in de Middellandse zee waren
de Cretenzers in die periode
actief. Ze haalden al
handelswaar uit Italië en
Sicilië. Er zijn modelletjes
en afbeeldingen van hun
schepen gevonden. Veel later
(200 v. Chr.) waren de Foeniciërs
druk in de weer met
handelsvaart en met het
stichten van koloniën op
andermans kusten. Ze hadden
geen echt zeewaardige
scheepjes, maar voeren pal
onder de kust. De oude Grieken
en Romeinen benutten evenzo de
scheepvaart om handel te
drijven, maar het is pas in de
tweede eeuw ná Chr. dat men
in de Middellandse zee met
grotere schepen (tot 200 ton)
vaart. Daarna is er een
historisch gat -men weet er
weinig van- maar vanaf de
tiende eeuw verschijnen op de
Middellandse Zee schepen van
het karveeltype.
Tegen die tijd echter zijn in
Noordwest-Europa de Vikingen
hun invloed aan het
uitbreidden en die hadden in
feite de eerste zeewaardige
schepen. De Noordzee eiste ook
een ander schip dan de
Middellandse Zee!
Toch
waren hier eerst ook scheepjes
op zee, met niet meer dan een
frame dat met huiden bekleed
was. Klein, licht, zeewaardig
en snel, zeker als ze tot een
meter of tien, twaalf lang
waren en onder zeil kwamen.
Het kanotype hiervan was reeds
bekend van een model enkele
honderden jaren voor het begin
van de jaartelling. In de
grotere uitvoering staken de
Ieren in de vierde eeuw na
Chr. over naar Wales. In het
jaar 519 moet Brendan, de
latere heilige St. Brendan (of
Sint Brandaan waar de
vuurtoren Brandaris naar
genoemd is) zijn lange zeereis
in dit scheepstype gemaakt
hebben.
De
belangrijke voorlopers van de
zeevaarders zijn de Noormannen
of Vikingen. Hun schepen waren
eerst open sloepen,
overtrokken met dierenhuiden.
In de bronstijd werden dat
planken met repen leer als
bevestiging. Later bouwden ze
overnaadse schepen geheel van
hout. Ze voeren eerst op de
kleinere zeeën, met schepen
zonder kiel. Je kon er ondiepe
rivieren mee opvaren en als
het moest sleepte je het schip
over land verder. Later kwamen
de grote drakenschepen, die
pas in de zevende eeuw een
kiel kregen. Een Vikingschip
van 24 meter kon wel 100
vierkante meter zeil voeren.
Indien nodig roeiden ze hun
schip, gezeten op
scheepskisten. Achteraan zat
een roer aan stuurboord.
In
de negende eeuw voeren de
Noormannen over de hele
westelijke wereld. Ze kwamen
via IJsland en Groenland in
Noord-Amerika, en via
Frankrijk naar Noord-Afrika en
het Middellandse zeegebied.
Hun heerschappij in Engeland
raakten ze kwijt in de elfde
eeuw. De Vikingen werden bij
York verpletterd door het
Normandisch leger onder bevel
van Willem de Veroveraar. Dit
leger was notabene met schepen
van het Vikingmodel
overgestoken van Normandië
naar Engeland. Dat was ook de
eerste vloot die de cavalerie
aan boord nam. Het is te
bekijken op het grootste
stripverhaal ter wereld, het
70 meter lange tapijt van
Bayeux, dat een schitterend
beeld geeft van dit stuk
scheepvaartgeschiedenis.
Naast
deze ontwikkelingen zijn het
de technische verbeteringen
geweest, die leiden tot verre
reizen overzee. Op zoek naar
onbekende oorden, naar de rand
van de platte wereld waar je
af kon vallen. Tot men
ontdekte dat de wereld rond
was.
In de negende eeuw ging het
zeilen beter door verbeterd
takelwerk. In de elfde en
twaalfde eeuw kwam het
draaibare hekroer in gebruik,
dat het roer aan stuurboord
verving. Het belangrijkste was
wel het kompas, dat hier in de
dertiende eeuw in gebruik
kwam. De overnaadse bouw van
de vikingschepen en de
Hanzekoggen, werd in
Noordwest-Europa in de
vijftiende eeuw verdrongen
door 't karveeltype. Daardoor
kon men grotere en sterkere
schepen bouwen.
Met steeds betere schepen,
navigatiemiddelen en kaarten
kwam de zeevaart tot bloei.
Dankzij archeologisch
onderzoek, vooral aan
opgegraven vikingschepen,
weten we iets van die vroege
geschiedenis. Er is ook muziek
over. U hoort nu van de Chris
Hinze Combination 'the Viking
Ships of Roskilde'.
De
scheepshistorie in muziek, met
'the Viking Ships of Roskilde
door de Chris Hinze
Combination'. Het is muziek
uit de TV-serie van Teleac
over archeologie: 'Graven naar
het Verleden' uit 1972.
Overigens zijn zulke duizend
jaar oude Vikingschepen nog te
bewonderen. Enkele schepen
zijn vrijwel gaaf opgegraven,
zoals het 'Gokstadschip' in
Noorwegen. Het dichtste bij is
het Schleswig-Holsteinisches
Landesmuseum te Schleswig.
Daar staat de 23 meter lange
'Nydam-Boot' die in het
Noordduitse veen gevonden
werd, een zeegaande open sloep
van 23 meter lang zoals de
Vikingen hadden.
Er
is nóg een oord waar je een
mooie erfenis van dit soort
zeeschepen kunt zien. Dat ligt
in Portugal. Eens per jaar is
op de Douro de race tussen de
'barcos rabelos', zeilschepen
van de portshippers (de
portwijnhuizen zeg maar) zoals
ze vroeger op de river voeren.
Het is een traditie geworden,
waarvoor zelfs nieuwe schepen
gebouwd zijn -uit
PR-overwegingen vanzelf- maar
hun vorm is authentiek. Deze
'barcos rabelos' zijn qua
constructie nakomelingen van
de Vikingschepen, die in de
9de eeuw Portugal aandeden op
doorreis naar de Middellandse
Zee.
In
de zeevaart blijkt de
handelsvaart -met de
zeevisserij- zo'n beetje de
oudste tak van dienst, hoewel
de scheiding tussen koopvaart,
kaapvaart en oorlogsvaart in
het begin niet zo scherp was.
De marine als oorlogsvloot is
voortgekomen uit de bewapende
koopvaart en
ontdekkingsreizen, onder meer
als bescherming tegen
zeeroverij. Ook als
bescherming tegen de latere
kaapvaart, hoewel kaapvaarders
ook als oorlogsschip konden
dienen. ('t Hing er maar vanaf
hoe ze je nodig hadden...)
De handelsvaart voltrok zich
vanouds vooral langs de kusten
en op binnenzeeën. De
Oostzeehaven Kiel bijvoorbeeld
kwam tot ontwikkeling in de
12de eeuw, maar had in de 13de
eeuw al veel
handelsverbindingen binnen het
Hanze-verbond. Ze opereerden
met een apart soort schip, de
Hanze-Kogge. Vanaf 1536 draait
een lijnvaart Kiel-Stockholm
en sinds de 18de eeuw varen ze
een ononderbroken pakketvaart
op Kopenhagen.
Het
scheepvaartverkeer over de
oceanen kwam pas op gang toen
er handel viel te drijven in
de overzeese koloniën, maar
die moesten wel eerst ontdekt
worden natuurlijk. Op vreemde
kusten kwam handelsposten en
havens, van China tot
West-Afrika. En toen kwamen er
kapers op de kust, ook
gestimuleerd door allerlei
oorlogen zodat je vijandelijke
schepen mocht vangen.
Duinkerken was een berucht
kapersnest in de 16de en 17de
eeuw, terwijl op de
Noord-Afrikaanse kust de
Barbarijse kapers van 1600 tot
1800 actief waren vanuit
Algiers, Salee, Tunis en
Tripolis. Gevangen genomen
schepelingen werden als slaaf
verkocht. In West-Afrika was
de Bocht van Guinee berucht om
zijn roverijen. En nòg zijn
de Afrikaanse kusten niet vrij
van zeeroverij met moord en
doodslag.
Het
ìs wel wild, maar 't is wat
anders dan de 'wilde vaart'.
Deze vorm van scheepvaart
vliegt van lading naar lading,
terwijl de lijndiensten vaste
verbindingen onderhouden
tussen diverse havens. Je had
en hebt aparte
lijndienstondernemingen,
hoewel grote concerns vaak met
eigen vloten hun vracht
vervoeren. Van olie en gas tot
zuidvruchten en automobielen.
Het Zuidkoreaanse
Deawoo-concern heeft zelfs
eigen vrachtschepen gebouwd om
hun auto's naar overzee te
exporteren.
De
grootste groei zit nu
kennelijk in de
containerschepen en in de
offshore-schepen, de schepen
die bij de olie- en gaswinning
op zee worden ingezet. De
zeevaart is net zo afhankelijk
van de economische barometer
als het varen zelf van de
weerbarometer.
Zo bestaat de grote
passagiersvaart over de
oceanen niet meer, het
vliegtuig heeft die rol
overgenomen. Hooguit kun je de
grote veerdiensten in Azië en
Europa nog zo'n taak
toedichten, maar de tijd van
de grote oceaanstomers is
voorbij.
De huidige grote
passagierschepen zijn bestemd
voor de cruisevaart, luxe
zeereizen met uitstapjes voor
mensen met veel geld en veel
tijd om stuk te slaan. Er is
een markt voor, zoals we hier
hebben kunnen zien in de
Eemshaven. Daar wordt de
'SuperStar Leo' afgebouwd, een
mega-cruiseschip van 286 meter
lengte, waarop 2.800
passagiers een plek krijgen,
waarvoor dan weer een
elfhonderd-koppige bemanning
in touw is. Het is het derde
grote cruiseschip dat in
Groningen wordt afgetimmerd.
(De SuperStar Leo meet 75.000
ton, maar het nieuwe
cruiseschip van Disneyconcern,
de Disney Magic, die vanuit
Florida op de bahama's gaat
varen meet 83.000 ton)
Toch is het jammer dat grote
lijnschepen van de
Holland-Amerikalijn, de
Cunardline, de Hamburg-Amerika
Linie, de Norddeutscher Lloyd
Bremen of de French Line/le
Compagnie Generale
Transatlantique tot het
verleden behoren. Wat een
verhalen zijn er van de
stoomschepen als de Willem
Ruys, de Statendam en de
reuzen als de Ile de France en
de Queen Mary of de Queen
Elisabeth! Ze hebben de
machtigen der aarde vervoerd,
evenals gelukszoekers en in de
oorlog zelfs hele
legerdivisies. Eind jaren
zestig viel het doek voor de
grote schepen van de
oceaanlijnen. Op 8 mei 1967
kregen de gezagvoerders van de
beide Queens een telegram van
de Cunard Line om een
meegegeven verzegelde envelop
open te maken en inhoud aan de
bemanning mee te delen. Er
stond in dat beide lijnschepen
verliesgevend waren voor een
bedrag van 1,8 miljoen dollar
per jaar en dat de reder de
schepen uit de vaart zou
nemen.
Na
dit saluut ten afscheid
draaien we een lied over een
lijndienst uit vroegere
tijden. Het leven aan boord
van de schepen van de Black
Ball Line was hard, maar ze
voeren ook als een gek. Paul
Clayton en de Foc'sle Singers
met the Black Ball Line.
Paul
Clayton en les Foc'sle Singers
met 'the Black Ball Line',
ervaringen uit de periode van
de zeilvaart. Intussen is er
wel wat veranderd, maar varen
op zee blijft toch een apart
vak. Niet iedereen is geschikt
als zeeman. Het hangt er ook
maar vanaf wat je meemaakt en
waar je terecht komt. We
kennen in onze gemeente ook
ervaringen van zeelui, die in
de oorlog toevallig op zee
waren en toen vijf, zes jaar
moesten blijven varen. Daarna
was het ook gebeurd en hadden
ze er genoeg van.
Anderen
hebben lang gevaren in diverse
rangen en op diverse schepen.
Natuurlijk ook op meerdere zeeën.
Om een beeld te krijgen van
hoe het er toe ging op diverse
schepen, hebben we de heer
Dolf de Langen uit Paterswolde
naar zijn ervaringen gevraagd.
Na het eerste deel over de
kustvaart draaien we een
shanty over de Dogger Bank en
the Great Grimsby, waarna het
grotere werk met
mammoet-olietankers aan bod
komt.
Wie
met pek omgaat wordt er mee
besmet. Ja,ja, zo zou je 't
wel kunnen zeggen ja.
'Go
tot sea no more' door Ray
Austin, een klassiek soort
lied van een zeeman die toch
weer gaat varen. Het sloeg in
dit geval niet op het verhaal
van Dolf de Langen over
motorpech op een proefvaart
van zo'n mammoet-olietanker.
De bouwer van zulke grote
schepen Verolme bestaat al
niet meer. In de tijd toen die
joekels van schepen gebouwd
werden, was er soms al geen
emplooi meer voor vanwege een
overcapaciteit. Pasgebouwde
olietankers voeren dan meteen
naar een rustplaats, waar ze
'opgelegd' werden. Dat kon in
een Noorse fjord zijn, in
weinig-gebruikte havens of
buitengaats op rustige kusten.
Op vakantie aan de Oostzeekust
hebben we ze wel in rijen
naast elkaar zien liggen.
Wachtend op betere tijden, òf
op verkoop dan wel sloop, in
het ergste geval.
Bij dit voorbeeld is de
economische conjunctuur de
bepalende factor, die de vaart
eruit haalt.
In
andere gevallen spelen ook
technische vernieuwingen een
rol. Elke investeringen in
nieuwe apparatuur kost geld,
dus schepen die al in de vaart
zijn, moeten dat wel kunnen
verdienen. Geen wonder dat in
de kleinere vaart
vernieuwingen niet erg snel
doorgevoerd worden. Vaar je in
de kustvaart met kleine
reders, of zelfs
kapitein-eigenaars, dan wordt
het gauw knijpzitten. Een
andere manier om te besparen
op de kosten is het
terugschroeven van het aantal
bemanningsleden. Dat moet
natuurlijk ook kunnen, zodat
veel handwerk dan toch
geautomatiseerd moet worden. Eén
druk op de knop om een
servomotor dàt te laten doen
wat vroeger vier paar handen
moesten duwen of trekken.
In
feite is de ontwikkeling sinds
de zeilschepen, de grote
windjammers, gewoon doorgezet.
Toen had je een paar honderd
man nodig om alles te regelen,
nu heb je een paar man die als
duizendpoot kunnen opereren
met alle technieken bij de
hand. Maar - zeemanschap
blijft nodig. Ook als er niet
direct vernieuwingen worden
doorgevoerd of als de
bemanning in aantal
teruggebracht wordt. Luister
naar wat Dolf de Langen
vertelt over de veranderingen
sinds de jaren vijftig.
[tekst interview komt hier]
Het
is duidelijk hoe je eten voor
mekaar krijgt, je hebt
'Smuttje' en die is kok.
Bernard Jakschat uit Hamburg
bezong 'De Kock'. Maar het
neemt niet weg dat er steeds
met minder mensen op een schip
gevaren wordt. En toch zit er
groei in de zeevaart. De
Nederlandse vloot heeft nu een
grotere omvang dan tien jaar
geleden . Onder Nederlandse
vlag varen nu 810 schepen met
een totaaltonnage van 4.1
miljoen brt. Opvallend is dat
de helft van bedrijfstakken
maritieme scheepsbouw en
scheepvaart zich in de
provincies Groningen en
Friesland afspeelt. De groei
is er nog niet uit, want er
zijn nog 59 schepen in
bestelling. Zoals eerder al
gezegd, die groei zit vooral
in de kleine handelsvaart, de
kustvaart ook wel 'short sea'
genoemd. De grootste reder van
de Nederlandse kleine
handelsvaart Wagenborgen, zit
in Delfzijl. Wagenborgen heeft
zo'n 120 schepen in
behandeling, waarvan 70 in
eigendom. Spliethoff in
Rotterdam is de op een na
grootste reder in deze tak van
scheepvaart. Ook Duitse
rederijen blijken goedkoper
onder Nederlandse vlag te
kunnen varen. Duidelijk is wel
dat er een schaalvergroting
optreedt in het
scheepsmanagement. Een
kapitein-eigenaar kan amper
meer opboksen tegen grote
rederijen om gunstige
vervoerscontracten in de wacht
te slepen.
Een ander facet dat steeds
belangrijker wordt, is de
toename van het vervoer per
container. Er zijn zelfs weer
lijndiensten voor
containervervoer over zee.
Hiervoor worden veel nieuwe
containerschepen gebouwd. In
de afgelopen jaren een stuk of
honderd, een groeipercentage
van 70%.
Intussen worden aan de
zeevaartscholen een nieuw type
officieren opgeleid, de
Marofs, de Mariene Officier;
een samensmelting van wat
vroeger de stuurman en de
machinist was. Een dekofficier
en een werktuigkundige in een
persoon verenigd. We laten
Dolf de Langen weer aan het
woord over zulke
ontwikkelingen.
Na
de ervaringen van Dolf de
Langen volgde het lied van 'de
Hamborger Veermaster',
gezongen door Carl Bay. Zo'n
viermaster behoort nu tot de
zeldzaamheden. Grappig is dat
de betiteling van windjammers
als viermaster of driemaster
en zo, doorgezet werd bij de
oceaanstomers. Daar was sprake
van driepijpers en
tweepijpers.
Tegenwoordig is de
type-aanduiding wat minder
prozaïsch: bulkcarrier,
containerfeeder, supplier en
de hele nieuwen, die rederij
Wagenborgen in bestelling
heeft: de shallow-draft
icebreaking supplyvessels. Een
bevoorrradingschip, dat als
ijsbreker kan dienen in ondiep
water. Deze schepen zijn
bestemd voor het offshore-werk
in de Kaspische Zee.
Er
zijn in de zeescheepvaart
zoveel verschillende typen
schepen bezig, dat het een
aparte uitzending vraagt om
alles te besnuffelen. Vooral
in de speciale takken van
zeevaart zoals de marine,
stikt het van de specifieke
typen -van onderzeeboot tot
vliegkampschip en alles wat er
tussen zit. Zelfs in de sleep-
en bergingsvaart bestaan er
een riedel specifieke schepen,
die zowel gezonken schepen
kunnen lichten als een
olieramp op zee te lijf kunnen
gaan. In hetzelfde verband
kunnen we de reddingsboten
beschouwen, van geroeide
zeesloep tot zelfrichtende
snelle motorboten.
We
hebben de visserij dan nog
eens bekeken. In die tal van
scheepvaart zijn de schepen
vaak op maat gemaakt voor de
te bevaren zeeën en
binnenwateren. Ze zijn zo
eigen aan de haven waar ze
thuishoren, dat het vaak in
hun typenaam opgenomen is.
Eind juli las ik toevallig het
bericht dat ze in het Friese
Moddergat aan de Waddenkust
weer een 'blazer' willen
herbouwen. De verloren gegane
vissersvloot van Paesens &
Moddergat bestond voor een
groot deel uit blazers. Als we
de visserij nog een keer in de
uitzending doen gaan we de
schokkers, aken, loggers,
treilers, kotters en wat al
niet bekijken.
We
hebben eveneens weinig
aandacht geschonken aan de
benamingen zelf. Want wanneer
is een boot een schip? Of hoe
komen we aan Italiaanse
scheepsnamen als bark,
brigantijn, galei en fregat?
En hebben de Engelsen de
klipper van ons geleend of wij
van hen? Een ding is heel
zeker, 'alle hens aan dek'
komt uit het Engels en uit de
vroegere zeilvaart: All hands
On Deck!
Dit
was de augustus-aflevering van
het informatieve programma
'Van Dingen en Deuntjes'. Deze
laatste zondag van de maand
was het thema scheepvaart en
wel de zeevaart. Vandaar dat u
the Dubliners hun
instrumentale the Three
Seacaptains hoort spelen.
De
productie, samenstelling en
presentatie deed Jan Tuttel,
de techniek werd verzorgd door
Peter Huitsing. De muziekkeuze
ging in samenwerking met Bart
Nijstad en Henri Kremer. Dolf
de Langen wordt bedankt voor
zijn medewerking aan deze
uitzending.
Volgende
maand, laatste zondag gaat dit
programma over Vlaggen,
wimpels, wapens en emblemen.
Wat doet onze nieuwe gemeente
met de oude gemeentewapens en
vlaggen en hoe hoort het
eigenlijk met vlaggenprotocol?
Bedankt voor het luisteren en
tot volgende maand wat mij
betreft.