INDEX 

van dingen & deuntjes

reisverhalen

natuur en landschap

naamkunde

Drentse Aa

volkskunde

paasvuren

Harmjan van Steenwijk

vliegwerk

eem kiek'n

in de smiesterd

wie is wie

gastenboek

over de Tuttels

email Jan Tuttel

email Harmjan van Steenwijk

email WebMaster



Freak ProductionsFreak Productions

Bezoekers:

 

 

laatste update: 12 april 2005 20:29

van Dingen en Deuntjes

 

Goeiemiddag dames en heren, welkom bij het informatief programma 'Van Dingen & Deuntjes'. Het beleeft vandaag de vijftigste aflevering, zodat we wel aan een onderwerp vastzaten dat een beetje te pas komt. Gelukkig treft het goed in deze februarimaand. Het gaat vandaag namelijk over Het Hoofd Bedekt; over hoofddeksels in alle soorten en maten. Dus d'r kan 'een kroontje op' en d'r kan een 'petje af'. Dan hebben we de feestelijkheden gehad en kunnen we aan het werk. U hoorde in de introductie immers zeggen dat dit programma 'ergens over gaat'.

Het gaat dit uur over alles wat de bovenkant van man of vrouw siert, beschermt, een functie aanduidt, eventuele status geeft of domweg verschrikkelijk opvalt. Tijdens de trouwerij van de kroonprins zagen we allerlei soorten hoofddeksels voorbij komen, en met carnaval is het al net zo gek. Je mag zeggen dat dit programma zich beweegt van kroon naar zotskap en van pothoedje tot panama. Of nog anders van Stetson tot stalen helm. Variatie genoeg.

Want zeg nou eerlijk - wat is een mens zonder hoed, pet, muts, cap, kepi, keppeltje, kalotje, kroontje, kolbak, helm of alpinootje? Wat is een jager zonder hoedje met een veer? Wat is een zwembad zonder verplichte badmuts? Wat moet het konijntje van de goochelaar zonder die hoge hoed? Wat is een bisschop zonder mijter? Wat was Roy Rogers zonder z'n Stetson westernhoed? Wat is een betonvlechter zonder bouwvakkershelm, een roofovervaller zonder bivakmuts en wat is de 'pliessie' zonder platte pet? Wat moet Robin Hood zonder hoed?  Simpele vragen die ons bezig houden. Zelfs auto's zijn van den beginne eigenlijk 'om de hoedenplank heen' gebouwd, zelfs al zou niemand nog een hoed dragen. Het is tegenwoordig de ruimte waar geluidsinstallaties een ruime plek vinden, in auto's waar jongens in rijden met een petje op, met de klep naar achteren gedraaid. Ook autoverzekeringen hebben in de kleine lettertjes voor de combi's en stationcars ook iets staan over  een vastbevestigde hoedenplank of zo. Wat is een auto zonder hoedenplank, mag je wel zeggen.

 

Blauwhelmen en withelmen

Ik heb deze uitzending een probleem, want enkele voorgenomen gesprekken met hoofddekselspecialisten zijn niet gelukt. Dat is een beetje het probleem bij de lokale omroep, die drijft op vrijwilligerswerk. Het radiomaken gebeurt naast je werk en andere 'verplichte figuren'. Dus enkele afspraken waren niet kloppend te krijgen, ook al omdat sommige lieden wat verderweg woonden of werkten. Ik had u graag willen vertellen aan welke eisen legerhelmen moeten voldoen en waarom men naast de legerkleur 'groen' ook voor de blauwe helmen heeft gekozen. Waarom alleen blauwhelmen, terwijl de rode baret juist het onderscheid vormt tussen gewone infanteristen en de commando's? Wat de witte helmen betekenen weet ik nog uit ervaring. Het zit vast aan het werkpak van de militaire politie of andere militaire bewakingsdiensten. Een forsgebouwde withelm met grote zwarte hond heeft me in mijn militaire diensttijd een keer uit bed getremd, omdat ik me als de wiedeweerga moest melden bij mijn squadroncommandant, een majoor. Ik had een en ander uit te leggen, zei hij. Om zo'n gesprek op gang te brengen was dus een withelm nodig.

Een interview met een hoedenzaak ging niet door, want "er werden helemaal niet zoveel hoeden extra verkocht door die trouwerij". De noorderlingen kijken eerst in de kast of er niet nog een geschikt hoedje ligt. Dus geen extravagante verhalen over weelderige hoeden op noordelijke hoofden. Er was nòg een vraaggesprek gepland, namelijk over het hoedenprotocol bij officiele gelegenheden. Tijdens de trouwerij van Willem Alexander en Maxima, was voor het huwelijk in de kerk aan de dames verzocht het hoofd bedekt te hebben.

 

Hoedenprotocol?

Ik rook een verhaal en belde daarover met het hoofd van het Kabinet van de Commissaris van de Koningin in Drenthe, de heer Albert Smit. Hij hielp mij uit de droom. Er zijn nergens protocollaire voorschriften over het dragen van hoeden en het 'je gedragen' met hoeden tijdens officiele plechtigheden. Bovendien, mocht iemand twijfelen over wat te doen, dan is vooraf altijd overleg mogelijk om iemands gemoedsrust te herstellen. Maar geen interview dus, al was Albert Smit best bereid om voor de microfoon te zeggen wat u net van mij hoorde.

Verder heb ik nog geprobeerd bij enkele erkende en overtuigde carnavalsgangers meer te weten te komen over de achtergronden van de zotskap of narrenmuts, maar daar kwam ook geen verhaal uit.

Maar gelukkig is er internet, de wereldwijde schatkamer aan gegevens, zomaar thuis via de telefoondraad en je computer.. Daar zat inderdaad een massa informatie over allerlei hoofddeksels, van alle mogelijke hoeden en uniformpetten tot helmen bij ceremoniële tenues. Daar ontdekte ik, dat de koetsier van de Gouden Koets over een driekante steek beschikt. Maar bij alle drukte heb ik bij de TV-uitzending niet opgelet of deze zespaardenbestuurder dit bijzondere hoofddeksel ook echt op had. Als iemand mij dit kan vertellen, dan belt hij of zij maar naar de studio.

Nou, mooie zaak. Ik heb u verteld wat u niet zult horen en eigenlijk hóórt dat ook niet zo. Voor we overgaan tot de eerste hoofddekselmuziek,  vertel ik wat we gaan doen.

Natuurlijk praten we over de verscheidenheid aan hoofddeksels en waarvoor ze uitgevonden zijn. Er zijn functionele dingen op je kop en er bestaan eigenaardige fratsen en frutsels die het hoofd kunnen bedekken. We lopen even in een sneltreinvaart door de hoedenmode van de vorige eeuw, waarbij we even blijven stilstaan bij aparte typen hoeden. Verder kijken we naar de hoedenetiquette, die door velen niet meer gekend wordt.

Eerlijk gezegd, wordt er wel wat cynisch gedaan over de dameshoeden. Heeft u het stukje gelezen met de titel "Was dit uw hoedje" in 't NRC-Handelsblad van 4 februari j.l.?  Herbert Blankensteijn en Monique Sinke rapporteerden  dat ze op de hoofden van de koninklijke en notabele dames de volgende modellen hoeden hadden gesignaleerd (hou je vast!):

  • lampenkap, harlekijnsmuts, roomsoes, omgekeerde bloemenvaas, imkershoed, fruitmand,

tulband, dooie kat, admiraalssteek, vliegende schotel, operagebouw van Sydney, vuilniszak, berenmuts, twee halen één betalen,  cowboyhoed, struisvogelkont, stuk vitrage, dorre struik, dubbeldekker, bananenschil, schietschijf, prieel, aardbeientaart, looping, halfgeplukte kip, vliegdekschip, vergiet, tovenaarshoed, Medusahoofd, theedoek, schoorsteenpijp, plumeau, wagenwiel, grafkrans,  pergola, bruidssluier.

Al dat moois laten we het bezingen door Steeleye Span, 'All around my hat'.

 

Functies

Om de toon te zetten 'All around my hat' door Steeleye Span. En dat is nogal wat: 'alles omtrent de hoed'. Wat moet je met die hoofddeksels?  Nou een oud bijgeloof zegt, dat je hem goed moet opzetten. Niet de hoed achterste voren, alstublieft - dat brengt ongeluk. Je kunt dat letterlijk afkopen, als je dezelfde dag een nieuwe hoed koopt. Enne, als een vrouw het waagt om een herenhoed op te zetten (zelfs per ongeluk), dan is dat een teken dat ze gekust wil worden.

Ik loop nu met u langs wat soorten hoofddeksels, waarbij we nagaan waar ze voor dienen. Of beter gezegd, waarom zetten we (of zetten we hèn -denk aan de hoogwaardigheidsbekleders!) iets op de kop? Het heeft meestal een functie. Gaat maar u maar even mee langs de kapstok en de hoedenplank:

 

 -1- Hoofddeksels als bescherming.

Tegen de zon op het hoofd en tegen felle zon in de ogen door hoeden met brede rand, zoals een sombrero of cowboyhoed. Tegen de zon op de kop alleen helpt ook een strohoedje of zomerpetje. Als het om regen, sneeuw en kou gaat heb je keus uit de Zuidwester, regenpetje, gewone vilten herenhoed en natuurlijk de ijsmuts en bontmuts, al dan niet met zijkleppen. Bescherming tegen vallende voorwerpen en stoten bieden bouwhelmen en andere veiligheidshelmen. Bij de brandweer zit daar nog een neklap bij tegen druppelende, smeltende stoffen als metalen (denk aan zinken dakgoten en loden leidingen) en kunststoffen. De kam op de helm laat vallend materiaal afschampen in plaats van vol op het hoofd terecht te komen. Brandweerhelmen, maar bijvoorbeeld ook werkhelmen van lassers en zand- en gritstralers hebben een vizier, dat de ogen beschermt tegen straling, hitte en rondvliegende spetters of andere deeltjes.

Een speciaal hoofddeksel dat tegen vallen en stoten beschermt, is de valhelm van wielrenners en nog snellere sporten. (Hoewel, paardrijden is ook weer niet zó snel). In bepaalde gevallen is de valhelm gestroomlijnd, zoals bij tijdritten.

 

-2- Hygiëne,

wat in feite ook een bescherming tegen besmetting en vervuiling betekent. Mensen die voedsel bereiden, moeten hoofdkapjes of mutsen dragen, zoals de koksmuts. Ook medisch personeel wordt voorzien van hoofdkapjes in kritieke situaties, zoals bij operaties. Technisch personeel dat in stofvrije ruimtes moet werken, draagt een volledig gesloten soort werkkleding, waarbij de hoofdkap hoort.

 

-3- Het hoofd bedekt om religieuze redenen

U kent de discussie over het hoofddoekje voor moslimmeisjes en -vrouwen, maar ook in christelijke kerken wil men gaarne het hoofd bedekt zien. Bij gebrek aan echte pet of muts ziet men toeristen wel met een geknoopte zakdoek op de kop een kerk bezoeken…  Joden dragen een keppeltje. De paus heeft als dagelijkse werkkleding een kalotje op, bij religieuze evenementen van belang draagt hij een mijter. Er zijn dominees die zelden hun zwarte hoed afzetten en er zijn ouderwetse pastoors, die men zonder hoed niet eens herkent. De tulband en de nonnenkap behoren ook tot deze categorie hoofddeksels.

 

-4- Hoofddeksels bij werkkleding en uniformen, ter onderscheiding

waarbij je denken moet aan dienstkleding en aan sporttenue. Bij waterpoloërs is de cap met kleur en nummer handig om ze boven (of onder) het klotsende wedstrijdveld te kunnen onderscheiden. Bij uniformen kan men aan de kentekens de rangen en soms de functies aflezen, maar dat vereist kennis van zaken en oefening. Het publiek moet in bepaalde gevallen direct de goeie man of vrouw er uit kunnen pikken. Bij de Spoorwegen is daarom al heel lang een bijzonder kenteken op de pet bekend. Ik citeer uit artikel 85 in het 'Uittreksel voor het personeel van den Dienst van Tractie' (herdruk 1946), van het Algemeen Reglement voor den Dienst op de Spoorwegen en het Algemeen Reglement voor den Dienst op de Locaalspoorwegen, bedoeld in art. 1 der Wet van 9 juli 1900.

Artikel 85 gaat over 'de Kleeding en de Onderscheidingsteekenen'. Lid 2 zegt "De stationchefs en hunne plaatsvervangers dragen een roode pet gedurende den dienst bij de reizigerstreinen". Tussen al die spoorpetten moeten zij juist opvallen als aanspreekpunt voor het publiek.

Bij politie en militaire gezagsdragers betekent veel 'goudversiering' op de pet dat ze hoog in rang staan. Dat betekent dat ze op enig strijdtoneel vaak achteraan staan. Ik denk dat het Leger des Heils, ook een geüniformeerde -en dus herkenbare - organisatie, hierop een uitzondering vormt. Als extreme hoofddeksels als werkkleding 'ter onderscheid', wil ik de heksenpunthoed en de hoge hoed van de goochelaar nog noemen…

 

-5- Eerbied, status en gezag,

wat ook onder de vorige categorie kan vallen, maar ik neem de keizers, koningen en andere figuren van adel even apart. Zij wòrden ten dele ook onderscheiden, door hen te kronen. Gekroonde hoofden vormden altijd het hoogste gezag. Revoluties, domme vorstelijke gezagsdragers, vorstelijke en adellijke inteelt en voortschrijdende democratische inzichten, hebben gezorgd dat hierbij behoorlijke slijtage is opgetreden. Niettemin is het verhaal van de kroon als hoge, onderscheidende hoofdbedekking bijster interessant. De neiging om de leider, de hooggeplaatste -of het nu een opperpriester of andere aanvoerder was- te onderscheiden begon namelijk met het dragen van een simpele, in de nek gestrengelde, voorhoofdsband als teken van waardigheid, van status en gezag. Dat gebeurde al in de oudheid in Voor-Azië. Het woord 'diadeem', de kostbare hoofdtooi van vorstelijke personen van vrouwelijke kunne, stamt af van het Grieks voor 'het samengebondene'.

Na roerige tijden kwam Europa in de 8ste eeuw wat tot rust, waarbij orde en gezag hersteld werden en de leiders van het volk eigenlijk recht hadden op zo'n (symbolische) voorhoofdsband.. In de 13de tot de 15de eeuw was het model voor een kroon de 'klassieke' voorhoofdsband. Door zo'n kroning was de koning -en het koningsschap - voldoende gekenmerkt, volgens de heraldici die deze ontwikkeling hebben nageplozen. De kroon was het symbool van waardigheid, status en gezag. Er kwam verschil in soorten kronen, waarbij de adellijke rangen en standen eer werd betoond. Een keizerskroon is veel hoger in rang dan een 'simpele' gravenkroon. Dit soort hoofdbedekking is een studie apart. Het gebruik van kronen als algemeen onderscheidingsteken ('de kroon op het werk') en voornaam symbool eveneens.

Bij 'iets speciaals' op het hoofd om de beste te onderscheiden en te eren, mag je natuurlijk ook denken aan de lauwerkrans. Het gebruik is uitgebreid, want we kennen al vele 'gelauwerden'.

-6- het hoofddeksel als uiting, als middel om een boodschap over te dragen.

Je kunt denken aan hoofdbanden van Japanse kamikazepiloten of  baseballpetten van aanhangers van de clubs, jeugdgroepen

-7- het hoofddeksel als apart geval, om een bepaalde stemming tot uiting te laten komen of om aandacht te trekken - of gewoon om een kaalwordend hoofd te verbergen.

Mocht u na deze opsomming nog een àndere reden hebben gevonden om een hoofddeksel te dragen, dan vragen we u om direct te bellen. Ook als u toevallig van koninklijken bloede bent en  als ongekroond hoofd door het leven moet of wilt, om een of andere redenen. Dit is de kans om uw zorgen te delen met onder- en 'neven'danen.

We zijn toe aan een muzikale pauze en dat doen we op democratische wijze.. Dat wil zeggen het gaat over iets dat gekroonde hoofden en u en ik allen kennen en door een simpel hoofddeksel kunnen tegengaan: Perry Como met 'Raindrops keep falling on my head' 

Tja, als je niks op je kopt hebt, vallen de regendroppels echt op je hoofd. Perry Como wist wel wat hij zong. Daarvoor zijn nu echt, de wat je noemt, 'beschermende' hoofddeksels uitgevonden. Van het wax-regenhoedje tot het uitvouwbare plastic regenkapje, dat ik altijd typisch iets voor de markt en voor het doen van boodschappen heb gevonden. Ook tegen de hitte van de zon zijn beschermende hoeden in gebruik. Vanouds worden zulke dingen als strohoeden door de plattelandsbevolking gedragen. Tot…  totdat zo'n specifieke hoed in de mode komt, omdat een of andere hotemetoot die hoed opzet en daarna zowat iedereen dat voorbeeld gaat volgen en óók met die zelfde hoed op de kop wil rondlopen.

 

Panamahoed

Het gebeurde met de  Panamahoed, die ineens in trek kwam nadat de Amerikaanse president Theodore Roosevelt in 1906 zo'n strooien hoed opzette. Dat was bij een werkbezoek tijdens de aanleg van het Panamakanaal. Het was ook de eerste keer dat een president van de Verenigde Staten van Amerika zich tijdens zijn ambtsperiode voor zijn werk buiten de grenzen begaf. De strohoed die Roosevelt bij zijn tropenpak op had werd een rage in Amerika. De hoed werd met Panama in verband gebracht en is vanaf die datum 'panamahoed' blijven heten. Ook al werd hij toen al gemaakt in Ecuador Een panamahoed is een soort strooien zonnehoed, die wordt gevlochten van de bladeren van de 'panamahoedpalm', de Carludovica palmata - die eigenlijk helemaal geen èchte palm is. Wel werden de vezels van deze plant sinds mensenheugenis benut om allerlei gebruiksvoorwerpen van te vlechten De Spanjaarden die 'na Columbus' de Nieuwe Wereld introkken, gaven de inboorlingen opdracht om daarmee beschermende hoeden tegen de zon te vlechten. Dat is de oorsprong van de strooien panamahoed, in Ecuador.

Het is een geweldig karwei om zulke hoeden te maken. Een originele panamahoed maken kan wel een maand duren, al zijn de grove hoeden sneller klaar. Daar gebruikt men vlechtrepen bij, van maar acht strengen. De fijnere kwaliteiten worden gevlochten met repen van 16 of meer strengen. De palmbladeren moeten in het hete bergklimaat vochtig gehouden worden, anders zijn ze niet te bewerken. Er kan of mag, maar vier uur achtereen gewerkt worden, waarna het materiaal in een vochtige doek of onder water wordt bewaard. De kleureffecten krijgt men door de strengen in verfbaden te dompelen. De bol van de hoed wordt om een mal gevormd, terwijl de randen uit de vrije hand gemaakt worden. Echte soepele panama's kunnen strak opgerold worden, om 'door een ringetje te halen'. Voor de hele goede, originele luchtgewicht panamahoeden mag je wel 500 euro betalen.

Ja - en toen was er de film 'Chinatown' met Jack Nicholson en Faye Dunaway in de hoofdrollen en Jack Nicholson had een kek hoedje op. Die werd ook als panamahoed populair, terwijl het meer een soort westernhoed is, met deuken aan weerskanten en een brede band rondom. Hoe men die hoed ook noemt, het is niet de originele panamahoed.

 

Stetson

Het wordt tijd om over te stappen naar een andere Amerikaanse herenhoed, de stetson. In feite is het een merknaam, genoemd naar de hoedenmaker John B. Stetson, oprichter van de gelijknamige firma. Hij ging in 1865 met 100 dollar kapitaal aan de slag, kocht gereedschap, huurde een werkruimte en kocht voor 10 dollar vilt als grondstof. Een jaar later was de stetson 'the Hat of the West', de cowboyhoed was geboren. Zijn kernmerk drie deuken waarvan eentje bovenop en een brede en ietwat zwierige  rand  Het klassieke model is door filmsterren wereldberoemd geworden. Er is nu een westernserie en een, zeg maar, deftig herenserie stetsons in productie. De firma gaat er prat op dat John B. Stetson door zijn kwaliteitswerk en zakelijk succes het voorheen slechte imago van de hoedenmakers, 'the hatters' (denk maar aan de mad hatter) naar de eeuwige jachtvelden heeft geholpen. Een kwaliteitshoedenmaker is tegenwoordig iemand van aanzien. Nouja, wie het internet op hoedenmode en hoedenmakers afgraast, komt heel wat duurs en deftigs tegen! Overal ter wereld, van Amerika tot Australië en van Italië tot Parijs.

 

Australian hats

Kijk, een hoedenindustrie in Amerika en Europa is begrijpelijk, want er wonen veel mensen die hoofddeksels nodig hebben; de mode wordt gemaakt, dan wel nageleefd, dus er is emplooi zat. Australië deed ook gewoon mee, want de nieuwe kolonie had evenzo behoefte aan eigen hoedenmakers. In Australië is ook woestijn en rimboe. Alles uit het moederland importeren kon niet meer. Begin 20ste eeuw begon Arthur P. Stewart met een hoedenmakerij om hoeden naar wens te maken. De Australische hoeden kregen -net als in Amerika - een bredere rand dan de Europese hoeden ter bescherming tegen de felle zon en natuurlijk ook tegen de regen. Hij ontwikkelde een eigen stijl van kwaliteitsvilthoeden, die aansloeg. Zij zeggen dat zelf zo: "the Australian styling with a flair that reflects the independent, confident and sometimes adventurous spirit of the dinkum Australian".  En òf je met een hoed op je kop wat kunt uitdrukken, we hadden het er tien minuten geleden nog over!

Oja, we hebben het steeds over de vilten hoeden, maar ik heb u nog niet verteld waarvan die gemaakt worden. Over de strooien hoed met de gevlochten vezels van een soort palmbladeren weet u zowat alles, maar over de gewone goede herenhoed is nog niets gezegd. Het schoot me te binnen bij het schrijven van de tekst van de Australische hoeden. Australië is het land van de konijnen, ja. Daarom.

Vilt voor hoeden komt van het onderhaar van konijnen en hazen. Hoe fijner haar, hoe beter het vilt gemaakt kan worden. Voor de hoedenindustrie worden veel konijnen gefokt en gehouden, maar -zeggen de Australiërs - het haar van wilde konijnen is toch beter. Sommige hoedenmerken hebben eigen konijnenscheerders in dienst, om de beste kwaliteit haar te waarborgen. Soms wordt fijn onderhaar van de vacht van andere dieren bijgemengd om een aparte kwaliteit vilt te verkrijgen.

 

Konijnenwarande of 'warren'

Aan die konijnenhouderij zit ook weer een verhaal. Het zijn de 'konijnenwarandes' of in het Engels, 'the warrens'. Vaak grote omheinde gebieden met een heuvel erin, wan die konijnen graven graag. Er woonde altijd een bewaker bij, een 'warrener'. Zeker als het een jachtwarande betrof. Ze hielden toezicht en moesten konijnengappers vangen. Wie daarbij gepakt werd kon een zware straf tegemoet zien. Het stelen van een konijntje was toen geen 'geintje'.

Het begrip warande is later ook uitgelegd als wandelbos, wandeldreef en park, wat weer uitgroeide tot lusthof. Die warandes zie je in de literatuur weer terug, maar daar is het konijn al lang uit beeld. Een Belgische website, de Warande van Vlaanderen, geeft zeven hedendaagse betekenissen voor het woord warande. In Nederland en België bestaan een paar honderd toponiemen, die van warandes zijn afgeleid.

Eerlijk gezegd ken ik maar één gebied dat een geschiedenis heeft met de konijnenhouderij als basis voor de hoedenmakerij. Dat is de Engelse streek 'Breckland', in East-Anglia op de grens van Suffolk en Norfolk. Een zandig en stenig gebied, met vroeger onafzienbare heidevelden waar armoe troef was. Gedurende de 17de tot en met begin 19de eeuw was de konijnenhouderij en konijnenvangst een voorname bron van inkomsten. In de plaats Brandon stond nog tot de Tweede Wereldoorlog een grote viltfabriek, die grondstoffen leverde voor de hoedenmakers. Er is nog een stukje hei over,  met een beroemd archeologisch reservaat met vuursteenmijnen. De rest is staatsbos geworden. De konijnenstand kreeg in de jaren vijftig een doodklap door de myxomatose, zodat alleen wat veldnamen met 'warren' herinneren aan die konijnenhouderij en viltfabriek voor de hoedenmakers.

Tijd voor hoeden in de muziek, de 'deuntjes' over' de dingen'. Achtereenvolgens hoort u het lied dat bij de padvinderij furore maakte, 'Mijn Hoed' (u weet wel: Mijn hoed die heeft vier deuken en heeft-ie niet vier deuken, dan is het niet mijn hoed). Het wordt gezongen door het Groot Muziekpakhuiskoor en u herkent Jack Spijkerman als voorzanger. Daarna laat ik u Roel & Eddy horen in 'Hoedje'. Met de gebruiksaanwijzing 'Ik zet mijn hoedje op en pak mijn gitaar, want met mijn hoedje op klinkt elke snaar'.  Wat zijn wij zonder hoed, nietwaar?

Twee muzikale hoeden dus, eerst die maar met vier deuken: 'Mijn Hoed'.

 

Hoeden en mode

En na 'Mijn Hoed' en gewoon 'Hoedje'  wordt het hoog tijd om even beter naar de hoedenmode te kijken. We hebben al wat voorbeelden gezien van een soort hoedenrage. De hoedenmode heeft twee kanten. Als eerste moet een hoed 'in de mode' zijn, zo niet: dan loop je in je eentje mooi voor gek. Althans, je wordt voor gek versleten. Hier op het platteland eerder dan in een 'big city', waar het niet gauw te gek te kan gaan. Daar ontstaat ook eerder een modebeeld, een modehype moet ik eigenlijk zeggen.Vervolgens moet de hoed met het heersende modebeeld van de kleding mee. Hoort een hoed bij de kledingstijl of niet, hoe is de haarmode en is de hoed überhaupt nog draagbaar? Die dingen bepalen het succes.

Door de eeuwen heen hebben dames en heren van alles op hun hoofd gehad, van punthoeden tot hoog opgestuwde massa's gevlochten haar zonder kapje, maar met versieringen in het haar. Die punthoeden met sluiers had je in de 15de eeuw, kapjes en doekjes verschenen in de 16e eeuw en weelderige hoeden sierden de dameshoofden in de 18de en begin 20ste eeuw..Bij de heren waren het vooral kappen, baretten en mutsen die vanaf de middeleeuwen in beeld waren. Het zwierige hoedenbeeld dateert uit de 17de eeuw. Later werden de hoeden kleiner en compacter, zoals in de 19de en 20ste eeuw.

De laatste paar honderd jaar verandert er veel, maar het begin ligt in de 19de eeuw toen alles helder en duidelijk was. De rol van de man en vrouw lag vast en  je wist je plaats in de rangen en standen. De damesmode tot 1815 was de Empirestijl, waarbij de lange kasjmier shawl hoorde. Daarna (omstreeks 1830) worden de dameshoeden groter met veel garnering. In de Victoriaanse tijd, bij de industriële revolutie, komt de burgerij meer op, ook met de 'nouveau riche'. De stijl is stijf: hoge witte boord, donker pak. De dames weten hun plek: ingetogen, ingesnoerd en vooral koest. Aan het eind van de 19e eeuw, de fin-de-siècle, zit er verandering in de lucht.  Vrouwen dragen wijde rokken en het haar valt als een waterval, soms opgemaakt met valse haarstukjes. Mannen gaan in driedelig kostuum, de ouderen houden de bakkebaarden, de jongeren houden het op de snor. De hoofddeksels variëren. Men draagt hoge hoeden, bolhoeden, slappe vilthoeden, de hombourg, de strohoed en warempel ook sportieve petten. In 't begin van de 20ste eeuw is het matronebeeld nog in tel. Het haar wordt opgestoken, waarbij de dames grote en overdadig versierde hoeden dragen. Een veren boa hoort er ook bij. De andere kant van het verhaal is de opkomst van de werkende vrouw. Mantelpakjes verschijnen en in de Eerste Wereldoorlog wordt alles soberder. Mannen hadden aanvankelijk nog een wandelkostuum met colbert, waarbij de hombourg(hoed) werd gedragen. Na de oorlog wordt het kledingpatroon functioneler, vrijer en makkelijker.

In de jazzy Roaring Twenties zit de kleding makkelijk. Filmsterren worden bewonderd, sportieve bezigheden komen op en in Amerika begint de massaconfectie op de komen. Er komen nieuwe synthetische stoffen op de markt en ook de werkende klasse kan zich veroorloven om aan de mode mee te doen. Omstreeks 1925 zijn de rokken kort; de hemdjurk komt op. Daarbij wordt een 'cloche' gedragen, een pothoedje als het ware.

De mannenmode wordt in de jaren twintig bepaald door de prins Edward, die de plusfour populair maakt. De kleding van mannen wordt eenvoudiger. Sportieve kleding viert hoogtij en de pet wordt populair. Hij verdringt de strohoed. Later is de mannenmode meer georiënteerd op Amerika.

 

Petten, veel petten

Na de Tweede wereldoorlog , in de jaren vijftig, dicteren de Franse modekoningen het modebeeld. Tegelijkertijd worden de functionele kledingstukken uit de oorlogsperiode gedragen, de monty coat en poncho's bijvoorbeeld. De oudere mannen die naar hun dagelijkse werk gaan, hebben allemaal de pet op. De massa fabrieksarbeiders in de steden en de boeren op de jaarmarkten, allen dragen petten. In steden worden wel hoeden gedragen, maar de petten overheersen.Uit de dump van de geallieerde legers komen heel wat legermutsen en vechtpetjes op de hoofden van jongens en mannen terecht. Je ziet ze nog tientallen jaren later in stallen, op de trekker in de metaalfabrieken gebruikt worden. Hier en daar verschijnt na verloop van tijd een bolhoed met smalle rand op een mannenhoofd van de 'gezeten burgerij'.

Uiteindelijk kom je in de jaren zestig bij spijkerbroeken, nozems, vetkuiven, rock'n roll en de Beattles terecht. Het haar is hoofdzaak, daar hoeft geen hoed of pet op. Meisjes hebben een petticoat en paardestaart. De artistieke figuren in de jaren zestig en zeventig en later dragen flambards, Franse baretten en andere, afgekeken, kunstenaarskledij. Hippies dragen lange gewaden, omslagdoeken, lang haar, hoofdbanden en kralendingen. De haarmode bepaalt of men wel of geen hoofddeksel draagt. Bij bebop (pleeborstel), hanenkam en punk past geen hoofddeksel. Een eind 20ste eeuws verschijnsel, de sportkleding, de joggerij en hardfietserij, laten ook geen hoofddeksel toe. Hooguit wordt de valhelm weer populair. Bij het modebeeld 'safari look' komt het kaki tropenhoedje weer in zwang. Daar komen dan weer varianten op. Het hoeden- en pettengebruik wordt nu gedomineerd door successtories van de film, de televisie en natuurlijk door  toonaangevende voorbeelden uit de high society. Voor hoofddeksels kijk je echt omhoog. Bijvoorbeeld om te kijken naar de versierde hoeden. Ik heb een nummer van de Vlaamse folkloregroep 't Kliekske voor u, waarbij de heer een rode band om zijn hoed draagt.: "Daar reed eens een heer". Gevolgd door de melodie die bekend staat als de "Mexican Hat Dance",  gespeeld door Das Rundfunkorchester München o.l.v. Werner Schmidt-Boelcke.

 

Sombrero, the Mexican hat

"t Kliekske met het korte, maar welluidende lied van de heer die welgemoed op weg was naar het Morgenland, vlak bij huis notabene en met twee hups-mooie meiden voor de deur. Maar, hij droeg een rode band om zijne dom-dadel-diedel-domdom, onder zijn domdadeldiedeldom-hoed En dat scheelt natuurlijk.

Eigenlijk heeft elk hoofddeksel een verhaal. Over hoe het gemaakt is, over hoe het uitgevonden dan wel ontstaan is, òf waar het ding op de kop oorspronkelijk vandaan kwam. Neem nu de sombrero, de breedgerande zonnehoed die beroemd is uit films en vooral van cartoons en de droedels. In enkele lijnen schetst u dan een karakteristiek beeld, waarbij die grote ronde zonnehoed de onderliggende persoon verbergt. Ach, denk maar aan dat tekeningetje van een Mexicaan op een fiets: groot rondje, klein rondje erin en twee streepjes ter weerszijden van het grootste  rondje. Kortom, de echte originele Mexicaanse hoed, waarvan u net de Mexican Hat Dance hoorde. Nou, die hoed komt van oorsprong uit de stad Guadalajara. In 1532 was het al een centrum van Spaanse handel en landbouw. Veel van wat wij typisch Mexicaans vinden, stamt uit deze plaats: de tequila, de mariacchimuziek en de sombrero. De stad Guadalajara telt nu 4 miljoen inwoners en ze weten het allemaal.

 

'Multipurpose hat'

Er ook sterke verhalen over het gebruik van hoeden. En jawel, je ziet het op de film. Ruige binken scheppen water in de hoed en laten hond en paard drinken, de hoed wordt gebruikt om het vuur aan te wapperen, om geraapte eieren te verzamelen en om een kwajong een floep om de kop te geven. De western-type hoedenmakers zeggen dat ze daar rekening mee houden. Behalve met de prijs vanzelf. Goede hoeden die lang mee moeten en mooi blijven en vorm houden, kosten een paar stuiver. Mijn hoed (in Sequoia National Park gekocht, met veter) is volledig oprolbaar. Maar springt daarna weer gewoon in de houding op het hoofd. Hoedenmakers benadrukken dat je je hoed nooit op de hoedenplank in de zon moeten laten liggen. De leren zweetband en het viltmateriaal gaan dan verschillend 'trekken'. Zijknatte vilthoeden moet je niet bij het vuur drogen, gewoon laten uitdruipen op de kapstok is het beste.

Nog even een fabeltje: hoofddeksels dragen zou de haargroei belemmeren. Daar klopt geen fluit van. Haargroei-eigenschappen zijn genetisch bepaald; vaak een hoed, pet of kalotje maakt niets uit. Het is wel zo dat mannen met een kale kop of 'dunner wordend haar' vaker een hoed of pet op zetten. Ter camouflage, of omdat het lekker warm en droog blijft op de kop. U mag kiezen.

Je komt pas goed in de problemen, als je je hoofddeksel kwijt bent. Daarom luidt het volgende nummer van BohFoiToch 'Pette kwiet'. Dan verzin je wat anders, bijvoorbeeld de zakdook op het hoofd geknoopt. Vandaar het tweede nummer er meteen achter aan, door Herman Finkers 'Tukdook op de plette'. Maar eerst raakt BohFoiToch 'de Pette kwiet'

 

Hoeden- en pettenetiquette

Eerst de 'Pette kwiet' bij BohFoiToch uit de Achterhook en meelopen 'Met de Tukdook op de plette' dan maar, met Herman Finkers (nen Tukker dus). We hebben nog een minuut of wat om iets aan de hoeden- en pettenetiquette te doen. Officieel is die er wel, maar in het dagelijks leven amper. De pet en cap gaan binnen zelden af. Toen ik in het museum Klooster Ter Apel m'n hoed afdeed en in de hand nam, werd ik raar aangekeken. Er was immers geen kerkdienst of begrafenis? Volgende keer hou ik de hoed maar op. Groeten gaat op zijn cowboy's, een tikje aan de rand van de hoed met de vingers. De hoed afnemen als groet doen hooguit nog enkele oudere, goed opgevoede heren. Je ziet het aloude 'doppen' nog maar zelden bij de huidige hoeddragers. Bij de dames ligt het eenvoudiger. Zij mogen bijna altijd hun hoed ophouden. Eigenlijk bij alle plechtigheden.

'Gooi het maar in m'n pet', zou je kunnen zeggen. Ze gaan hun gang maar, ze zoeken het maar uit. Dat is wat anders dan iets 'onder de pet houden'. Iets niet naar buiten willen laten komen. Officials, bange ambtenaren en onverantwoordelijke bestuurders hebben een handje van het wegmoffelen van hen onwelgevallige feiten. De uitdrukking is bekend geworden door de v.m. Rijksluchtvaartdienst, die 'onder één hoedje speelde' met andere luchtvaart-belanghebbenden. Tegenwoordig is die tent uit elkaar gehaald, zodat de ambtenaren nu 'onder een hoedje te vangen zijn'; ze zijn tam en houden zich erg koest. Temeer nu men bij het ministerie van Verkeer & Waterstaat weer 'op zijn hoede is' vanwege de bouwfraudes bij grote projecten. Menigeen had toch al 'geen hoge pet op' van de grote ondoorzichtige, kapitaalvretende projecten. 'Je kunt er soms ook echt met de pet niet bij', want geregeld loopt er wat uit de klauw en moet er weer een parlementaire enquête op los gelaten worden. Men hoort onder ede dan de mensen 'die van de hoed en de rand weten'. Ze mogen er dan niet 'met de pet naar gooien', anders raakt de voorzitter van zo'n enquêtecommissie echt 'slecht gemutst' Wat een hoeden en pettenverhaal hè? Maar toch: 'Met de hoed in de hand kom je door het ganse land' en als het om een dooddoener of een opmerking gaat van het soort 'een open deur intrappen', kun er een eigen hoedendooddoener op los laten: 'Als de hemel naar beneden komt, hebben we allemaal een blauwe hoed'.

 

Balaclava en fez

Interessanter zijn de namen van hoofddeksels, waar een geschiedenis aan verbonden is. De 'balaclava', een soort bivakmuts, ontleent zijn naam aan de plaats Balaclava op het Russische schiereiland De Krim aan de Zwarte Zee. Het herinnert aan de 'Charge of the Light Brigade',  een Britse legerafdeling die in 1854 in de Krimoorlog manmoedig aanviel, maar tamelijk onnodig werd afgeslacht. Toen door het thuisfront als helden vereerd, thans door de geschiedenis als arme schlemielen belicht, die door geklungel van het opperbevel de dood vonden. Toen de Engelse soldaten na de oorlog thuis kwamen, droegen ze volle baarden vanwege de kou in De Krim. De baarden die zowat het hele gelaat bedekten, werden 'balaclava' genoemd. Later ging de naam op de bivakmuts over. Een stijve muts (model 'omgekeerd bloempotje') met afhangend kwastje heet een 'fez'. Die naam komt ook van de Marokkaanse stad Fez. In de 17de eeuw meldde een Frans woordenboek al iets over een 'bonnet de Fez', de muts uit Fez. Die naam is als 'fez' in stand gebleven. De muts is nog lang -ook als officieel hoofddeksel- in gebruik geweest in Turkije (in 1924 verboden door Atatürk) en op de Balkan. Nu komt de fez voornamelijk voor als onderdeel van klederdrachten.

Tot zover de hoofddeksels. Als slottune speelt de band van Gabe Chen het bij ons bekende nummer 'Up jumped the devil'. De duivel is een creatuur dat nooit en te nimmer een hoofddeksel kan dragen. Veel te heet, veel te veel vuur en zwavel. 'Up jumped the devil', een squaredance met een Amerikaans-Canadees accent.

En terwijl u luistert naar onze (bijna vaste) slottune van Gabe Chen 'Up jumped the devil', bent u net als wij, aan het einde van dit programma 'Van Dingen & Deuntjes' gekomen. U wordt bedankt voor het luisteren. Dit was de vijftigste aflevering. Hij was gewijd aan het thema Hoofddeksels.. Na verloop van tijd kunt de u de teksten nalezen op internet: Dit programma werd geschreven, samengesteld en gepresenteerd door Jan Tuttel. Bij de muziekkeuze hielpen Bart Nijstad en Henri Kremer. De techniek deed Peter Huitsingh. Hij is nog hard op weg naar de 50ste keer 'Van Dingen en Deuntjes'

Weet u welke hoofddeksels nog op de 'hoedenplank' liggen?  Bontmuts, badmuts, alpinopetje, vechtpetje, sjako, kepi, matrozenmuts, chirurgenkap, tropenhoed, steek, knipmuts en floddermuts, Rubenshoed, gleufhoed, groene baret, rode baret, platte pet, tulband, verentooi, feestmuts, puntmuts, dopjes, pothoedje, sluier, pilotenhelm, integraalhelm, rechterspruik, reclamemuts, country pet, jagershoedje, tirolerhoed, safarihoed, gangsterhoed, domineeshoed, kachelpijp, pickelhelm en nog veel meer.

Tot volgende keer. Op zondag 10 maart is dit programma weer in de lucht en op de kabel.

Dag allemaal!

 

Websites: met hoofddeksels

www.dameshoed.nl

www.van-grinsven.nl/michel/Hoofddeksels.html

www.davidmorgan.com/akubra/

www.stetsonhat.com

www.basecamp.be/hoofddeksels.htm

 

 

 

 


Copyright 1995 - 2008 Han Tuttel. All rights reserved.
This material may not be published, broadcast, rewritten or redistributed in any form, including digital,
without the prior consent and written agreement by the author.