Goeiemiddag
dames en heren, welkom bij het
informatief programma 'Van
Dingen & Deuntjes'. Het
beleeft vandaag de vijftigste
aflevering, zodat we wel aan
een onderwerp vastzaten dat
een beetje te pas komt.
Gelukkig treft het goed in
deze februarimaand. Het gaat
vandaag namelijk over Het
Hoofd Bedekt; over
hoofddeksels in alle soorten
en maten. Dus d'r kan 'een
kroontje op' en d'r kan een
'petje af'. Dan hebben we de
feestelijkheden gehad en
kunnen we aan het werk. U
hoorde in de introductie
immers zeggen dat dit
programma 'ergens over gaat'.
Het
gaat dit uur over alles wat de
bovenkant van man of vrouw
siert, beschermt, een functie
aanduidt, eventuele status
geeft of domweg
verschrikkelijk opvalt.
Tijdens de trouwerij van de
kroonprins zagen we allerlei
soorten hoofddeksels voorbij
komen, en met carnaval is het
al net zo gek. Je mag zeggen
dat dit programma zich beweegt
van kroon naar zotskap en van
pothoedje tot panama. Of nog
anders van Stetson tot stalen
helm. Variatie genoeg.
Want
zeg nou eerlijk - wat is een
mens zonder hoed, pet, muts,
cap, kepi, keppeltje, kalotje,
kroontje, kolbak, helm of
alpinootje? Wat is een jager
zonder hoedje met een veer?
Wat is een zwembad zonder
verplichte badmuts? Wat moet
het konijntje van de
goochelaar zonder die hoge
hoed? Wat is een bisschop
zonder mijter? Wat was Roy
Rogers zonder z'n Stetson
westernhoed? Wat is een
betonvlechter zonder
bouwvakkershelm, een
roofovervaller zonder
bivakmuts en wat is de
'pliessie' zonder platte pet?
Wat moet Robin Hood zonder
hoed?
Simpele vragen die ons
bezig houden. Zelfs auto's
zijn van den beginne eigenlijk
'om de hoedenplank heen'
gebouwd, zelfs al zou niemand
nog een hoed dragen. Het is
tegenwoordig de ruimte waar
geluidsinstallaties een ruime
plek vinden, in auto's waar
jongens in rijden met een
petje op, met de klep naar
achteren gedraaid. Ook
autoverzekeringen hebben in de
kleine lettertjes voor de
combi's en stationcars ook
iets staan over
een vastbevestigde
hoedenplank of zo. Wat is een
auto zonder hoedenplank, mag
je wel zeggen.
Blauwhelmen
en withelmen
Ik
heb deze uitzending een
probleem, want enkele
voorgenomen gesprekken met
hoofddekselspecialisten zijn
niet gelukt. Dat is een beetje
het probleem bij de lokale
omroep, die drijft op
vrijwilligerswerk. Het
radiomaken gebeurt naast je
werk en andere 'verplichte
figuren'. Dus enkele afspraken
waren niet kloppend te
krijgen, ook al omdat sommige
lieden wat verderweg woonden
of werkten. Ik had u graag
willen vertellen aan welke
eisen legerhelmen moeten
voldoen en waarom men naast de
legerkleur 'groen' ook voor de
blauwe helmen heeft gekozen.
Waarom alleen blauwhelmen,
terwijl de rode baret juist
het onderscheid vormt tussen
gewone infanteristen en de
commando's? Wat de witte
helmen betekenen weet ik nog
uit ervaring. Het zit vast aan
het werkpak van de militaire
politie of andere militaire
bewakingsdiensten. Een
forsgebouwde withelm met grote
zwarte hond heeft me in mijn
militaire diensttijd een keer
uit bed getremd, omdat ik me
als de wiedeweerga moest
melden bij mijn
squadroncommandant, een
majoor. Ik had een en ander
uit te leggen, zei hij. Om
zo'n gesprek op gang te
brengen was dus een withelm
nodig.
Een
interview met een hoedenzaak
ging niet door, want "er
werden helemaal niet zoveel
hoeden extra verkocht door die
trouwerij". De
noorderlingen kijken eerst in
de kast of er niet nog een
geschikt hoedje ligt. Dus geen
extravagante verhalen over
weelderige hoeden op
noordelijke hoofden. Er was nòg
een vraaggesprek gepland,
namelijk over het
hoedenprotocol bij officiele
gelegenheden. Tijdens de
trouwerij van Willem Alexander
en Maxima, was voor het
huwelijk in de kerk aan de
dames verzocht het hoofd
bedekt te hebben.
Hoedenprotocol?
Ik
rook een verhaal en belde
daarover met het hoofd van het
Kabinet van de Commissaris van
de Koningin in Drenthe, de
heer Albert Smit. Hij hielp
mij uit de droom. Er zijn
nergens protocollaire
voorschriften over het dragen
van hoeden en het 'je
gedragen' met hoeden tijdens
officiele plechtigheden.
Bovendien, mocht iemand
twijfelen over wat te doen,
dan is vooraf altijd overleg
mogelijk om iemands
gemoedsrust te herstellen.
Maar geen interview dus, al
was Albert Smit best bereid om
voor de microfoon te zeggen
wat u net van mij hoorde.
Verder
heb ik nog geprobeerd bij
enkele erkende en overtuigde
carnavalsgangers meer te weten
te komen over de achtergronden
van de zotskap of narrenmuts,
maar daar kwam ook geen
verhaal uit.
Maar
gelukkig is er internet, de
wereldwijde schatkamer aan
gegevens, zomaar thuis via de
telefoondraad en je computer..
Daar zat inderdaad een massa
informatie over allerlei
hoofddeksels, van alle
mogelijke hoeden en
uniformpetten tot helmen bij
ceremoniële tenues. Daar
ontdekte ik, dat de koetsier
van de Gouden Koets over een
driekante steek beschikt. Maar
bij alle drukte heb ik bij de
TV-uitzending niet opgelet of
deze zespaardenbestuurder dit
bijzondere hoofddeksel ook
echt op had. Als iemand mij
dit kan vertellen, dan belt
hij of zij maar naar de
studio.
Nou,
mooie zaak. Ik heb u verteld
wat u niet zult horen en
eigenlijk hóórt dat ook niet
zo. Voor we overgaan tot de
eerste hoofddekselmuziek,
vertel ik wat we gaan
doen.
Natuurlijk
praten we over de
verscheidenheid aan
hoofddeksels en waarvoor ze
uitgevonden zijn. Er zijn
functionele dingen op je kop
en er bestaan eigenaardige
fratsen en frutsels die het
hoofd kunnen bedekken. We
lopen even in een
sneltreinvaart door de
hoedenmode van de vorige eeuw,
waarbij we even blijven
stilstaan bij aparte typen
hoeden. Verder kijken we naar
de hoedenetiquette, die door
velen niet meer gekend wordt.
Eerlijk
gezegd, wordt er wel wat
cynisch gedaan over de
dameshoeden. Heeft u het
stukje gelezen met de titel
"Was dit uw hoedje"
in 't NRC-Handelsblad van 4
februari j.l.?
Herbert Blankensteijn
en Monique Sinke rapporteerden
dat ze op de hoofden
van de koninklijke en notabele
dames de volgende modellen
hoeden hadden gesignaleerd
(hou je vast!):
- lampenkap,
harlekijnsmuts, roomsoes,
omgekeerde bloemenvaas,
imkershoed, fruitmand,
tulband,
dooie kat, admiraalssteek,
vliegende schotel, operagebouw
van Sydney, vuilniszak,
berenmuts, twee halen één
betalen,
cowboyhoed,
struisvogelkont, stuk vitrage,
dorre struik, dubbeldekker,
bananenschil, schietschijf,
prieel, aardbeientaart,
looping, halfgeplukte kip,
vliegdekschip, vergiet,
tovenaarshoed, Medusahoofd,
theedoek, schoorsteenpijp,
plumeau, wagenwiel, grafkrans,
pergola, bruidssluier.
Al
dat moois laten we het
bezingen door Steeleye Span,
'All around my hat'.
Functies
Om
de toon te zetten 'All around
my hat' door Steeleye Span. En
dat is nogal wat: 'alles
omtrent de hoed'. Wat moet je
met die hoofddeksels?
Nou een oud bijgeloof
zegt, dat je hem goed moet
opzetten. Niet de hoed
achterste voren, alstublieft -
dat brengt ongeluk. Je kunt
dat letterlijk afkopen, als je
dezelfde dag een nieuwe hoed
koopt. Enne, als een vrouw het
waagt om een herenhoed op te
zetten (zelfs per ongeluk),
dan is dat een teken dat ze
gekust wil worden.
Ik
loop nu met u langs wat
soorten hoofddeksels, waarbij
we nagaan waar ze voor dienen.
Of beter gezegd, waarom zetten
we (of zetten we hèn -denk
aan de
hoogwaardigheidsbekleders!)
iets op de kop? Het heeft
meestal een functie. Gaat maar
u maar even mee langs de
kapstok en de hoedenplank:
-1-
Hoofddeksels als bescherming.
Tegen
de zon op het hoofd en tegen
felle zon in de ogen door
hoeden met brede rand, zoals
een sombrero of cowboyhoed.
Tegen de zon op de kop alleen
helpt ook een strohoedje of
zomerpetje. Als het om regen,
sneeuw en kou gaat heb je keus
uit de Zuidwester, regenpetje,
gewone vilten herenhoed en
natuurlijk de ijsmuts en
bontmuts, al dan niet met
zijkleppen. Bescherming tegen
vallende voorwerpen en stoten
bieden bouwhelmen en andere
veiligheidshelmen. Bij de
brandweer zit daar nog een
neklap bij tegen druppelende,
smeltende stoffen als metalen
(denk aan zinken dakgoten en
loden leidingen) en
kunststoffen. De kam op de
helm laat vallend materiaal
afschampen in plaats van vol
op het hoofd terecht te komen.
Brandweerhelmen, maar
bijvoorbeeld ook werkhelmen
van lassers en zand- en
gritstralers hebben een
vizier, dat de ogen beschermt
tegen straling, hitte en
rondvliegende spetters of
andere deeltjes.
Een
speciaal hoofddeksel dat tegen
vallen en stoten beschermt, is
de valhelm van wielrenners en
nog snellere sporten. (Hoewel,
paardrijden is ook weer niet zó
snel). In bepaalde gevallen is
de valhelm gestroomlijnd,
zoals bij tijdritten.
-2-
Hygiëne,
wat
in feite ook een bescherming
tegen besmetting en vervuiling
betekent. Mensen die voedsel
bereiden, moeten hoofdkapjes
of mutsen dragen, zoals de
koksmuts. Ook medisch
personeel wordt voorzien van
hoofdkapjes in kritieke
situaties, zoals bij
operaties. Technisch personeel
dat in stofvrije ruimtes moet
werken, draagt een volledig
gesloten soort werkkleding,
waarbij de hoofdkap hoort.
-3-
Het hoofd bedekt om religieuze
redenen
U
kent de discussie over het
hoofddoekje voor moslimmeisjes
en -vrouwen, maar ook in
christelijke kerken wil men
gaarne het hoofd bedekt zien.
Bij gebrek aan echte pet of
muts ziet men toeristen wel
met een geknoopte zakdoek op
de kop een kerk bezoeken… Joden dragen een keppeltje. De paus heeft als dagelijkse
werkkleding een kalotje op,
bij religieuze evenementen van
belang draagt hij een mijter.
Er zijn dominees die zelden
hun zwarte hoed afzetten en er
zijn ouderwetse pastoors, die
men zonder hoed niet eens
herkent. De tulband en de
nonnenkap behoren ook tot deze
categorie hoofddeksels.
-4-
Hoofddeksels bij werkkleding
en uniformen, ter
onderscheiding
waarbij
je denken moet aan
dienstkleding en aan
sporttenue. Bij waterpoloërs
is de cap met kleur en nummer
handig om ze boven (of onder)
het klotsende wedstrijdveld te
kunnen onderscheiden. Bij
uniformen kan men aan de
kentekens de rangen en soms de
functies aflezen, maar dat
vereist kennis van zaken en
oefening. Het publiek moet in
bepaalde gevallen direct de
goeie man of vrouw er uit
kunnen pikken. Bij de
Spoorwegen is daarom al heel
lang een bijzonder kenteken op
de pet bekend. Ik citeer uit
artikel 85 in het 'Uittreksel
voor het personeel van den
Dienst van Tractie' (herdruk
1946), van het Algemeen
Reglement voor den Dienst op
de Spoorwegen en het Algemeen
Reglement voor den Dienst op
de Locaalspoorwegen, bedoeld
in art. 1 der Wet van 9 juli
1900.
Artikel
85 gaat over 'de Kleeding en
de Onderscheidingsteekenen'.
Lid 2 zegt "De
stationchefs en hunne
plaatsvervangers dragen een
roode pet gedurende den dienst
bij de reizigerstreinen".
Tussen al die spoorpetten
moeten zij juist opvallen als
aanspreekpunt voor het
publiek.
Bij
politie en militaire
gezagsdragers betekent veel
'goudversiering' op de pet dat
ze hoog in rang staan. Dat
betekent dat ze op enig
strijdtoneel vaak achteraan
staan. Ik denk dat het Leger
des Heils, ook een geüniformeerde
-en dus herkenbare -
organisatie, hierop een
uitzondering vormt. Als
extreme hoofddeksels als
werkkleding 'ter onderscheid',
wil ik de heksenpunthoed en de
hoge hoed van de goochelaar
nog noemen…
-5-
Eerbied, status en gezag,
wat
ook onder de vorige categorie
kan vallen, maar ik neem de
keizers, koningen en andere
figuren van adel even apart.
Zij wòrden ten dele ook
onderscheiden, door hen te
kronen. Gekroonde hoofden
vormden altijd het hoogste
gezag. Revoluties, domme
vorstelijke gezagsdragers,
vorstelijke en adellijke
inteelt en voortschrijdende
democratische inzichten,
hebben gezorgd dat hierbij
behoorlijke slijtage is
opgetreden. Niettemin is het
verhaal van de kroon als hoge,
onderscheidende hoofdbedekking
bijster interessant. De
neiging om de leider, de
hooggeplaatste -of het nu een
opperpriester of andere
aanvoerder was- te
onderscheiden begon namelijk
met het dragen van een
simpele, in de nek
gestrengelde, voorhoofdsband
als teken van waardigheid, van
status en gezag. Dat gebeurde
al in de oudheid in Voor-Azië.
Het woord 'diadeem', de
kostbare hoofdtooi van
vorstelijke personen van
vrouwelijke kunne, stamt af
van het Grieks voor 'het
samengebondene'.
Na
roerige tijden kwam Europa in
de 8ste eeuw wat
tot rust, waarbij orde en
gezag hersteld werden en de
leiders van het volk eigenlijk
recht hadden op zo'n
(symbolische) voorhoofdsband..
In de 13de tot de
15de eeuw was het
model voor een kroon de
'klassieke' voorhoofdsband.
Door zo'n kroning was de
koning -en het koningsschap -
voldoende gekenmerkt, volgens
de heraldici die deze
ontwikkeling hebben
nageplozen. De kroon was het
symbool van waardigheid,
status en gezag. Er kwam
verschil in soorten kronen,
waarbij de adellijke rangen en
standen eer werd betoond. Een
keizerskroon is veel hoger in
rang dan een 'simpele'
gravenkroon. Dit soort
hoofdbedekking is een studie
apart. Het gebruik van kronen
als algemeen
onderscheidingsteken ('de
kroon op het werk') en
voornaam symbool eveneens.
Bij
'iets speciaals' op het hoofd
om de beste te onderscheiden
en te eren, mag je natuurlijk
ook denken aan de lauwerkrans.
Het gebruik is uitgebreid,
want we kennen al vele
'gelauwerden'.
-6-
het hoofddeksel als uiting,
als middel om een boodschap
over te dragen.
Je
kunt denken aan hoofdbanden
van Japanse kamikazepiloten of
baseballpetten van
aanhangers van de clubs,
jeugdgroepen
-7-
het hoofddeksel als apart
geval,
om een bepaalde stemming tot
uiting te laten komen of om
aandacht te trekken - of
gewoon om een kaalwordend
hoofd te verbergen.
Mocht
u na deze opsomming nog een àndere
reden hebben gevonden om een
hoofddeksel te dragen, dan
vragen we u om direct te
bellen. Ook als u toevallig
van koninklijken bloede bent
en
als ongekroond hoofd
door het leven moet of wilt,
om een of andere redenen. Dit
is de kans om uw zorgen te
delen met onder- en
'neven'danen.
We
zijn toe aan een muzikale
pauze en dat doen we op
democratische wijze.. Dat wil
zeggen het gaat over iets dat
gekroonde hoofden en u en ik
allen kennen en door een
simpel hoofddeksel kunnen
tegengaan: Perry Como met
'Raindrops keep falling on my
head'
Tja,
als je niks op je kopt hebt,
vallen de regendroppels echt
op je hoofd. Perry Como wist
wel wat hij zong. Daarvoor
zijn nu echt, de wat je noemt,
'beschermende' hoofddeksels
uitgevonden. Van het
wax-regenhoedje tot het
uitvouwbare plastic
regenkapje, dat ik altijd
typisch iets voor de markt en
voor het doen van boodschappen
heb gevonden. Ook tegen de
hitte van de zon zijn
beschermende hoeden in
gebruik. Vanouds worden zulke
dingen als strohoeden door de
plattelandsbevolking gedragen.
Tot…
totdat zo'n specifieke
hoed in de mode komt, omdat
een of andere hotemetoot die
hoed opzet en daarna zowat
iedereen dat voorbeeld gaat
volgen en óók met die zelfde
hoed op de kop wil rondlopen.
Panamahoed
Het
gebeurde met de Panamahoed, die ineens in trek kwam nadat de Amerikaanse
president Theodore Roosevelt
in 1906 zo'n strooien hoed
opzette. Dat was bij een
werkbezoek tijdens de aanleg
van het Panamakanaal. Het was
ook de eerste keer dat een
president van de Verenigde
Staten van Amerika zich
tijdens zijn ambtsperiode voor
zijn werk buiten de grenzen
begaf. De strohoed die
Roosevelt bij zijn tropenpak
op had werd een rage in
Amerika. De hoed werd met
Panama in verband gebracht en
is vanaf die datum
'panamahoed' blijven heten.
Ook al werd hij toen al
gemaakt in Ecuador Een
panamahoed is een soort
strooien zonnehoed, die wordt
gevlochten van de bladeren van
de 'panamahoedpalm', de
Carludovica palmata - die
eigenlijk helemaal geen èchte
palm is. Wel werden de vezels
van deze plant sinds
mensenheugenis benut om
allerlei gebruiksvoorwerpen
van te vlechten De Spanjaarden
die 'na Columbus' de Nieuwe
Wereld introkken, gaven de
inboorlingen opdracht om
daarmee beschermende hoeden
tegen de zon te vlechten. Dat
is de oorsprong van de
strooien panamahoed, in
Ecuador.
Het
is een geweldig karwei om
zulke hoeden te maken. Een
originele panamahoed maken kan
wel een maand duren, al zijn
de grove hoeden sneller klaar.
Daar gebruikt men vlechtrepen
bij, van maar acht strengen.
De fijnere kwaliteiten worden
gevlochten met repen van 16 of
meer strengen. De palmbladeren
moeten in het hete bergklimaat
vochtig gehouden worden,
anders zijn ze niet te
bewerken. Er kan of mag, maar
vier uur achtereen gewerkt
worden, waarna het materiaal
in een vochtige doek of onder
water wordt bewaard. De
kleureffecten krijgt men door
de strengen in verfbaden te
dompelen. De bol van de hoed
wordt om een mal gevormd,
terwijl de randen uit de vrije
hand gemaakt worden. Echte
soepele panama's kunnen strak
opgerold worden, om 'door een
ringetje te halen'. Voor de
hele goede, originele
luchtgewicht panamahoeden mag
je wel 500 euro betalen.
Ja
- en toen was er de film
'Chinatown' met Jack Nicholson
en Faye Dunaway in de
hoofdrollen en Jack Nicholson
had een kek hoedje op. Die
werd ook als panamahoed
populair, terwijl het meer een
soort westernhoed is, met
deuken aan weerskanten en een
brede band rondom. Hoe men die
hoed ook noemt, het is niet de
originele panamahoed.
Stetson
Het
wordt tijd om over te stappen
naar een andere Amerikaanse
herenhoed, de stetson. In
feite is het een merknaam,
genoemd naar de hoedenmaker
John B. Stetson, oprichter van
de gelijknamige firma. Hij
ging in 1865 met 100 dollar
kapitaal aan de slag, kocht
gereedschap, huurde een
werkruimte en kocht voor 10
dollar vilt als grondstof. Een
jaar later was de stetson 'the
Hat of the West', de
cowboyhoed was geboren. Zijn
kernmerk drie deuken waarvan
eentje bovenop en een brede en
ietwat zwierige
rand
Het klassieke model is
door filmsterren wereldberoemd
geworden. Er is nu een
westernserie en een, zeg maar,
deftig herenserie stetsons in
productie. De firma gaat er
prat op dat John B. Stetson
door zijn kwaliteitswerk en
zakelijk succes het voorheen
slechte imago van de
hoedenmakers, 'the hatters'
(denk maar aan de mad hatter)
naar de eeuwige jachtvelden
heeft geholpen. Een
kwaliteitshoedenmaker is
tegenwoordig iemand van
aanzien. Nouja, wie het
internet op hoedenmode en
hoedenmakers afgraast, komt
heel wat duurs en deftigs
tegen! Overal ter wereld, van
Amerika tot Australië en van
Italië tot Parijs.
Australian
hats
Kijk,
een hoedenindustrie in Amerika
en Europa is begrijpelijk,
want er wonen veel mensen die
hoofddeksels nodig hebben; de
mode wordt gemaakt, dan wel
nageleefd, dus er is emplooi
zat. Australië deed ook
gewoon mee, want de nieuwe
kolonie had evenzo behoefte
aan eigen hoedenmakers. In
Australië is ook woestijn en
rimboe. Alles uit het
moederland importeren kon niet
meer. Begin 20ste eeuw begon
Arthur P. Stewart met een
hoedenmakerij om hoeden naar
wens te maken. De Australische
hoeden kregen -net als in
Amerika - een bredere rand dan
de Europese hoeden ter
bescherming tegen de felle zon
en natuurlijk ook tegen de
regen. Hij ontwikkelde een
eigen stijl van
kwaliteitsvilthoeden, die
aansloeg. Zij zeggen dat zelf zo: "the Australian styling with a flair that
reflects the independent,
confident and sometimes
adventurous spirit of the
dinkum Australian".
En
òf je met een hoed op je kop
wat kunt uitdrukken, we hadden
het er tien minuten geleden
nog over!
Oja,
we hebben het steeds over de
vilten hoeden, maar ik heb u
nog niet verteld waarvan die
gemaakt worden. Over de
strooien hoed met de
gevlochten vezels van een
soort palmbladeren weet u
zowat alles, maar over de
gewone goede herenhoed is nog
niets gezegd. Het schoot me te
binnen bij het schrijven van
de tekst van de Australische
hoeden. Australië is het land
van de konijnen, ja. Daarom.
Vilt
voor hoeden komt van het
onderhaar van konijnen en
hazen. Hoe fijner haar, hoe
beter het vilt gemaakt kan
worden. Voor de
hoedenindustrie worden veel
konijnen gefokt en gehouden,
maar -zeggen de Australiërs -
het haar van wilde konijnen is
toch beter. Sommige
hoedenmerken hebben eigen
konijnenscheerders in dienst,
om de beste kwaliteit haar te
waarborgen. Soms wordt fijn
onderhaar van de vacht van
andere dieren bijgemengd om
een aparte kwaliteit vilt te
verkrijgen.
Konijnenwarande
of 'warren'
Aan
die konijnenhouderij zit ook
weer een verhaal. Het zijn de
'konijnenwarandes' of in het
Engels, 'the warrens'. Vaak
grote omheinde gebieden met
een heuvel erin, wan die
konijnen graven graag. Er
woonde altijd een bewaker bij,
een 'warrener'. Zeker als het
een jachtwarande betrof. Ze
hielden toezicht en moesten
konijnengappers vangen. Wie
daarbij gepakt werd kon een
zware straf tegemoet zien. Het
stelen van een konijntje was
toen geen 'geintje'.
Het
begrip warande is later ook
uitgelegd als wandelbos,
wandeldreef en park, wat weer
uitgroeide tot lusthof. Die
warandes zie je in de
literatuur weer terug, maar
daar is het konijn al lang uit
beeld. Een Belgische website,
de Warande van Vlaanderen,
geeft zeven hedendaagse
betekenissen voor het woord
warande. In Nederland en België
bestaan een paar honderd
toponiemen, die van warandes
zijn afgeleid.
Eerlijk
gezegd ken ik maar één
gebied dat een geschiedenis
heeft met de konijnenhouderij
als basis voor de
hoedenmakerij. Dat is de
Engelse streek 'Breckland', in
East-Anglia op de grens van
Suffolk en Norfolk. Een zandig
en stenig gebied, met vroeger
onafzienbare heidevelden waar
armoe troef was. Gedurende de
17de tot en met
begin 19de eeuw was
de konijnenhouderij en
konijnenvangst een voorname
bron van inkomsten. In de
plaats Brandon stond nog tot
de Tweede Wereldoorlog een
grote viltfabriek, die
grondstoffen leverde voor de
hoedenmakers. Er is nog een
stukje hei over,
met een beroemd
archeologisch reservaat met
vuursteenmijnen. De rest is
staatsbos geworden. De
konijnenstand kreeg in de
jaren vijftig een doodklap
door de myxomatose, zodat
alleen wat veldnamen met
'warren' herinneren aan die
konijnenhouderij en
viltfabriek voor de
hoedenmakers.
Tijd
voor hoeden in de muziek, de
'deuntjes' over' de dingen'.
Achtereenvolgens hoort u het
lied dat bij de padvinderij
furore maakte, 'Mijn Hoed' (u
weet wel: Mijn hoed die heeft
vier deuken en heeft-ie niet
vier deuken, dan is het niet
mijn hoed). Het wordt gezongen
door het Groot
Muziekpakhuiskoor en u herkent
Jack Spijkerman als
voorzanger. Daarna laat ik u
Roel & Eddy horen in
'Hoedje'. Met de
gebruiksaanwijzing 'Ik zet
mijn hoedje op en pak mijn
gitaar, want met mijn hoedje
op klinkt elke snaar'.
Wat zijn wij zonder
hoed, nietwaar?
Twee
muzikale hoeden dus, eerst die
maar met vier deuken: 'Mijn
Hoed'.
Hoeden
en mode
En
na 'Mijn Hoed' en gewoon
'Hoedje'
wordt het hoog tijd om
even beter naar de hoedenmode
te kijken. We hebben al wat
voorbeelden gezien van een
soort hoedenrage. De
hoedenmode heeft twee kanten.
Als eerste moet een hoed 'in
de mode' zijn, zo niet: dan
loop je in je eentje mooi voor
gek. Althans, je wordt voor
gek versleten. Hier op het
platteland eerder dan in een
'big city', waar het niet gauw
te gek te kan gaan. Daar
ontstaat ook eerder een
modebeeld, een modehype moet
ik eigenlijk zeggen.Vervolgens
moet de hoed met het heersende
modebeeld van de kleding mee.
Hoort een hoed bij de
kledingstijl of niet, hoe is
de haarmode en is de hoed überhaupt
nog draagbaar? Die dingen
bepalen het succes.
Door
de eeuwen heen hebben dames en
heren van alles op hun hoofd
gehad, van punthoeden tot hoog
opgestuwde massa's gevlochten
haar zonder kapje, maar met
versieringen in het haar. Die
punthoeden met sluiers had je
in de 15de eeuw,
kapjes en doekjes verschenen
in de 16e eeuw en
weelderige hoeden sierden de
dameshoofden in de 18de
en begin 20ste
eeuw..Bij de heren waren het
vooral kappen, baretten en
mutsen die vanaf de
middeleeuwen in beeld waren.
Het zwierige hoedenbeeld
dateert uit de 17de
eeuw. Later werden de hoeden
kleiner en compacter, zoals in
de 19de en 20ste
eeuw.
De
laatste paar honderd jaar
verandert er veel, maar het
begin ligt in de 19de eeuw
toen alles helder en duidelijk
was. De rol van de man en
vrouw lag vast en
je wist je plaats in de
rangen en standen. De
damesmode tot 1815 was de
Empirestijl, waarbij de lange
kasjmier shawl hoorde. Daarna
(omstreeks 1830) worden de
dameshoeden groter met veel
garnering. In de Victoriaanse
tijd, bij de industriële
revolutie, komt de burgerij
meer op, ook met de 'nouveau
riche'. De stijl is stijf:
hoge witte boord, donker pak.
De dames weten hun plek:
ingetogen, ingesnoerd en
vooral koest. Aan het eind van
de 19e eeuw, de
fin-de-siècle, zit er
verandering in de lucht. Vrouwen dragen wijde rokken en het haar valt als een
waterval, soms opgemaakt met
valse haarstukjes. Mannen gaan
in driedelig kostuum, de
ouderen houden de
bakkebaarden, de jongeren
houden het op de snor. De
hoofddeksels variëren. Men
draagt hoge hoeden, bolhoeden,
slappe vilthoeden, de
hombourg, de strohoed en
warempel ook sportieve petten.
In 't begin van de 20ste eeuw
is het matronebeeld nog in
tel. Het haar wordt
opgestoken, waarbij de dames
grote en overdadig versierde
hoeden dragen. Een veren boa
hoort er ook bij. De andere
kant van het verhaal is de
opkomst van de werkende vrouw.
Mantelpakjes verschijnen en in
de Eerste Wereldoorlog wordt
alles soberder. Mannen hadden
aanvankelijk nog een
wandelkostuum met colbert,
waarbij de hombourg(hoed) werd
gedragen. Na de oorlog wordt
het kledingpatroon
functioneler, vrijer en
makkelijker.
In
de jazzy Roaring Twenties zit
de kleding makkelijk.
Filmsterren worden bewonderd,
sportieve bezigheden komen op
en in Amerika begint de
massaconfectie op de komen. Er
komen nieuwe synthetische
stoffen op de markt en ook de
werkende klasse kan zich
veroorloven om aan de mode mee
te doen. Omstreeks 1925 zijn
de rokken kort; de hemdjurk
komt op. Daarbij wordt een
'cloche' gedragen, een
pothoedje als het ware.
De
mannenmode wordt in de jaren
twintig bepaald door de prins
Edward, die de plusfour
populair maakt. De kleding van
mannen wordt eenvoudiger.
Sportieve kleding viert
hoogtij en de pet wordt
populair. Hij verdringt de
strohoed. Later is de
mannenmode meer georiënteerd
op Amerika.
Petten,
veel petten
Na
de Tweede wereldoorlog , in de
jaren vijftig, dicteren de
Franse modekoningen het
modebeeld. Tegelijkertijd
worden de functionele
kledingstukken uit de
oorlogsperiode gedragen, de
monty coat en poncho's
bijvoorbeeld. De oudere mannen
die naar hun dagelijkse werk
gaan, hebben allemaal de pet
op. De massa fabrieksarbeiders
in de steden en de boeren op
de jaarmarkten, allen dragen
petten. In steden worden wel
hoeden gedragen, maar de
petten overheersen.Uit de dump
van de geallieerde legers
komen heel wat legermutsen en
vechtpetjes op de hoofden van
jongens en mannen terecht. Je
ziet ze nog tientallen jaren
later in stallen, op de
trekker in de metaalfabrieken
gebruikt worden. Hier en daar
verschijnt na verloop van tijd
een bolhoed met smalle rand op
een mannenhoofd van de
'gezeten burgerij'.
Uiteindelijk
kom je in de jaren zestig bij
spijkerbroeken, nozems,
vetkuiven, rock'n roll en de
Beattles terecht. Het haar is
hoofdzaak, daar hoeft geen
hoed of pet op. Meisjes hebben
een petticoat en paardestaart.
De artistieke figuren in de
jaren zestig en zeventig en
later dragen flambards, Franse
baretten en andere, afgekeken,
kunstenaarskledij. Hippies
dragen lange gewaden,
omslagdoeken, lang haar,
hoofdbanden en kralendingen.
De haarmode bepaalt of men wel
of geen hoofddeksel draagt.
Bij bebop (pleeborstel),
hanenkam en punk past geen
hoofddeksel. Een eind 20ste
eeuws verschijnsel, de
sportkleding, de joggerij en
hardfietserij, laten ook geen
hoofddeksel toe. Hooguit wordt
de valhelm weer populair. Bij
het modebeeld 'safari look'
komt het kaki tropenhoedje
weer in zwang. Daar komen dan
weer varianten op. Het hoeden-
en pettengebruik wordt nu
gedomineerd door successtories
van de film, de televisie en
natuurlijk door
toonaangevende
voorbeelden uit de high
society. Voor hoofddeksels
kijk je echt omhoog.
Bijvoorbeeld om te kijken naar
de versierde hoeden. Ik heb
een nummer van de Vlaamse
folkloregroep 't Kliekske voor
u, waarbij de heer een rode
band om zijn hoed draagt.:
"Daar reed eens een
heer". Gevolgd door de
melodie die bekend staat als
de "Mexican Hat
Dance",
gespeeld door Das
Rundfunkorchester München
o.l.v. Werner Schmidt-Boelcke.
Sombrero,
the Mexican hat
"t
Kliekske met het korte, maar
welluidende lied van de heer
die welgemoed op weg was naar
het Morgenland, vlak bij huis
notabene en met twee
hups-mooie meiden voor de
deur. Maar, hij droeg een rode
band om zijne
dom-dadel-diedel-domdom, onder
zijn domdadeldiedeldom-hoed En
dat scheelt natuurlijk.
Eigenlijk
heeft elk hoofddeksel een
verhaal. Over hoe het gemaakt
is, over hoe het uitgevonden
dan wel ontstaan is, òf waar
het ding op de kop
oorspronkelijk vandaan kwam.
Neem nu de sombrero, de
breedgerande zonnehoed die
beroemd is uit films en vooral
van cartoons en de droedels.
In enkele lijnen schetst u dan
een karakteristiek beeld,
waarbij die grote ronde
zonnehoed de onderliggende
persoon verbergt. Ach, denk
maar aan dat tekeningetje van
een Mexicaan op een fiets:
groot rondje, klein rondje
erin en twee streepjes ter
weerszijden van het grootste rondje. Kortom, de echte originele Mexicaanse hoed, waarvan u
net de Mexican Hat Dance
hoorde. Nou, die hoed komt van
oorsprong uit de stad
Guadalajara. In 1532 was het
al een centrum van Spaanse
handel en landbouw. Veel van
wat wij typisch Mexicaans
vinden, stamt uit deze plaats:
de tequila, de mariacchimuziek
en de sombrero. De stad
Guadalajara telt nu 4 miljoen
inwoners en ze weten het
allemaal.
'Multipurpose
hat'
Er
ook sterke verhalen over het
gebruik van hoeden. En jawel,
je ziet het op de film. Ruige
binken scheppen water in de
hoed en laten hond en paard
drinken, de hoed wordt
gebruikt om het vuur aan te
wapperen, om geraapte eieren
te verzamelen en om een
kwajong een floep om de kop te
geven. De western-type
hoedenmakers zeggen dat ze
daar rekening mee houden.
Behalve met de prijs vanzelf.
Goede hoeden die lang mee
moeten en mooi blijven en vorm
houden, kosten een paar
stuiver. Mijn hoed (in Sequoia
National Park gekocht, met
veter) is volledig oprolbaar.
Maar springt daarna weer
gewoon in de houding op het
hoofd. Hoedenmakers
benadrukken dat je je hoed
nooit op de hoedenplank in de
zon moeten laten liggen. De
leren zweetband en het
viltmateriaal gaan dan
verschillend 'trekken'.
Zijknatte vilthoeden moet je
niet bij het vuur drogen,
gewoon laten uitdruipen op de
kapstok is het beste.
Nog
even een fabeltje:
hoofddeksels dragen zou de
haargroei belemmeren. Daar
klopt geen fluit van.
Haargroei-eigenschappen zijn
genetisch bepaald; vaak een
hoed, pet of kalotje maakt
niets uit. Het is wel zo dat
mannen met een kale kop of
'dunner wordend haar' vaker
een hoed of pet op zetten. Ter
camouflage, of omdat het
lekker warm en droog blijft op
de kop. U mag kiezen.
Je
komt pas goed in de problemen,
als je je hoofddeksel kwijt
bent. Daarom luidt het
volgende nummer van BohFoiToch
'Pette kwiet'. Dan verzin je
wat anders, bijvoorbeeld de
zakdook op het hoofd geknoopt.
Vandaar het tweede nummer er
meteen achter aan, door Herman
Finkers 'Tukdook op de
plette'. Maar eerst raakt
BohFoiToch 'de Pette kwiet'
Hoeden-
en pettenetiquette
Eerst
de 'Pette kwiet' bij
BohFoiToch uit de Achterhook
en meelopen 'Met de Tukdook op
de plette' dan maar, met
Herman Finkers (nen Tukker
dus). We hebben nog een minuut
of wat om iets aan de hoeden-
en pettenetiquette te doen.
Officieel is die er wel, maar
in het dagelijks leven amper.
De pet en cap gaan binnen
zelden af. Toen ik in het
museum Klooster Ter Apel m'n
hoed afdeed en in de hand nam,
werd ik raar aangekeken. Er
was immers geen kerkdienst of
begrafenis? Volgende keer hou
ik de hoed maar op. Groeten
gaat op zijn cowboy's, een
tikje aan de rand van de hoed
met de vingers. De hoed
afnemen als groet doen hooguit
nog enkele oudere, goed
opgevoede heren. Je ziet het
aloude 'doppen' nog maar
zelden bij de huidige
hoeddragers. Bij de dames ligt
het eenvoudiger. Zij mogen
bijna altijd hun hoed
ophouden. Eigenlijk bij alle
plechtigheden.
'Gooi
het maar in m'n pet', zou je
kunnen zeggen. Ze gaan hun
gang maar, ze zoeken het maar
uit. Dat is wat anders dan
iets 'onder de pet houden'.
Iets niet naar buiten willen
laten komen. Officials, bange
ambtenaren en
onverantwoordelijke
bestuurders hebben een handje
van het wegmoffelen van hen
onwelgevallige feiten. De
uitdrukking is bekend geworden
door de v.m.
Rijksluchtvaartdienst, die
'onder één hoedje speelde'
met andere
luchtvaart-belanghebbenden.
Tegenwoordig is die tent uit
elkaar gehaald, zodat de
ambtenaren nu 'onder een
hoedje te vangen zijn'; ze
zijn tam en houden zich erg
koest. Temeer nu men bij het
ministerie van Verkeer &
Waterstaat weer 'op zijn hoede
is' vanwege de bouwfraudes bij
grote projecten. Menigeen had
toch al 'geen hoge pet op' van
de grote ondoorzichtige,
kapitaalvretende projecten.
'Je kunt er soms ook echt met
de pet niet bij', want
geregeld loopt er wat uit de
klauw en moet er weer een
parlementaire enquête op los
gelaten worden. Men hoort
onder ede dan de mensen 'die
van de hoed en de rand weten'.
Ze mogen er dan niet 'met de
pet naar gooien', anders raakt
de voorzitter van zo'n enquêtecommissie
echt 'slecht gemutst' Wat een
hoeden en pettenverhaal hè?
Maar toch: 'Met de hoed in de
hand kom je door het ganse
land' en als het om een
dooddoener of een opmerking
gaat van het soort 'een open
deur intrappen', kun er een
eigen hoedendooddoener op los
laten: 'Als de hemel naar
beneden komt, hebben we
allemaal een blauwe hoed'.
Balaclava
en fez
Interessanter
zijn de namen van
hoofddeksels, waar een
geschiedenis aan verbonden is.
De 'balaclava', een soort
bivakmuts, ontleent zijn naam
aan de plaats Balaclava op het
Russische schiereiland De Krim
aan de Zwarte Zee. Het
herinnert aan de 'Charge of
the Light Brigade',
een Britse
legerafdeling die in 1854 in
de Krimoorlog manmoedig
aanviel, maar tamelijk onnodig
werd afgeslacht. Toen door het
thuisfront als helden vereerd,
thans door de geschiedenis als
arme schlemielen belicht, die
door geklungel van het
opperbevel de dood vonden.
Toen de Engelse soldaten na de
oorlog thuis kwamen, droegen
ze volle baarden vanwege de
kou in De Krim. De baarden die
zowat het hele gelaat
bedekten, werden 'balaclava'
genoemd. Later ging de naam op
de bivakmuts over. Een stijve
muts (model 'omgekeerd
bloempotje') met afhangend
kwastje heet een 'fez'. Die
naam komt ook van de
Marokkaanse stad Fez. In de 17de
eeuw meldde een Frans
woordenboek al iets over een
'bonnet de Fez', de muts uit
Fez. Die naam is als 'fez' in
stand gebleven. De muts is nog
lang -ook als officieel
hoofddeksel- in gebruik
geweest in Turkije (in 1924
verboden door Atatürk) en op
de Balkan. Nu komt de fez
voornamelijk voor als
onderdeel van klederdrachten.
Tot
zover de hoofddeksels. Als
slottune speelt de band van
Gabe Chen het bij ons bekende
nummer 'Up jumped the devil'.
De duivel is een creatuur dat
nooit en te nimmer een
hoofddeksel kan dragen. Veel
te heet, veel te veel vuur en
zwavel. 'Up jumped the devil',
een squaredance met een
Amerikaans-Canadees accent.
En
terwijl u luistert naar onze
(bijna vaste) slottune van
Gabe Chen 'Up jumped the
devil', bent u net als wij,
aan het einde van dit
programma 'Van Dingen &
Deuntjes' gekomen. U wordt
bedankt voor het luisteren.
Dit was de vijftigste
aflevering. Hij was gewijd aan
het thema Hoofddeksels.. Na
verloop van tijd kunt de u de
teksten nalezen op internet:
Dit programma werd geschreven,
samengesteld en gepresenteerd
door Jan Tuttel. Bij de
muziekkeuze hielpen Bart
Nijstad en Henri Kremer. De
techniek deed Peter Huitsingh.
Hij is nog hard op weg naar de
50ste keer 'Van
Dingen en Deuntjes'
Weet
u welke hoofddeksels nog op de
'hoedenplank' liggen?
Bontmuts, badmuts,
alpinopetje, vechtpetje,
sjako, kepi, matrozenmuts,
chirurgenkap, tropenhoed,
steek, knipmuts en
floddermuts, Rubenshoed,
gleufhoed, groene baret, rode
baret, platte pet, tulband,
verentooi, feestmuts,
puntmuts, dopjes, pothoedje,
sluier, pilotenhelm,
integraalhelm, rechterspruik,
reclamemuts, country pet,
jagershoedje, tirolerhoed,
safarihoed, gangsterhoed,
domineeshoed, kachelpijp,
pickelhelm en nog veel meer.
Tot
volgende keer. Op zondag 10
maart is dit programma weer in
de lucht en op de kabel.
Dag
allemaal!
Websites:
met hoofddeksels
www.dameshoed.nl
www.van-grinsven.nl/michel/Hoofddeksels.html
www.davidmorgan.com/akubra/
www.stetsonhat.com
www.basecamp.be/hoofddeksels.htm
|