Goeiemorgen
en welkom bij het programma
‘Van Dingen &
Deuntjes’. De laatste van
dit jaar en de twaalfde
uitzending over een bepaald
thema. Vandaag, de Derde
Kerstdag zeg maar, gaat het
over een Jaarvol Feestdagen.
Met andere woorden: Ná de
feestdagen: dè
feestdagen.
Het
is wat verwarrend, zo op een
derde vrije dag in successie,
maar ik kan het uitleggen: Wij
hebben net de beide kerstdagen
achter de rug en we hebben de
viering van Oud & Nieuw
nog voor de boeg. De dagen
vieren we met zijn allen op
hetzelfde moment – want de
dagen op de kalender maken uit
wanneer het plaatsgrijpt. Het
zijn kalenderfeestdagen.
Hoe,
en wàt iedereen die dagen
viert, maakt iedereen zelf
uit. Van kerst 1998 is een
ding wel zeker: het was een
normale ‘groene’ kerst met
regen en wind. In deze eeuw is
maar op acht keer op de
kerstdagen sneeuw
geconstateerd. Een witte kerst
is bij ons een uitzondering.
Het enige vaste zijn de data:
25 en 26 december.
Kalenderfeestdagen dus.
Er
zijn ook andere feestdagen die
gevierd worden, zoals je
verjaardag of een jubileum. Je
bent ergens voor geslaagd, of
je krijgt een dikke
onderscheiding of een
belangrijke en eervolle prijs.
In elk geval gebeurtenissen,
die jezelf betreffen. Dingen
van persoonlijke aard, die wel
gevierd worden en die daarom
persóónsgebonden feestdagen
heten. Dat kan soms een extra
accent krijgen, waarbij de
viering wat nadrukkelijker en
uitgebreider plaatsvindt.
Bijvoorbeeld bij zeldzame
jubilea en tegenwoordig ook
bij het bereiken van de
aanvallige leeftijd van 50
jaren. Je ziet dan Abraham of
Sara en dat zul je weten ook!
Het wordt in elk geval geen
gewone verjaardag voor het
slachtoffer in kwestie.
Op
deze manier heb je gauw een
heel jaar vol feestdagen in
alle soorten en maten
Niet
alle feestdagen zijn officiële
feestdagen, waarop je vrij
krijgt van school of van de
baas. Ook worden niet op alle
feestdagen de vlag uitgestoken
of marcheert de muziek door de
straten. Er zijn openbare
feestdagen, kerkelijke
feestdagen en bijzondere
feestdagen, die zomaar op
komen duiken of die apart
afgekondigd worden.
En
net als je het een beetje door
hebt hoe het hier werkt, kom
je weer eens een keer over de
grens en krijg je te maken met
weer andere feestdagen. Zo
stond ik afgelopen najaar op
een zaterdag in een
uitgestorven Duits
grensplaatsje voor een dichte
winkel met mijn
boodschappenlijstje. Ik weet nòg
niet welke feestdag dat
geweest is. Iets zonder
vlaggen en muziek, dat was wel
helder.
Feestdagen
hebben ergens mee te maken, er
is wat te vieren en wie dat
uitgevonden heeft -of
voorgeschreven heeft- had daar
een bedoeling mee. Vanoudsher
sloot men aan bij vieringen en
feesten die men altijd
al had. Christelijke
feestdagen komen qua periode
vrijwel overeen met vanoudsher
gevierde heidense feesten. En
of dat nu Germanen, Kelten of
Romeinen waren, is niet echt
belangrijk. Dat komt pas naar
voren bij de manieren, waarop
een feest vorm krijgt.
Als
je goed nagaat worden in
principe maar een paar
elementen overal en altijd
gevierd:
- vruchtbaarheid
en gezondheid –wat veel
met het leven op zich te
maken heeft-
- overwinningen
en bijzondere prestaties.
Bij
het eerste kom je zaken als de
weldaad van het licht en de
terugkeer van de zon, maar ook
geboorte van de heiland,
tegen. Vanouds worden de goden
of de god daarbij aanbeden en
wordt dank geuit voor het
goede dat ons ten deel valt.
Bij
overwinningen en bijzondere
prestaties is de viering meer
op de feiten zelf gericht,
maar er wordt wel stilgestaan
bij de offers die gebracht
moesten worden. Moderner
gezegd: als je een bevrijding
of de dag van de vrijheid
viert, herdenk je in dezelfde
sfeer ook de slachtoffers die
gevallen zijn. Het een komt
niet zonder het ander!
Wat
een feest interessant maakt,
is vooral de wijze waarop het
gevierd wordt. Ook hierbij zie
je overal ter wereld dezelfde
elementen opduiken. Veel èn
lekker eten en drinken hoort
erbij, en ook muziek met zang
en dans. In veel gevallen is
er een hoop drukte en kabaal
te bespeuren, want het is
feest. Een viering kan ook als
excuus dienen voor het uit de
band springen. Maar dan?
Eigenlijk
moet je dan wel weten wat je
viert en waarom. Nou, daar zit
aardig de klad in. De helft
van de Nederlanders weet
bijvoorbeeld niet waarom Pasen
een feestdag is, wat er met
Pasen gevierd wordt. Met
Pinksteren is het nog erger.
Kunt u nu direct thuis
vertellen, waarom u Tweede
Pinksterdag een officiële
vrije dag krijgt? Of waarom er
twee kerstdagen zijn? Ja, ik
hoor die historicus als
zeggen, dat ze vroeger wel
vier feestdagen rond midwinter
en kerstmis hadden. Hij weet
ook dat de kerk toen al snel
het aantal vrije dagen
terugbracht, zodra het feest
-eeuwen geleden- eenmaal was vàstgelegd
op de kalender…
Feestdagen
leiden tot discussie. Vrije
dagen kosten geld, er wordt
immers niet gewerkt (afgezien
van dubbel betaald overwerk).
Internationaal wordt nu ook
vergeleken hoeveel dagen men
vrij heeft- en welke?
Regionaal zit er ook verschil
in. De Stadjes krijgen op 28
augustus vrij, de Leidenaren
op 4 oktober. In
roomskatholieke streken kan 1
november een officiële vrije
dag zijn.
Aan
de andere kant is er veel
commercie rond de feestdagen.
Er valt voor de handel goed te
verdienen. In de ene branche
rond Moederdag en
Valentijnsdag, in een andere
branche rond Sinterklaas en
kerst. De commercie pept
sommige feestdagen daarom ook
sterk op. En dat leidt weer
tot ergernis over het
opdringere en hebberige. Maar
Sinterklaas in de winkel en
daar de schoen zetten kan weer
wel. Met Sint Maarten komen
hele autokaravanen die hun
kindertjes afzetten bij de
winkels, die er zelfs extra
voor open blijven. Feestdagen
leiden tot discussie. Soms is
het vieren en foeteren
tegelijk.
In
deze uitzending over Een
Jaarvol Feest bekijken we een
aantal facetten. Eerst praat
ik met iemand die vrijwel geen
feesten viert. December is
voor hem een gewone maand. Dan
vragen we een grootwinkelier
wat hij met de feestdagen in
de zaak doet. Hoe weet hij wat
zijn klanten willen?
Vervolgens voelen we een
schoolmeester aan de tand, wat
op school met de feestdagen
gedaan werd en wat oudere
leerlingen in het voortgezet
onderwijs vieren. Dan nemen we
de handel onder de loep. Een
wijnadviseur legt uit wanneer
wijn als feestelijke drank
goed in de markt ligt en we
kijken nog even hoe de
bloemenhandel van de
feestdagen afhankelijk is.
Een
en ander wordt omlijst met
heisa-hopsamuziek en muziek
over bepaalde feesten van
bekende artiesten., van Pé
& Rinus tot Harry
Belafonte. Maar we draaien
eerst een Iers nummer, dat
opgehangen is aan een
heiligendag: Eddie &
Finbar Furey met St.Patricks
Day
Eddy
& Finbar Furey met
St.Patricks Day,
een verhaal dat duidelijk
gekoppeld is aan de naamdag
van een Roomse heilige, die
vooral in Ierland gevierd
wordt. Elk land heeft zo zijn
voorkeuren. Er zijn ook veel
heiligen met elk een eigen
naamdag, die dan door de
gelovigen ook gevierd wordt.
Kerkgang hoort daarbij en soms
zelfs een bedevaart naar de
plaats waar de heilige in het
bijzonder vereerd wordt. Veel
heiligen zijn in Nederland ook
bekend, maar hun naamdag wordt
alleen als kerkelijke feestdag
gevierd in bepaalde streken.
Sint Brigitta heeft bij ons
weinig in te brengen, in
Limburg des te meer. In
Oldemarkt, in de Kop van
Overijssel, staat een
Lambertuskerk en hun jaarmarkt
is de Lambertusmarkt. Wel de
naamdag in het vaandel, maar
niet bepaald een grote
feestdag –uitgezonderd de
jaarmarkt dan.
Er
zijn enkele heiligen die in
grotere delen van het land wel
aandacht krijgen als feestdag.
In Noord-Nederland (inclusief
Noord-Holland) wordt Sint
Maarten gevierd. Je krijgt er
geen vrij voor, maar er vindt
wel een viering plaats.
Kinderen trekken langs de deur
met hun ‘lichie’, van
sierlijke lampion tot zakpitje
dat aan en uit gefloept wordt,
en incasseren na het zingen
van een liedje hun beloning.
Sint
Nicolaas is een andere roomse
heilige, die in heel het land
in ere gehouden wordt. Het is
een feestdag, want hij wordt
gevierd, maar alweer: je
krijgt er geen vrij voor. Toch
wordt er ontstellend veel
aandacht aan besteed, omdat
het –net als bij Sunte
Meerten- een traditioneel
volksfeest is geworden. Er is
eten en drinken bij en hier
ook weer muziek en liedjes ter
opluistering van de
feestvreugde. Hier doen ook de
winkels en de scholen mee; wat
hen betreft zijn Sint Maarten
en Sint Nicolaas erkende
feestdagen.
Gereformeerden
bijvoorbeeld, hebben er moeite
mee. Toen de Engelse
Presbyterianen in Amerika na
hun immigratie wat gesettled
waren, deden ze hun best om de
eveneens uit Europa geïmporteerde
RK-feestdagen uit te bannen.
Sint Nicolaas op 5 december
raakte uit het zicht. De
schoen opzetten verschoof naar
de kous aan de schoorsteen en
pakjesavond ging naar
kerstmis. Uiteindelijk is de
hele Sinterklaas samen met
Father Christmas, het
Christkindl’, Pelznickel en
de kerstman en in een
volkerensmelpot geraakt,
waarna de puur Amerikaanse
Santa Claus, via een in 1822
geschreven kinderverhaaltje
tevoorschijn kwam. Sunterklaos
werd Santa Claus – en via de
enorme commerciële drang
wordt de Amerikaanse Santa
Claus onze huiskamers
binnengestouwd. Waar ook weer
niet iedereen gelukkig mee is.
Men
viert Sinterklaas en men viert
kerstmis, elk met hun eigen
gebruiken en in de eigen
stijl.
Maar
toch:RK-heiligen zijn niet
ieders smaak– in Nederland
zijn er ook mensen die niet
zoveel vieren.
Na
Hans Dekker hoorde u een
opgewekt muziekje uit de
Amerikaanse school, ‘Flop
Eard Mule’ door Gabe Chen,
een soort countrymuziek
geboren uit de Engelse
squaredances en de Franse
quadrilles, waar men op danste
bij feestelijke
aangelegenheden ten
plattelande.
Je
hebt dus diverse soorten
feestdagen, die elk een eigen
viering kennen. Soms zit er
een soort traditie aan vast.
We nemen even de kalender
door: Nieuwjaar -men wenst
elkaar geluk in het nieuwe
jaar. Vroeger heette het:
gelukgewenst mèt het nieuwe
jaar. Hier zit ook dat nieuwe
begin, dat nieuwe leven in –
met alle kansen nog in het
verschiet. Voor de
zuiderlingen en de katholieke
noordelingen barst daarna het
carnaval los. Een kerkelijk
feest dat in de context van de
vastenperiode moet worden
gezien. Maar menig
feestvierder heeft daar maling
aan. Het is een eigenaardig
hos- en drinkfeest geworden,
hoewel de optocht van
praalwagens en het optreden
van de buutreedners
hoogtepunten zijn. Maar:
Carnaval moet je kùnnen
vieren, zeggen de kenners.
Vervolgens
komen Pasen en Palmpasen in
beeld. Op Palmpasen krijgen
kinderen een versierde
palmpaas met lekkers erin.
Waar het gebruik stand houdt,
zijn optochten van kinderen.
Elders laten ze trots hun
‘haantje op een stokje’
aan familie en buren zien. Met
Pasen heb je eigenlijk twee
soorten feest: het
christelijke feest van de
wederopstanding en het oeroude
vruchtbaarheidsfeest van het
voorjaar. Dat komt terug in de
gebruiken met eiernetjes, het
eiereten en eiertikken – en
natuurlijk het paasvuur. Een
oud feestgebruik dat ook een
soort vruchtbaarheidsritueel
in zich draagt. In sommige
dorpen en buurtschappen in
oostelijk-Nederland is er ook
muziek bij en natuurlijk wat
te eten en te drinken.
Daarna
wordt het moeilijk:
Pinksteren, wat veertig dagen
na Pasen komt. De kerk viert
de uitstorting van de heilige
geest, maar tja-wie doet daar
nog wat mee? In Twente had je
nog de Pinksterbruidjes, ook
een oud
vruchtbaarheids-ritueel, dat
juist in roomse streken stand
hield, omdat het feest aan de
maagd Maria opgedragen kon
worden. Eigenlijk is de Tweede
Pinksterdag een loze vrije dag
geworden: een feestdag zonder
inhoud en viering. Misschien
mogen we die inruilen tegen
een ‘vaste vrije’
Bevrijdingsdag, als Dag van de
Vrijheid. Om economische
redenen is het geen verplichte
vrije dag geworden, terwijl
het overal ter wereld helder
en klaar is dat Vrijheid helemáál
niet gewoon is. Het moet
altijd bevochten worden, er
vallen doden bij. Dat wij
zo’n Dag van de Vrijheid
niet volop vieren is me nog
steeds een raadsel.
We
vieren wel Koninginnedag die
door de staat op de kalender
is gezet, naar de wensen van
de monarchie (want de koningin
is op 31 januari jarig en niet
eind april). Er zijn
optochten, aubades, openbare
feestelijkheden en de vlag met
wimpel wordt uitgestoken.
Ik
heb Valentijnsdag, Moederdag
en Vaderdag in het voorjaar
even overgeslagen, omdat dat
typische ‘gemaakte’
feestdagen zijn. Ze zijn
uitgevonden door iemand en
overgenomen door diverse
landen. Daarna nam de handel
het initiatief over. Je koopt
je te pletter aan spullen, die
voor deze gelegenheden
speciaal worden aangeboden.
We
zijn in de zomer beland op
feestkalender. Volksfeesten,
schuttersfeesten,
zomerkermissen en allerhande
festiviteiten worden op touw
gezet. Alleen Sint Jan staat
in midzomer op de kalender,
maar dat wordt in Nederland
niet gevierd.
De
Stadjers hebben op 28 augustus
hun plaatselijke feestdag om
historische redenen.
‘Stad’ maakt er altijd
veel werk van als openbare
feestdag.
In
het najaar barsten de
jaarmarkten –van oorsprong
veemarkten- los, waarvan onze
Zuidlaardermarkt de beroemdste
is. Landelijk is er een hele
serie jaarmarkten die in vaste
volgorde op de kalender staan.
Er zit immer veel vermaak
omheen, plus het nodige eten
en drinken.
Sint
Maarten is de regionale
feestdag op 11 november, die
vooral voor kinderen van
belang is. Zij zamelen
versnaperingen in, via hun
optreden met een lichtje en
een liedje. De achtergrond is
historisch en kerkelijk.
Sinterklaas en andere
decemberfeesten hebben we
vandaag nog in de botten
zitten, dus daarover hebben we
het verder niet.
Nog
een paar dingen over de
persoongebonden feesten. Neem
de geboorte van een kindje.
Ooievaar op dak of in de tuin,
een waslijn uitgespannen. Hier
zit ook weer dat
vruchtbaarheidssymbool in bij
een nieuw leven.
Kroonjaren
bij verjaardagen worden extra
gevierd, er zit een soort
overwinnings- of
prestatiesymbool bij. Je hebt
die mijlpaal bereikt. Vooral
de vijftigjarigen worden aldus
gehuldigd omdat ze Abraham
(dan wel Sara) gezien hebben
– naar een bijbelse
uitdrukking. Echter, bij 40 en
zelfs bij 30 jaar begint het
extra feestvieren ook al! Voor
we gaan kijken hoe het met de
commercie en de feestdagen
staat, barst een regionaal
fenomeen los:
Pé Daalemmer & Rooie
Rinus: Carnaval in ’t
Noorden.
U
hoort het: er is van alles te
doen. Dat wil zeggen, er
gebeurt veel in hun verhaal.
Het is meteen een bewijs dat
een bepaalde uitdrukking ook
een eigen leven kan leiden,
los van de oorspronkelijke
betekenis. Hier is Carnaval
gebruikt in de trant van
‘een geweldige klerezooi en
verwarring’ – in mijn
vrije interpretatie dan. Maar
prettig om weer te horen,
herinneringen aan begin jaren
tachtig.
Het
zuidelijk carnaval is trouwens
een goed voorbeeld van de
oprukkende commercie bij
bepaalde feesten. De
platenindustrie heeft zich op
de carnavalshits geworpen en
het ene onbenullige na het
andere zouteloze plaatje wordt
op de markt geworpen. Elke
artiest die in de stal van een
muziekuitgever hoort, moet er
een keer aan geloven. Net als
met kerstliedjes, waarvan ook
elk jaar oude nummers
verplicht ‘nieuw’ door
deze en gene artiest wordt
ingezongen. Hièrdoor gaan de
tanden van vele Nederlanders
krom staan, niet door de zoete
snoeperij in december. Dat
stomme namaakgejeuzel levert
‘taandzeerte’ op.
Maar
even terzake. Commercie is
geen vies woord, tenzij er
grenzen van goede smaak,
fatsoen en diep-gevoelde
tradities overschreden worden.
Een
historisch voorbeeld. Neem
gewoon de versierde kerstboom
thuis. Pas nadat Boheemse
glasblazers hele dunne glazen
bollen konden blazen, kreeg je
de ballen in de kerstboom. Het
begon als spelletje in de
schaft, waarna ze de dunne
waardeloze glazen bolletjes
weggooiden. Enkele vrouwen
vonden dat spul en namen het
mee om te verkopen op de
plaatselijke kerstmarkten. Dat
gebeurde omstreeks 1870. Pas
daarna kwam de handel en de
speciale fabricage op gang. In
1939 pas lukte het een
glasfabriek Amerika om die
dingen machinaal te maken,
waarna ze goedkoper werden.
Hier was de kleine commercie
de aanjager van een grote
ontwikkeling.
In
dat grote zit ‘m de nare
eigenschap. Het kan
overheersend en verstikkend
werken, zodat de variatie
verdwijnt en kleine
initiatieven doodgedrukt
worden. Sinds de jaren dertig
is de Disney-golf aan kerst-
en andere feestversieringen
opgekomen. Die merchandising
neemt nu geweldige vormen aan.
Een
ander voorbeeld uit de
kerstsfeer: de kerst- en
nieuwjaarskaarten zijn pas
gegroeid als nieuwe traditie
omstreeks de jaren van de
Eerste Wereldoorlog. Een
ansichtkaartenverkoper in
Amerika ging zich
specialiseren in wenskaarten.
Hij ventte ermee in
schoenendozen langs de deuren.
Zo begon het.
Nu
is het concern Hallmark -dat
wereldwijd wenskaarten
ontwerpt, drukt en verkoopt- zó
groot geworden, dat ze in ons
land al ruim 50% van de
distributiekanalen in handen
heeft. Twee grote
kaartenuitgevers zijn al
overgenomen. Voor de
Nederlandse wenskaartenmarkt
(meer dan kerstkaarten alleen)
worden door dat concern 5000
tot 7000 ontwerpen gemaakt.
Oftewel: commercie betekent
hier dat je straks –in het
ergste geval- voor je
verjaardagskaart,
valentijnskaart, kerstkaart,
vrolijk pasenkaart of
condoleance-kaart te rade moet
bij één grote
kaartenuitgever.
In
november waren we in Amerika,
waar we ook in de ‘shopping
malls’ terecht kwamen. Zowel
bij de Thanksgiving- als de
kerstartikelen waren er héle
lange schappen met artikelen,
die slechts door een concern
geleverd werden. Ook mooi
spul, maar wel stevig aan de
prijs. Want er is maar één
aanbieder in die
winkelketens…
Een
tweede als irritant ervaren
‘commercie’ bij feestdagen
is het naar voren verlengen
van de verkoopperiode van
bepaalde goederen voor vaste
feestdagen. Tuincentra en
bouwmarkten bijvoorbeeld,
beginnen vóór Sinterklaas al
te leuren en zeuren met hun
kerstaanbiedingen. In Assen
heeft de locale middenstand
daar een stokje voor gestoken.
Door middel van een
verkeersbord-verbodsbord mag
er geen kerstman in Assen
verschijnen vóór 6 december
– dus pas na Sinterklaas. In
Assen hebben ze het goed
gesnapt. Alleen toen er
TV-ploegen vanuit de hele
wereld kwamen, kreeg je rare
vragen. Waarom ze in Assen zo
aan een Roomse heilige hingen,
bijvoorbeeld. Japanse
TV-mensen snapten het weer
niet.
Omgekeerd
dan: wat leveren de feestdagen
de handel op? U hoort straks
van een vakman hoe de wijn als
feestelijke drank bij de
feestdagen past. Van een
grootgrutter-winkelier hoort u
wanneer en hoe de zaak aan
feestdagen meedoet. Kinderen
kunnen hun schoen zelfs in de
winkel zetten. En als
Sinterklaas in eigen persoon
in de winkel verschijnt, heeft
hij het óók voor het zeggen.
Er
is een tak van handel die
sterk afhankelijk is van
enkele feestdagen. Uit cijfers
van de Bloemenveiling Aalsmeer
– de grootste in zijn soort
ter wereld- blijkt dat de
belangrijkste feestdagen voor
de bloemenhandel Moederdag en
Valentijnsdag zijn. Voor zowel
snijbloemen als tuin- en
kamerplanten wordt er bijna
een dubbele omzet gedraaid
vergeleken met normale weken.
Vooral Moederdag is
bloemetjesdag.
We
gaan nu luisteren naar de
mannen van de praktijk. Eerst
winkelier Popke Oosterhof uit
Paterswolde, dan schoolmeester
Jan Hoogeveen uit Eelde
(werkzaam te Assen) gevolgd
door de heer Wüst, die als
wijnadviseur de regio
Noord-Nederland bedient.
Behalve
de heren Oosterhof, Hoogeveen
en Wüst, hoorde u ook de heer
Harry Bellafonte live in Tokio
(in 1974) zingen ‘Don’t
Stop the Carnival’ en de
heer Reinhardt Mey over zijn
verjaardag zingen: ’50,
nou al?’. Zoals u ook
hoorde begon Jan Hoogeveen het
schooljaar altijd met zijn
eigen verjaardagsfeest. Wij
zorgen voor passende muziek
bij zulke feestdagen.
U
heeft geluisterd naar de
twaalfde uitzending van het
thema-programma ‘Van Dingen
& Deuntjes’. In het
feestelijk deuntje dat u nu
hoort, Murphy’s Polka
- dus door iedereen te dansen-
sluiten we dit thema af ‘Een
Jaarvol Feesten’. (We pikten
er toch maar een paar krenten
uit. Wie weet komen we nog wel
eens op het thema feesten
terug.)
Volgend
jaar 1999 is dit programma er
weer. Er zijn weer twaalf
uiteenlopende onderwerpen in
voorbereiding, die u elke
laatste zondag van de maand
zullen bereiken in muziek,
teksten en interviews.
Volgende
keer, laatste zondag in
januari, gaat het over ETEN:
over voedzame kost en
liflafjes en over maaltijden
en tussendoortjes.
Deze
uitzending werd geproduceerd,
samengesteld en gepresenteerd
door Jan Tuttel. Bij de
muziekkeuze assisteerden Henri
Kremer en Bart Nijstad en de
techniek deed Peter Huitsing.
Bedankt
voor het luisteren - - - En
blijf luisteren: hierna komt
Huub Bremmer met bijzonder
beluisterenswaardige muziek.
Dag.