Goeiemorgen
en welkom bij ‘Van Dingen
& Deuntjes’, het
ontspannen informatief
programma op de laatste zondag
van de maand. Vandaag 25
oktober 1998, is het thema: Dierenspul
& Beestenbende.
Vanwege een maand met
werelddierendag erin en een
aantal belangrijke veemarkten,
maar bijvoorbeeld ook omdat de
Drentse Patrijshond op een
postzegel verscheen. Teksten,
muziek en interviews gaan over
allerhande dieren: tamme
beesten als huisdieren en vee,
de onbeminde huis- en
huiddieren en een beetje over
gevaarlijke en vreemde dieren.
Kortom: Dierenspul en
Beestenbende
Mensen
en dieren hebben altijd al wat
met elkaar gehad. Als de een
de ander niet opvrat, was het
wel andersom. In de oude
tijden, toen de wilde natuur
nog een bedreiging was,
moesten het kleine groepje
mensen zich maar zien ter
handhaven in deze barre
wereld. Wilde dieren waren een
gevaar, maar omdat men toen
slechts van jacht en
verzamelen van veldvoedsel kon
leven, moest er af en toe wel
een beest gevangen worden om
wat stevigs in de pot te
krijgen. De landbouw is een
uitvinding van latere datum.
Ergens
in de geschiedenis en ergens
in de wereld is er een moment
geweest, waarop mensen
bepaalde dieren gingen
waarderen. En andersom, zodat
sommige dierensoorten ook in
de nabijheid van mensen
vertoefden omdat er soms wat
eetbaars voor hen overschoot.
Uiteindelijk werden dieren tam
gemaakt om verschillende
redenen. We bekijken straks
hoe en wanneer wilde dieren
tot huis- en thuisdieren
geworden zijn.
In
elk geval kunnen we onze
historie niet meer indenken
zonder dieren. Ze werden als
nutsdier ingezet, ter
versterking van de menselijke
mogelijkheden. Heel vroeger
begon de dag als de haan
kraaide, middernacht telde nog
niet. Wij zijn niet zo sterk
als een paard, wij hebben geen
geheugen als een olifant en
wij kunnen niet spoorzoeken
als een bloedhond.
Nu
is het niet gelukt met die
olifant als huisdier – daar
is de computer voor in de
plaats gekomen- maar wel met
de kat. Die hebben we voor
–of tegen- de muizen en voor
de gezelligheid. Toch blijft
een poes of kat een eigenwijs
en eigenzinnig maar kundig
dier, dat zich uitstekend in
het wild kan redden. Ook na
een traditie van 5000 jaar bij
mensen wonen, die in Egypte is
begonnen.
Een
ander voorbeeld is het paard.
Die is eerst -net als
runderen- als trekdier
ingezet, want de kunst van
paardrijden is ook pas later
ontwikkeld. Toen de
steppenvolken in het oosten
dat kunstje goed onder de knie
hadden, bleek de combinatie
ruiter-en-paard een goed
middel om te kunnen vechten.
Zo’n twaalfhonderd jaar lang
(van de vijfde eeuw tot in
dertiende eeuw) waren de
paardrijdende krijgszuchtige
stammen een crime voor de
opkomende civilisaties van Azië,
het Midden-Oosten en Europa.
Trouwens de eerste
buitenlandse troepen die in
1813 hier ten lande de Franse
bezetters achterna zaten,
waren de Kozakken op hun
kleine paardjes. Zij waren
berucht om hun woeste en
onbehouwen gedrag. En om nòg
een reden – zij stikten van
de ongewenste diertjes. Als ze
hun pelskleding uitklopten
boven de vuren, dan knapte het
van hun kleine metgezellen,
een vracht vlooien en luizen.
Die onbeminde huis- en
huiddieren bespreken we ook
nog.
Insecten
zijn overal. Zij kunnen zich
goed handhaven. Spinnen en
insecten doken als eersten op
na de vulkaanuitbarsting op
Krakatau, die alle leven had
vernietigd. Ze vinden overal
wel een gaatje om te kunnen
overleven; tegen
bestrijdingsmiddelen worden ze
resistent. Een recent
voorbeeld van zo’n
aanpassing is een ontdekking
bij muggen in de
ondergrondsen, de metro’s
van grote steden. Ze kwamen
ooit van buiten, maar
vestigden zich beschut
ondergronds waar ze zich ook
konden voortplanten. Onlangs
hebben biologen vastgesteld
dat ze zich tot een aparte
slag hebben ontwikkeld, de
metromug.
Dieren
en beestjes kunnen plagen
veroorzaken, die hele oogsten
kunnen vernietigen, met grote
sociale en economische
effecten. Zowel de katoenkever
als de Coloradokever of de
hopluis waren bij boeren als
ongewenst
‘landbouwhuisdiertje’ op
hun velden bekend, met vaak
rampzalige gevolgen. En
sprinkhanen waren als plaag in
de bijbel al bekend en ze zijn
dat nog immer.
Er
zijn ook dieren die we
koesteren. We kiezen ze als
symbool voor moed, kracht en
snelheid. We zetten leeuwtjes
als standbeeld bij de oprit of
gebruiken ze als schildhouders
van officiële wapens. Dieren
gelden ook als statussymbool,
een apart beest doet het goed.
Een duur beest nog beter. Een
eng, apart en duur beest
levert het meeste aanzien op.
Ook problemen, want echte
huisdieren zijn het nou ook
weer niet.
En
alsof we nog niet genoeg
dieren op aarde hebben - voor
onze sprookjes en mythen
verzinnen we er nog een stel
fabeldieren bij. Van feniks
tot griffioen of zeemeermin.
Allemaal
dierenspul en beestenbende. U
hoort dit uur vele dieren
voorbij komen. Er zijn
daarover vraaggesprekken met
een dierenarts, een
dierenpension-houder en een
jeugdarts van de GGD. In de
muziek hoort u grote en kleine
dieren, lieve dieren en
gevaarlijke beesten. We
beginnen met een groot beest,
dat bewondering wekt van het
Klein Orkest: Het Nijlpaard
De
toon is gezet met Leve Het
Nijlpaard, door Klein Orkest:
‘Je hoort hem nooit klagen,
het nijlpaard heeft stijl’.
Toch is die gezellige dikkerd
geen huisdier geworden; hij is
nooit ‘gedomesticeerd’.
Het beest voldeed niet aan de
voorwaarden om van wild dier
tot tam dier bij mensen te
worden. In dat proces van
eeuwen waarin wilde beesten
tot huisdier of vee werden
gemaakt, werden ze uitgekozen
om bepaalde eigenschappen:
volgzaam, sterk of andere
goede prestaties, mooi en
sierlijk, handzaam - noem maar
op. Het scheelt ook als een
dier een sociaal karakter
heeft. (Op de kat na geldt dat
voor zowel alle huisdieren en
landbouwhuisdieren, het
gebruiksvee.)
Hun
nut was eerst van belang. Je
hield dieren om hun
opbrengsten (melk, vlees,
vacht), als last- of trekdier,
als waakdier of voor de jacht
– óók op ratten en muizen
bij grote graanpakhuizen
bijvoorbeeld. Pas veel later
komt het dier als gewild
gezelschapsdier in beeld.
Tegenwoordig
is dat het belangrijkste
motief om een dier te houden.
Heersers alsmede patsers die
macht wilden uitstralen,
hielden en houden er nog wel
eens aparte en vreesaanjagende
huisdieren op na. Een poema
aan het lijntje of een
krokodil onder tafel of zo…
Het kan je geld gaan kosten.
In de Belgische gemeente
Diepenbeek gaat men belasting
heffen op uitheemse spinnen en
andere exotische huisdieren.
Overigens
– er zijn wilde dieren die
tam gemaakt worden voor het
werk, zoals de olifanten in
Azië. Je moet steeds een
nieuwe generatie vangen en
africhten. Aan de andere kant
komen er meer kudden paarden
en runderen die vrij
rondschuiven in grote
natuurreservaten.
Waar
en wanneer kwamen de
huisdieren -hoe zeg je dat –
‘tot stand’?
Dat
verschilt per werelddeel en
per gebied. De laatste wilde
oeros is in de 17de
eeuw in Polen doodgeschoten,
maar gedomesticeerde runderen
moeten ongeveer 8000 jaar
geleden al bekend zijn geweest
in West-Azië en omstreken.
Varkens, geiten en schapen
zijn ook al duizenden jaren
als huisdier bekend.
Een
soort wolf sloot zich zo’n
15.000 jaar geleden bij mensen
aan, want hij vond daar altijd
voedselresten. Geleidelijk aan
merkten de rondtrekkende
stammen, dat deze
restenvreters als speurhond of
als wakers voor gevaar handig
waren om erbij te hebben. Dat
was in Voor- en Zuid-Azië en
rond het Middellandse
Zeegebied. Elders in Azië
hielden ze honden als voedsel
om zelf te slachten.
Uiteindelijk ontstonden uit de
wolfhonden ca. 400
huisdierrassen, die in niets
meer lijken op die eerste
dieren.
Onze
poezen stammen af van de
Nubische kat uit Egypte. Circa
2000 jaar geleden brachten
Germaanse soldaten uit
Romeinse legers de eerste
katten naar de Lage Landen.
Het
konijn is van oorsprong een
wild beest uit Spanje en
Portugal. Het waren de
Romeinen weer die doorkregen
dat konijnenvlees voedzaam en
lekker was. Zij brachten
konijnen naar andere oorden in
Zuid-Europa. De Romeinen
fokten konijnen in speciale
perken, maar later in de
Middeleeuwen werden ze ook
voor de jacht gefokt. Er zijn
wel 37 konijnenrassen gefokt
voor diverse doeleinden. Tot
in deze eeuw hield men in
Europa nog konijnen in
warandes, onder meer voor de
viltindustrie. Nu is het een
aaibaar gezelschapsdier, dat
thuis op de bank mee mag
kijken naar de televisie.
Wat
het paard betreft is het
ingewikkeld, want er waren
vier soorten wilde paarden in
de wereld. Vermoedelijk begon
men ongeveer 5000 jaar geleden
in Zuid-Rusland het wilde
paard als getemd nuttig dier
te maken. In de Middeleeuwen
werden voor ’t eerst grote,
zwaargebouwde koudbloedige
rassen gefokt, omdat de
ridders met hun zware ijzeren
harnas anders door het paard
zakten.
Goed,
genoeg dieren getemd.
Vóór
we met onze huisdieren naar de
dierenarts gaan, hoort u twee
echte zwarte paarden in een
Poolse polka: Kare Konie,
door Stefan Kubiak en zijn
orkest
Na
Stefan Kubiak met de
paardenpolka Kare Konie,
hoorde U dierenarts van der
Velden over huisdieren en
mensen. Toevallig kwamen in de
periode nadat het interview
gemaakt was, de berichten van
de bijterige honden en
ongelukken met kinderen flink
in het nieuws. Het is dan, wat
Otto van der Velden al zei,
werk voor de huisarts.
Ook
koeien met kalveren kunnen
narrig worden en loslopende
mensen als gevaar zien. Je
kunt dan ook -bij wijze van
spreken- wachten op het
bericht, dat zo’n vrijlopend
rund in natuurreservaten een
keer een wandelaar te grazen
neemt, die bijvoorbeeld
kalfjes wilde aaien. Ook een
koe kan iemand op de horens
nemen als-tie goed kwaad
wordt.
Maar,
eigenlijk waren we nog niet
klaar met de huisdieren dicht
bij, de band tussen mens en
dier die in de loop de eeuwen
steeds nauwer werd. We hebben
dan dieren en beesten bij ons
thuis, in een kom of in een
kennel en dan? Vrijwel niemand
is nog een heel jaar bij huis.
Velen
nemen meerdere keren per jaar
vakantie of moeten op reis
voor het werk. Dan moet er
iemand op de dieren of de
beesten passen. Een vroegere
collega uit het zuiden des
lands vroeg ons een keer om
van huis te ruilen in de
vakantie. Op zich geen
probleem, maar andere factoren
zorgden ervoor dat het plan
niet door kon gaan. We hadden
dan wèl een cursus
dierenverzorging moeten
volgen, want mijn ‘collega
met de zachte g’ hàd me
toch een zooi beesten lopen.
Een complete kinderboerderij
en nog wat exotisch kleingoed.
Vind daar maar eens een oppas
voor!
In
de praktijk zie je dat mensen
–als ze geen eigen oppas
kunnen regelen- hun huisdieren
ook uitbesteden, als er maar
voor goede opvang gezorgd
wordt.
Daarnaast
kwam het voor –in het ergste
geval- dat mensen hun honden,
katten en hangbuikzwijntjes de
deur uitstuurden, het bos in.
Dat werden dan zwerfdieren.
Daartoe horen ook weggelopen
of verdwaalde huisdieren.
Helemaal zonder zorg zijn die
niet; er wordt op gelet en ze
worden als het kan gevangen en
opgevangen.
Hoe
de opvang van huisdieren en
zwerfdieren in zijn werk gaat,
weet de familie Panjer die het
Dierenpension Ydermade in onze
gemeente drijft. Aansluitend
laten we een
hondenboogie-woogie horen:
Berry’s Hounddog van Rob
Hoeke en Hein van der Gaag.
Maar
eerst Niek Panjer.
Tja,
cabaret Ivo de Wijs in 1974
met Kleine Huisdieren,
voorafgegaan door de boogie
woogie Berry’s Hounddog van
de pianisten Hein van der Gaag
en Rob Hoeke. (Ook een
nummer van voorheen, in elk
geval van voor het ongeluk van
Rob Hoeke).
U
luistert (nog steeds?) naar
het programma ‘Van Dingen
& Deuntjes’, dat vandaag
Dierenpul & Beestenbende
tot thema heeft verheven.
We
hebben tot hier de
gebruikelijke huisdieren,
honden, katten, paarden,
hangbuikzwijntjes en een
bejubeld nijlpaard, al
besproken of bezongen. Het is
tijd voor ander gedierte.
Gek
eigenlijk dat er zo’n
verschil tussen dieren en
gedierte bestaat. Bij het
laatste heb je het eerder over
ongedierte. Bij dieren komen
òndieren voor, maar dan zijn
het alweer beesten. Ook dan is
niet exact duidelijk wat je
d’r onder moet verstaan.
Die
verhouding ‘mens en dier’
heeft altijd een tweeslachtig
karakter gehad. Tot in de 18de
eeuw ging men er vanuit dat
dieren er voor de mens waren.
De Schepper had dat zo
bedacht. Enige persoonlijkheid
werd het dier ontzegd, het had
geen ziel en hoorde de mens te
dienen. Toch twijfelden
sommigen eraan of dit wel
klopte. Ethisch gezien was het
gedrag van de mens soms niet
in de haak, omdat hij het dier
puur als instinct-automaat te
zijnen nutte zag. Het mooiste
voorbeeld van twijfel van de
mens of die zich wel goed
gedroeg, ligt in het
bijgeloof. In de Kerstnacht
zouden alle dieren kunnen
praten, zo meende men. Menig
boer durfde dan niet eens aan
de deur van de stal te
luisteren…
Misschien
dat vanwege puur het
economisch nut van dieren
‘zonder ziel’, ons land zo
laat was met wettelijke
maatregelen tegen
diermishandeling. Nederland
behoorde met Spanje en Turkije
tot de achterblijvers in
Europa. En toèn er in 1886
een artikel tegen
dierenkwelling in het Wetboek
van Strafrecht kwam, viel het
onder de
Zedelijkheidswetgeving. Om de
mens tegen zichzelf te
beschermen. Nouja, het arme
dier profiteerde er van mee,
zullen we maar zeggen.
Goed,
dat was even ‘hoe het zo
gekomen is’. Nu draven
militante dierenminnaars weer
door, als ze dieren uit kooien
bevrijden, die zichzelf slecht
kunnen redden of die tot een
algemene plaag uitgroeien. Je
doet er dier, mens en
maatschappij geen plezier mee.
Laat staan dat zo’n actie
een probleem oplost. Je schept
een nieuw probleem.
Plaagdieren,
of beter gezegd, een
dierenplaag vormde altijd al
een probleem. Het gewas werd
aangetast of de oogst werd
opgevreten, het vee werd
belaagd of aangevreten en de
mensen zelf bleven ook niet
vrij van enige kwelling en
ongemak. Het ging ook vanzelf.
Tot
begin deze eeuw leefden men
met alle dieren samen onder
een dak. In oude steden stikte
het van dieren; bij
belegeringen zoals in de
Tachtigjarige Oorlog zat de
hele veestapel ook in de stad
opgesloten. Tot na de oorlog
bestonden er nog
‘stadsboeren’ – het land
en het vee buitenaf, maar de
boerderij en stallen in of aan
de rand van de stad. Paarden
zijn nog lang trekdier
geweest. Hoefsmeden
bijvoorbeeld zaten nog heel in
het stadscentrum.
Zo’n
dierenplaag bestond vooral uit
kleine beestjes: bijvoorbeeld
horzels voor runderen,
bloedluis voor pluimvee en
vlooien en luizen voor mensen.
Behalve schade betekenen ze
ook een gezondheidsrisico. We
spreken daarom van onbeminde
huis-en huiddieren. Ze zijn al
eeuwen onze partners. Als er
vroeger niet zulke
verschrikkelijke ziekten en
plagen door ‘ongedierte’
waren geweest, zou de
geschiedenis anders zijn
gelopen. De vierde kruistocht
bereikte Jeruzalem niet eens
meer door sterfte vanwege de
builenpest; het leger van
Napoleon ging op weg naar
Moskou zelf al kapot aan
ziekten en plagen en verloor
de strijd.
Tegenwoordig
zijn de hygiënische
toestanden beter onder
controle. Ratten en kleiner
ongedierte worden bestreden,
maar nieuwe mogelijkheden voor
muggenplagen dienen zich aan
– als je af moet gaan op
onheilstijdingen over grote,
nieuwe natuurprojecten. De
malaria, die door bepaalde
muggen wordt overgebracht, is
in Nederland in de jaren voor
de oorlog hevig bestreden.
Onder meer in de
Wieringermeerpolder waar een
plaag heerste.
In
de jaren veertig en vijftig
was hoofdluis een
veelvoorkomend euvel. Op
school kreeg je toen geregeld
controle, waarbij
‘luizenkinderen’
DDT-poeder op de kop kregen of
thuis met ‘Jachtwater’
tegen luizen en neten
behandeld moesten worden.
Overigens was dat luizenwater
een volksmiddel, dat je gewoon
kon kopen. Jachtwater was rijp
staverzaad (zaadjes van een
soort ridderspoor) op
brandewijn getrokken. Het beet
nog erger dan luizen.
Voor
we de jeugdarts van de GGD
vragen hoe het nu met de
luizen en neten staat, gunnen
we het cabaret van Ivo de
Wijs de mond.
Zij
bezingen speciale luizen als
statussymbool: samen plat,
samen platjes. Luister naar Luizenleven.
En
na Het Luizenleven, de
platjes van Ivo de Wijs en
zijn manschappen, vertelde
mevrouw van der Neut dat we
misschien de hoofdluis als
plaag wel nooit ècht zouden
kwijtraken.
Het
was dus zo, dat voorheen
vlooien en luizen voorbehouden
waren aan de, zeg maar, lagere
sociale klassen, zoals dat nu
heet. Dàt is veranderd,
hoorde u net. De luizenplaag
is democratisch geworden en
trekt zich niets meer aan van
rang of stand.
Soms
geven bijnamen nog informatie
over vroeger. Zo heten de
inwoners van Eernewoude altijd
nog ‘lúzeknippers’. Dat
komt- zo zegt men- omdat het
hele dorp altijd onder het
ongedierte zat. Zelfs de
kerktoren zat er onder. Alleen
als er kermis was knapten de
lui in Eernewoude zich op; ze
wasten zich goed en schoonden
grondig hun kleding en huizen.
De toren vol luis werd dan met
een bezem schoongeveegd. Vaak
zijn ze daarna met hun bijnaam
gejend. Schippers met enig lef
of een snelle boot voeren dan
langs met een bezem in de
mast. Luizen blijven onbeminde
huiddieren. Maar het kan
erger.
Plagen
en ziekten, mede door dieren
veroorzaakt, hebben de wereld
al geteisterd sinds zijn
bestaan. De Bijbel verhaalt er
al over. De ergste plaag is de
pest geweest, de Zwarte Dood.
Nog erger dan alle
natuurrampen, hongersnoden en
andere ziekten bij elkaar,
achteraf bekeken. De sterfte
was erg hoog, 90% van de
zieken haalde het niet. Hele
bevolkingen sloegen op de
vlucht, waardoor de ziekte
zich verbreidde over een heel
werelddeel. De pest woedde van
de 14de tot de 17de
eeuw, met afnemende gevolgen.
Tussen 1348 en 1450 stierf een
kwart van de Europese
bevolking, toen als 25 miljoen
mensen. De laatste grote
epidemie brak in 1893 in China
uit en een kleinere in 1911 op
Java. Daarna bleef het beperkt
tot lokale uitbarstingen. De
ziekte is nooit uitgeroeid.
De
pest, van oorsprong een ziekte
van knaagdieren als eekhoorns
en ratten, wordt veroorzaakt
door een pestbacil. Ratten
zijn hiervan de dragers, maar
de ziekte wordt overgedragen
door rattenvlooien. Sterft de
rat, dan kan deze vlo kan bij
mensen terechtkomen waarna
mensenvlooien de ziekte verder
brengen. Daarnaast treedt
besmetting op via etter van de
wonden en aanhoesten. Met
funeste gevolgen.
Sommige
ziekten die aanvankelijk
alleen onder dieren heersten,
komen op een of andere wijze
toch terecht bij mensen. Elk
jaar hoort u wel van een nieuw
soort ziekte, die opduikt.
Niets nieuws eigenlijk, maar
evengoed riskant.
Andere
plagen door dieren hebben te
maken met een teveel aan
dieren met een ongewenst
gedrag op een bepaalde plaats.
Motten in de klerenkast, witte
vlieg op kamerplanten,
coloradokevers op de
aardappelakker, boktorren in
de hanebalken - wolven rond
steden en dorpen.
Wolven
zijn dieren van bos en veld en
in principe vrij schuw. Pas
bij gebrek aan voedsel en bij
versnippering van hun areaal
duiken ze bij mensen op. Ze
trekken naar de bewoonde
wereld en proberen van
schaapskudden wat mee te
pikken. Pas in erge nood wagen
ze zich binnen nederzettingen.
Dan slaat de angst toe en
worden drijfjachten op touw
gezet. In de 18de
eeuw gebeurde dat nog in
Drenthe. Wolven worden
tegenwoordig zeldzaam in Zuid-
en West-Europa. Sinds kort
worden ze weer uitgezet in
grote natuurreservaten in
gebergten, waar ze al niet
meer voorkwamen. Tot verdriet
van de schaapherders in die
afgelegen streken. Afgelopen
maand haalden hun protest de
kranten nog. Echter, in
oorlogsgebieden en in tijden
van crisis neemt de
wolvenstand weer toe. In
Midden-Europa was nog steeds
een minimale wolvenpopulatie.
Maar hou over een tijdje de
berichten uit Balkan maar in
de gaten.
Tot
slot een konijnenplaag uit de
historie. Graaf Floris V stond
erom bekend dat hij jaagde op
andersmans vrouwen en overig
wild. Zo liet hij in Holland
konijnen uitzetten voor de
jacht. Die dieren werden een
plaag, want zulkswat jongt
aardig aan. In Den Haag, de
residentie, werkte men in de
15de eeuw aan een
groot beplantingsplan. Van
heinde en verre werd jong
plantsoen aangevoerd. De
konijnen vraten alles op, net
als met de duinaanplantingen.
In Den Haag heeft men toen de
nieuwe aanplant met riet of
stro omwikkeld en met teer
ingesmeerd tegen de
konijnenvraat. Een
paardenmiddel tegen konijnen.
Zoiets
helpt niet altijd. Zeker niet
bij nieuwe soorten gevaarlijke
dieren. Daar helpt geen
lievemoederen tegen, daar is
geen kruid tegen gewassen,
daar helpt geen paardenmiddel
meer….
Luister
naar Joost Prinsen, met een
lied van Hans Dorresteijn op
muziek van Harry Bannink : Het
Roofschaap
Het
enge verhaal van het
Roofschaap door voorheen Erik
Engerd, Joost Prinsen. En
zo zijn er nog een aantal
dieren die tot de verbeelding
spreken. Er worden nieuwe
dieren uitgevonden, waar
niemand zich een voorstelling
van kan maken. Hoeveel poten
heeft een Zalmsnip? Hoeveel
eieren moet-ie leggen? Niemand
weet het en toch staan de
kranten er vol van.
Een
draak is duidelijk; het beest
bestaat niet maar je weet wel
met welk soort je te maken
krijgt. Er zijn zulke monsters
met wel 7 koppen. En ze spuwen
vuur. Zo hebben we ook de
foenix, een vogel die op het
vuur oprijst en onverwoestbaar
is. Iedereen kent de pegasus,
het gevleugelde paard van de
dichters. Of de eenhoorn, die
afgebeeld wordt als paard met
geitenbaard, gespleten hoeven,
een leeuwenstaart en een
lange, gedraaid rechte hoorn
op zijn voorhoofd.
Zo
is er de harpij, met de
bovenhelft van een vrouw en de
andere helft van een adelaar.
Dit symbool komt als
wapenfiguur geregeld voor in
Oost-Friesland. De centauer is
een monster, van half mens,
half paard. De sfinx is een
liggend figuur, van voren
vrouw en vanachter leeuw.
De
griffioen of grijpvogel hoort
ook in die categorie bekende,
onbestaanbare beesten: een
bovenlijf van een adelaar, met
paardenoren en een benedenlijf
van een leeuw. Nou dan, dat is
pas wat.
Het
zijn fabeldieren en ze worden
overal gebruikt en vertroeteld
als symbool.
Echt
gevaarlijke dieren zijn
beesten met onverwacht en zeer
ongewoon gedrag. Een schimmel
die over het dak loopt,
rendieren die door de lucht
racen, hazen die met mandjes
op de rug rondlopen en eieren
verstoppen – om van
ooievaars met een snavelvol
baby’s maar te zwijgen!
Om
die kant van de zaak wat op te
vrolijken, een dierlijk middel
ter verhoging van de potentie
door een fijngemalen kever,
Spaanse Vlieg, dan wel Spanish
Fly. Nu in het Frans als
kleine vlo bezongen door
Sacha Distel, La Petite Puce.
Na
de Spaanse Vlieg die (behalve
als middel tegen impotentie,
ook als trekpleister gebruikt
wordt en) nu in het Frans door
Sacha Distel als La Petite
Puce werd vertolkt, komt als
laatste ‘deuntje’ het
katje op de toetsen: Kitten
on the Keys, door Knuckles
O’Toole.
U
heeft geluisterd naar Van
Dingen en Deuntjes met
Dierenspul en Beestenbende als
thema.
Het
programma werd geproduceerd,
samengesteld en gepresenteerd
door Jan Tuttel. De techniek
was in goede handen van Peter
Huitsingh.
De
heren van de Velden en Panjer
en mevrouw van der Neut worden
bedankt voor hun medewerking.
Volgende
maand, laatste zondag van
november is dit programma er
weer. Het thema dan is
Hemelsbreed, van sterren
kijken, sterren schieten,
sterren wichelen tot de hemel
als eindbestemming.
Bedankt
voor het luisteren, tot
volgende keer.
Blijf
luisteren, want hierna komt
Huub Bremmers met ijzersterke
muziek van toen.
Dag