Goeiemiddag,
't is eind november en de
sloten zitten weer vol water.
Dus kunnen we het best over de
binnenvaart hebben. Per slot
van rekening is de schipperij
ook klein begonnen. De
zeevaart kwam voort uit de
kustvaart, die kustvaart
kwam voort uit de
beroepsbinnenvaart -kijk maar
naar de historie van de
turfschipperij van
Gasselternijeveen- en die
binnenvaart begon gewoon met
kleine vrachten over de kleine
watertjes. Zeker in de tijd
toen het vervoer over land een
helse onderneming was, over
uitgestrekte stukken 'woeste
grond' met open stuifzanden,
verraderlijk veen,
ontoegankelijk heuvel- en
bergland, wilde beesten of
struikrovers - en soms waren
ook hele stukken van de wel
gebaande oude verbindingswegen
lange tijd onbegaanbaar.
We
praten dan over heel, heel
vroeger. Vervoer over water
moet dus wel heel oud zijn -
en dat klopt. Het
archeologische bewijs is de
oudste boot ter wereld, de
'boomstamkano van Pesse' -uit
Drenthe dus! Deze werd bij
wegaanleg in de jaren vijftig
ontdekt. Volgens de laatste
inzichten -de archeologische
dateringsmethoden worden
steeds verfijnder- is dit
vaartuig zo'n 10.000 jaar oud.
U kunt hem gaan bekijken in
het Drents Museum te Assen.
Goed,
binnenvaart dus, vroeger en nu
en in grote lijnen. Het gaat
vooral over de beroepsvaart op
de watertjes en kanalen in
Noord- en Oost-Nederland, maar
we kijken ook even in de wijde
wereld naar de beroepsvaart op
de grote rivieren en grote
meren. Onze actieradius dit
uur reikt van de Eelder
Schipsloot tot de Rijnvaart en
verder.
Ach,
en wat die zeevaart betreft:
als het nodig is varen ze
binnendoor -als een soort
binnenvaart- via grote
verbindingskanalen als het
Panamakanaal, het Suezkanaal
en dichterbij het
Nordseekanaal in
Schleswig-Holstein. Ook
zeeschepen worden binnendijks
langs de Groninger en Duitse
kanalen gebouwd, van
Waterhuizen en Hoogezand tot
aan Papenburg. De oorsprong
van die scheepsbouw ligt wel
bij de vroegere binnenvaart,
die via coasters uitgroeide
tot joekels van zeeschepen die
maar nèt door bruggen en
sluizen passen. In
Noord-Nederland hebt u
afgelopen zomer kunnen
meemaken hoe dat grote Duitse
cruiseschip van de werf in
Papenburg in de Eemshaven
moest worden afgebouwd.
De
binnenvaart op de grote
vaarwegen is onmisbaar voor
het vrachtvervoer over grote
afstanden, bijvoorbeeld van
een zeehaven naar binnenhavens
en andersom natuurlijk:
producten die vanuit het
binnenland naar exporthavens
moeten. Vooral zwaar transport
en bulkvervoer is iets wat
over water beter kan dan over
de weg. De
verladersorganisatie EVO ziet
de binnenvaart ook als
alternatief voor het
spoorvervoer via de peperdure
Betuwelijn. Hiermee komt zij
terug op haar standpunt van
1995. Deze organisatie van
35.000 bedrijven die vracht
aan bieden, ziet in het
containervervoer over de Rijn
de beste kansen. Het nieuwste
containerschip bijvoorbeeld
kan in één keer vijf
keer zoveel vracht
vervoeren als een trein.
Ook
de regering streeft uit
veiligheids- en
milieu-overwegingen naar meer
vervoer over water. Men zoekt
echter naar mogelijkheden om
de binnenvaart beter te
organiseren. In een nieuw
grootschalig en centraal
georganiseerd vervoersysteem
te water moet een z.g.
modulaire aanpak komen.
Hierbij kwam het idee van de
RiverSnake ter sprake, een 450
meter lang geleed schip, dat
uit gekoppelde delen bestaat
met drie motoreenheden
ertussenin. Als een slang
neemt hij de bochten in de
rivier, terwijl de
vrachtbakken als modulen naar
believen behandeld kunnen
worden.
Dit
vaartuig zou evenveel vracht
mee kunnen nemen als een trein
van 8,km lengte. En zó lang
maken ze die niet; in ons land
houdt het bij 600-700 meter
lengte wel op.
Ontwerper-architect Freek
Prins noemt dit schip dan ook
de varende Betuwelijn.
Binnenvaart
is nog steeds onmisbaar en is
weer aan innovatie toe. In dit
programma kijken we naar het
verleden en het heden. En naar
de grote en de kleine
schipperij.
U
hoort straks hoe de turfvaart
in zijn werk ging. De heer
Hoogeveen uit Smilde voer als
turfschipper over het
Oranjekanaal op de Drentse
venen en we vragen hem
daarover het een en ander. De
turfschipperij is jarenlang
een belangrijke tak van
binnenvaart geweest.
Aanvankelijk met houten
zeilschepen, later met ijzeren
schepen en met een motor.
Toch
bouwt men nog houten
werkschepen. Daarvoor ging
Radio LOEP naar Giethoorn,
naar de scheepswerf Schreur.
Schreur behoort tot de laatste
twee punterbouwers van
Nederland. Zijn schepen gaan
naar alle windstreken. Hij
maakt ook zeewaardige houten
schepen. U hoort hem na half
één.
We
beginnen met het belangrijkste
watertransport van de
afgelopen weken: de
binnenkomst van Sinterklaas.
'Zie ginds komt de Stoomboot!'
Tja,
een historisch stuk
scheepvaart: 'Zie ginds komt
de stoomboot uit Spanje weer
aan' en Sinterklaas en Zwarte
Piet zijn de pineut. De
traditie wil dat ze per
stoomschip aankomen - en
landinwaarts zelfs per
binnenschip, waarbij elke
pieremachoggel goed genoeg
lijkt. Dat beide Zuiderlingen
het er moeilijk mee hebben,
blijkt uit de tekst. 'Het
paardje rent het dek op en
neer' - als 'levende vracht'
dus niet goed gestouwd en
kennelijk nog zeeziek. Verder
'roept zijn knecht ons reeds
toe', maar met die tekst komt
je geen brug of sluis door.
Vanouds was in de Groninger
kanalen de kreet 'Schip veur
de badde' en dan draaide
brugwachter de brug op - of àf.
Je had ophaalbruggen en
draaibruggen, oftewel een
'klap' en een 'draai'. In
Kielwindeweer en op de
Smildervaart is dat systeem
nog mooi te zien. Alles
draaide heel lang om de noden
van de beroepsvaart. Nu is het
wegverkeer de bepalende
factor.
De
binnenschipperij komt aan de
bak als er 'handel' zit in
vervoer te water. In onze
regio was dat de turf, die uit
de Echtener- en de Smildiger
venen van Drenthe en het
Boertangermoor in Groningen
kwam. Plus wat kleinere
veencomplexen als bijvoorbeeld
het Neerwoldseveen tussen
Paterswolde en Haren. De
turfvaart gebruikte eerst de
verbeterde diepjes en andere
riviertjes, later kwamen de
kanalen. De scheepjes waren in
't begin klein en aangepast
aan het vaarwater(tje). De
situatie in Noord-Drenthe
begon zo: de Hunze was
bevaarbaar tot ongeveer
Bronneger, de Drentsche Aa tot
Schipborg, het Eelderdiep tot
bij Winde-Bunne en het Groote
Diep/Peizerdiep tot bij Een,
waar de Schipsloot naar het
Eenerveen lag.
Het
was kleinschalig, intensief
werk. In 1403 is in Groningen
het 'Schuitenschuiversgilde'
opgericht, vooral bestaande
uit tufschippers die op de
Oostermoerse venen voeren en
het alleenrecht van de
turfvaart opeisten - tot
nadeel van de Drenten uit Annen, Eext, Gieten en Bonnen. De 'Grunniger schippers'
dicteerden de prijs! Bij De
Groeve is lang een conflict
geweest over een Knijpe (de
kniepe) -een vernauwing, die
met de beheersing van de
waterstand te maken had, maar
een belemmering voor de
scheepvaart was. In elk geval
is de Hunze of Oostermoerse
Vaart en Drents Diep vanaf
Waterhuizen in 1400 reeds als
scheepsroute naar de stad
Groningen geleid, het
Schuitendiep genaamd. De
oorspronkelijke Hunzeloop ging
oostelijk de stad langs via
Engelbert en Middelbert.
Later
kwamen de kanalen: het
Groninger Stadskanaal en het
Annerveenschekanaal in de 18de
eeuw, de Drentse Hoofdvaart in
de 18de eeuw en het
Noordwillemskanaal in de 19de
eeuw. Het dorp
Gasselternijveen liet na de
vervening in 1839 kanaal
graven naar dat aansloot op de
Groninger kanalen. De
plaatselijke schipperij voer
er wel bij: in 1873 hadden
zestig schepen hier hun
thuishaven, óók enkele
coasters die tot 1939 het dorp
nog konden bereiken. In het
plaatselijk museum staat een
model van de kustvaarder
'Gasselte', die in de jaren
zeventig al niet meer in
Gasselternijveen thuis kon
komen om als museumschip te
dienen.
Ter
illustratie nog iets over de
schipperij op de kleine
riviertjes als Vecht en Regge
in Twente. In een tolregister
van de Regge van 200 jaar
geleden prijken 218 namen van
binnenschippers uit Twente en
Salland. Een dorp als Enter
telde 120 schippers. Zij
hadden zelfs een eigen type
Regge-scheepje, de Enterse
zomp. Eentje is -op het
nippertje- als gerestaureerd
varend monument weer in de
vaart
gekomen. Bij deze
kleine rivierschipperij zie je
in latere tijden overgang naar
de handel optreden, een beeld
dat bij de Drentse
turfschippers ook voorkomt.
In
het midden van de vorige eeuw
was de binnenschipperij met
houten zeilschepen op haar
hoogtepunt. De Groninger
veenkoloniale vloot telde toen
450 schepen. In Friesland
waren in 1905 nog 105 kleine
scheepswerven met eigen
helling. Globaal kon je ze de
Friese turfschippers indelen
in de groep met
60tons-schepen, die vooral de
grotere dorpen en steden
bezochten en de
40tons-schepen, die de
kleinere dorpen van turf
voorzagen. Eigenlijk had elk
zichzelf respecterend dorp een
eigen turfschipper.
Hoe
het met de turfvaart in
Drenthe ging, vragen we aan de
heer Hoogeveen uit Smilde. Hij
zit tussen de muziek in, want
later komt de snikke ter
sprake met 'Kovvie klaor' van
de groep Törf, maar nù horen
we: Willem Dijkema met
'Dreents Daip'.
En
zo waren we ineens bij de
riviervaart in Amerika met de
Mississippi Rag van Knuckles
O'Toole. We zaten nog op de
Drentse kanalen en de
turfvaart, waar de heer
Hoogeveen van vertelde.
Intussen kwam 'de snikke'
voorbij met het kenmerkende
melodietje 'Kovvie Klaor',
door de Grunneger groep Törf,
vanzölf. Op een LP van 20
jaar terug, al dateert een
snikke van wel drie generaties
terug. In De Punt is nog een
café aan het kanaal dat die
historische naam draagt. Ooit
vertrok vandaar ook de snikke
'naor Stad'.
Wat
die turfvaart betreft: er
waren drie eigenlijk
vaarroutes om de turf uit
Zuidoost-Drenthe weg te
krijgen. De Friese
turfschippers wisten het
precies. De oudste en meest
bevaren noordelijke route liep
via de Groninger stadskanalen,
het Kieldiep, Winschoter Diep,
door de stad naar het oude
Hoendiep en over het Prinses
Margrietkanaal verder. Je
moest dan elf sluizen door. De
tweede route ging door het
Oranjekanaal naar de Drentse
Hoofdvaart, vandaar over de
Witte Wijk &
Appelschastervaart naar
Gorredijk en verder. Dan
passeerde men 13 sluizen.
De
minst gebruikte route liep
zuidelijker via de Verlengde
Hoogeveense Vaart en de
Hoogeveense vaart naar het
Meppelerdiep, waarna via de
Kop van Overijssel verder
gevaren werd. Dit traject
telde 11 sluizen.
De
zeilvrachtschepen hadden een
voorkeur voor een goed te
zeilen traject, anders moest
je het schip trekken. Je moest
dan 'in de liene', of je
huurde een scheepsjager in.
'De scheepsjagers'
was volk dat met een
paard het schip door het
kanaal trok, lopend op het
jaagpad naast het kanaal. Als
je een hoek om moest, ging de
kabel om een rolpaal heen. In
het Groningerland staan er nog
een paar.
Scheepsjagers hadden
een wisselvallig bestaan, want
ze moesten maar wachten tot
zich een schipper zich meldde
voor de jagerij. De
overlevering wil dat het ruig
volk was en 'scharp met de
bek' . Ze hadden een hard
bestaan en hun werk werd
overbodig toen de motoren hun
intrede deden. Met het
verdwijnen van de zeilvaart
werden de scheepsjagers
brodeloos. Dat leidde
aanvankelijk tot heftige
taferelen bij sluizen en
bruggen, als een schip met
motoraandrijving langskwam. In
het buitenland is het nog
gekker geweest, maar daarvoor
gaan we naar de binnenvaart op
de Rijn.
De
scheepvaart op de grote
rivieren is van oudsher al van
belang. In 't begin ook als
zeilvaart en vlotterij, het
afvaren van bemande
houtvlotten met de stroom mee.
Met name de zeilschepen op de
Rijn hadden stroomopwaarts
vaak de diensten van
scheepsjagers nodig. Toen de
stoomschepen verschenen als
voorbode van het verdwijnen
van de zeilvaart, raakten de
scheepsjagers hier hun bestaan
kwijt. Een
krantencorrespondent
beschrijft in de Ruhorter
Zeitung van 1848 de opstand
van de 'paardenknechten en
halsterlieden'. Zij stelden
kanonnen en kattekoppen op de
oever (de Neuwieder Werth) op,
waarmee ze de stoomsleepboot
Matthias Stinnes I beschoten.
"Men zag en hoorde alleen
maar blitzen, knallen en rook,
maar de oude Matthias stoorde
zich nergens aan, trok flink
en voer onbekommerd
stroomopwaarts". De
stuurman stond veilig achter
een ijzeren schot en op de
schepen in de sleep werd niet
geschoten
De
scheepjagers verloren hun
strijd daar voorgoed. De
volgende dag kwam al een
eskadron huzaren opdraven die
in het oord van onrust
(Weissenthurm) werden
ingekwartierd.
In
Nederland is bekend dat op de
vaart van Amsterdam naar de
Rijn de eerste
stoomsleepboot-kapitein (op de
RIJN & LEK, 1885/6
gebouwd) een dubbelloops
jachtgeweer in de stuurhut had
staan. Voor het geval de boze
scheepsjagers weer met stenen
gooiden.
Maar,
om een idee te geven hoe de
Rijnvrachtvaart groeide, het
volgende. In 1923 werd 16
miljoen ton vervoerd, in 1929
al 70 miljoen ton en
tegenwoordig gaat het bij de
Rijnvaart om 165 miljoen
vracht (cijfers van 1997)!
Tien keer zoveel in
driekwarteeuw tijd..
De
technische vooruitgang speelt
een rol. In 1825 maakte de
eerste stoomradersleepboot een
reis van Rotterdam naar
Straatsburg. Op zo'n 1200 pk
schip, dat 950kg kolen per uur
verstookte, zat een bemanning
van wel 14, 15 koppen.:
1 kapitein
1 eerste stuurman
1 tweede stuurman of
roerganger
3 matrozen
1 kok of menageman
1 eerste machinist
1 tweede machinist
1 derde machinist
4 of 5 stokers.
Eind
19de eeuw kwamen al
motorboten in de vaart naast
de stoomboten. De slepers
hadden een hele serie rijnaken
achter zich aan. Elk met een
eigen bestemming, al was
dezelfde bestemming voor de
hele reut het handigste. De
Rijnsleepvaart had zijn
topjaren van 1954-1958, waarna
de wachttijden langer werden
en de klad erin kwam. Veel
rijnaken kregen een eigen
motor, de duwvaart verdrong de
sleepvaart (de rederijen
hadden hun eerste duwboot in
1957 al 34 reizen
Rotterdam-Ruhrhavens laten
maken; het eerste particuliere
duwschip begon in 1962) en de
vrachtmarkt voor de
binnenvaart stortte toen in.
Eind 1965 was het gedaan met
de traditionele
Rijnsleepvaart.
De
duwvaart kwam opzetten - naar
voorbeelden uit Amerika en
Rusland, met name op de Wolga-
maar die heeft ook al weer
concurrentie. Ook is het varen
op duwboten minder in trek dan op motorschepen. Veel continuevaart en veel werk met
het aan- en afkoppelen van de
bakken. Tegenwoordig komt er
in principe niet méér
duwbootcapaciteit op de markt.
Tientallen duwbakken zijn al
weer gesloopt, zonder
vervanging. Men
kiest liever voor de
containervaart, waarin een
groei van 35 tot 50% wordt
verwacht.
Wat
vaart men eigenlijk aan
vracht? Nog steeds
brandstoffen in elk geval,
geen turf meer,
maar wel steenkool en
vooral aardolie. Zware
constructiewerken worden over
water vervoerd:
transformatoren, ketels,
silo's, reactorvaten,
brugdelen en hele bruggen,
raffinaderijkolommen, kranen,
locomotieven en ook afgedankte
Beechcraft-vliegtuigen van de
RLS gingen ooit
per binnenschip op
transport. Voedings- en
landbouwproducten,
bouwstoffen, zout, kalk -
chemische producten algemeen,
meststoffen, ertsen en metalen
zijn echte scheepsvracht. In
De Verenigde Staten gaat 60%
van het uit te voren graan per
binnenschip naar de
exporthavens.
Het
zijn allemaal ijzeren schepen,
maar … er zijn nog houten
werkschepen, al is het tonnage
beperkt. Ze worden nog steeds
gebouwd. Ik ben gaan kijken en
praten op de scheepswerf
Schreur te Giethoorn, maar
eerst hoort u goede berichten
over een veenkoloniaal
vaarwater: Het Pekelderdaip.
Ik
vind dat echt leuk, achter
elkaar verschillende muziek
over het Pekelderdaip (van de
CD Daipswale) en over het Erie
Canal van the Weavers. En dat
allemaal vanwege de
binnenvaart, de
beroepschipperij op kanalen,
rivieren en grote meren. De
havens kunnen heel groot zijn.
In Amerika rekent men
binnenhavens als New Orleans,
Mobile, Houston en Portland,
Oregon tot de grootste havens.
In West-Europa ligt een
waterwegennet van dik 25.000
km lengte. En ook daar heb je
grote binnenhavens, denk maar
aan Duisburg in Duitland.
Van
Schreurs in Giethoorn hoorden
we wat hij aan houten schepen
maakt. Je hebt het dan weer
over de kleinere scheepvaart
tot tien ton. Hij kan schepen
bouwen tot en meter of negen.
Zijn prijslijst telt heel wat
soorten. De punter natuurlijk,
maar ook een motorpunter met
platte spiegel, de Gieterse-,
de Kamper-, de Beulakermeer
Punter, de Noordwesthoekpunter
en zee-punters met en zonder
kajuit. En de Grundel, waar we
bij stonden. Elk dorp of stad
met een scheepvaarthistorie
heeft haast zijn eigen type
schip, gemaakt voor de eigen
behoeften en aangepast aan het
meestgebruikte vaarwater. De
Enterse Zomp vaart op de
Regge, zoals er ook een
Berkelzomp bestaan heeft. Je
had potschepen in
Noordwest-Overijssel, de
Meppeler zeilpraam en meer
soorten pramen en aakjes.
Van
Engeland, met het
kanalenstelsel uit de industriële
revolutie, weten we dat er een
apart type smalle schepen
vaart, de 'narrow boats'. Nu
vooral in trek bij toeristen,
die een tijdje rondtoeren over
het uitgebreide
kanalensysteem. (In Nottingham
en Gloucester zijn fraaie
musea over de binnenvaart van
voorheen).
In
Amerika liggen de oude
Mississippi- en
Missouri-stoomraderboten soms
nog voor anker als museumboot.
Een beroemd schip, de Cape
Girardieu, later de
Gordon.C.Greene genoemd (van
de Greene Line Steamers), is
gebouwd in 1923 werd in 1952
een drijvend hotel in St.
Louis. In 1964 is het gezonken
en afgeschreven. Het
bijzondere bij deze stoomboten
is, dat hun herinnering leeft
èn levendig is. Hun
stoomfluiten stonden op een
oude grammofoonplaat en die is
weer op Internet gezet. De
wijlen Amerikaanse
stoomraderboten komen dus
live-toeterend binnenshuis.
Dat
zijn de oude schepen dus. Wat
vaart er thans aan
scheepstypen in de
binnenvaart?
Je hebt de Spits van
350 ton, die de smalle
vaarwegen en kleine sluizen in
Frankrijk aankan. De Kempenaar
meet 550 ton en is gemaakt
voor de kanalen in
Zuid-Nederland en aanpalend
België. De Dortmunder van 900
ton is afgestemd op de
Noord-Duitse kanalen, maar
vaart door heel Europa. Een
speciaal ontworpen schip voor
de grote Europese rivieren is
het Europaschip van 1500 ton,
bij een lengte van 85 meter.
Het echte Rijnschip vaart
tussen Rotterdam en Bazel,
meet 3600 ton, is 110 meter
lang en 11,40 meter breed. Dat
is vaak geschikt gemaakt voor
containers. De stuurhut kan
opgekrikt worden om over de
lading heen te kunnen kijken.
En tot slot is er de
duwbakcombinatie, die in de
vierbaks- en zesbaksuitvoering
vaart, van respectievelijk
9600 ton en zelfs 16.000 ton.
Een bak is 76,70 meter lang,
dus reken de lengte van zulke
drijvende gevaarten maar uit.
Geen wonder dat de binnenvaart
jaarlijks ruim 400 miljoen ton
vracht vervoert. Ruim 60% van
het internationale
goederenvervoer gaat per
schip. En dat kan nog meer
worden, zodat
verkeersproblemen op het land
als files, opstoppingen,
vervuiling en kapotgereden
wegen
nou eens van de
waterkant worden aangepakt.
Daarom
als slotmuziek maar weer
gewoon De Wieke, gespeeld door
Törf.
En
in het water van de Wieke, de
oude turfvaart, gespeeld door
Törf, nemen we afscheid van
de beroepsschipperij op de
binnenvaart - vroeger en nu.
De teksten van deze uitzending
'Van Dingen & Deuntjes'
(niet de interviews) staan nu
reeds op internet: www.tuttel.com/dingen&deuntjes.
Onze
dank geldt de heren Hoogeveen
en Schreur, die veel tijd
gunden aan ons programma en
aan de medemuziekzoekers Bart
Nijstad, Henri Kremer, Han
Tuttel en Roel Boerma. De
productie, samenstelling en
presentatie deed Jan Tuttel en
technicus Peter Huitsingh
maakte er een mooie uitzending
van.
Volgende
maand hebben we een speciale
uitzending op Tweede Kerstdag.
Dan gaat het over
Huis&Haard - over het
'thuisgevoel' en
huiselijkheid: wat is je thuis
-is dat waar de kerstboom
staat? En wat is heimwee, het
verlangen naar thuis?
Aanstellerij, een ziekte, kun
je het kwijt raken? Luister
Tweede Kerstdag naar Huis&
Haard als thema van dit
programma.
Nu
weer bedankt voor het
luisteren, maar BLIJF
LUISTEREN. Hierna komt Huub
Bremmer met zeer
beluisterenswaardige muziek.
Dag.
|