Goeiemiddag,
even na twaalven op de 27ste
van de schrikkelmaand februari
in het jaar 2000. Dit uur gaan
we het hebben over tijd en nog
véél meer, zoals tijdmeting,
tijdbesteding, tijdbeleving,
eigen tijd en andermans tijd,
tijd zat en tijd tekort en
trucjes met de tijd. Zo’n
kunstgreep met de tijd gebeurt
aankomende dinsdag de 29ste
februari, want die dag krijgt
u erbij, als extra
schrikkeldag. Of zoals een
‘zunige’ Grunniger
meedeelde:” ‘n Dag langer
waarken veur ‘t zulfde
salaoris”. ‘Het
Schrikkelt’ en dat merk je.
Maar
wàt schrikkelt er nou
eigenlijk, en waarom alleen in
februari? Waarom doen we zo
ingewikkeld met die maanden in
het jaar die beurtelings 30 en
31 dagen tellen? Als we het
aantal dagen gelijk over de
maanden uitsmeren, dan kom je
toch ook een heel eind? Kom je
tekort, dan maak je de
feestmaand december wat
korter, dan hoeft de economie
ook niet zoveel werkdagen vrij
te geven. Toch? Dat deden ze
vroeger ook.
Als
er een kalenderhervorming werd
verordonneerd door de
heersende paus, dan vervielen
gewoon een aantal dagen. Hup
weg, nooit geweest, nooit
gebruikt
De periode 5 oktober
t/m 14 oktober 1582 is zo
helemaal overgeslagen, heeft
nooit bestaan, eigenlijk. Tien
dagen naar de ratsmodee. Of
niet, want tijd kun je toch
niet kwijtraken? Maar wat was
er dan loos met de tijdmeting
van toen? We wijden straks een
paar minuten aan die
eeuwenoude kalenderkwestie.
Dan
komt dat schrikkelen ook aan
bod. Het woord komt van
overslaan, en vroeger heette
nalaten of verzuimen ook
‘schrikkelen’. Nu geldt
het vooral voor die bijgetelde
dag, maand of seconde om de
tijdrekening het burgerlijk
klokken- of kalenderjaar zo
dicht mogelijk bij het
astronomische jaar te houden.
Want het is allemaal niet
eenvoudig. De aarde draait
niet steeds gelijkmatig om
zijn as, zodat er verschil in
daglengten. Bovendien wordt
onze aardbol zelfs een beetje
afgeremd, waardoor de
omloopsnelheid afneemt.
Zodoende worden de dagen
langer. In een periode van
honderd miljoen jaar tijd
scheelt dat een uurtje of zo.
In de tijd van de dinosauriërs
was het etmaal ook korter: 22
uur en 3 kwartier
Nu doen we er 24 uur
over om een keer rond te komen
met onze aardkloot.
De
techniek van de tijdmeting en
de wiskunde van de
tijdrekening
is boeiend, maar je
praat wel over je eigen tijd.
Wij leven op de klok, wij zijn
goed bij-de-tijd. We willen wéten
hoe laat is! Het gekke met
tijd is dat iedereen evenveel
heeft, maar sommigen hebben
tijd zat en andere komen tijd
tekort. Dat is een kwestie van
tijdbeleving; de een kan zijn
tijd niet stuk krijgen, de
andere loopt te jachten en te
jagen om alles op tijd klaar
te hebben. Als dieren konden
praten, dan zou je eens horen
hoe zij òns echte
‘tijdkonijnen’ vinden.
Tijd is alles voor ons. Je
tijd nuttig besteden, en
tegelijkertijd ‘quality-time’ voor je gezin reserveren, hoewel andere
zaken ook in prime-time
moeten. In enkele
interviewtjes vragen we naar
de rol van tijd bij enkele
beroepen.
Het
is ook niet meer zo handig om
beleefdheidshalve (wat is
dat?) bij een telefoongesprek
te vragen “Heb je even
tijd?”, want die heeft
niemand meer. Wij hebben hier
nu tijd zat, een heel uur
welgeteld. In de studio staan
de mobiele telefoons uit,
slaapt de computer even, maar
werken we wel volgens een
draaiboek tot op de halve
minuut. De te draaien muziek
op CD is tot op de seconde
vastgelegd.
En
als uw presentator zijn
teksten niet goed geschreven
heeft - het aantal woorden per
minuut niet goed ‘getimed’
heeft-
moet hij van armoe
l a n g z a m e r g a a n s p r e
k e n, of aan het eind van het
uur alles-gaan-afratelen - òf
stukken tekst weglaten. En dat
is weer zonde van de tijd en
moeite, toen het bedacht en
geschreven werd.
Nou,
zet de wekker maar, trek de
gewichten van de klok op, druk
de stopwatch in, neem de tijd
op - of nee: neem gewoon de
tijd. Gun u de tijd: laat maar
komen, wij zoeken voor u op
waarom het schrikkelt en wie
en wat er achter zit. Want u
heeft een heel leven
beschikbaar om uw tijd te
besteden, of zoals het Klein
Orkest het in 3 minuten en 42
seconden gaat vertolken:
26.000 dagen.
Tijd:
uren, dagen, maanden, jaren
alles op de kalender
Heeft
u het al nageteld? 26.000
dagen ‘tussen niets en
eeuwigheid’, door Klein
Orkest met Harry Jekkers. Wat
je al niet met die tijd kunt
doen in dat hele leven. Maar
het is steeds weer een kwestie
van uren, dagen, maanden,
jaren - en vooruit, laten we
actueel blijven: eeuwen ook.
Die eenheden van tijd worden
op verschillende manieren
gemeten en genoteerd. Je
klokje tikt de seconden weg en
de pendule ‘slaat’ de
uren. De dagen staan in de
agenda met een overzichtelijk
staatje ervan in het
maandoverzicht. Die maanden
vormen de jaren en daarvoor
hebben we kalenders gemaakt.
Zoals je op de klok de uren,
minuten en seconden voorbij
ziet gaan, kun je op de
muurkalender zelf de dagen
wegkruisen. Ze staan er
allemaal op, ver van te voren
uitgerekend en vastgelegd.
Een
paar honderd jaar geleden
wisten ze al, dat er
overmorgen een schrikkeldag
bijgeteld moest worden, want
het kalendersysteem -de
tijdrekening- is voor het
laatst in de 16de
eeuw aangepast. Dat werd de
Gregoriaanse kalender, die als
nieuwigheid ook algemeen, dus
overal het jaar op 1 januari
wilde laten beginnen. Het
jaarbegin was vroeger zeer
gevarieerd. Het ene land begon
op 1 maart, anderen op 25
maart, maar ook de paasdatum
of het kerstfeest dienden als
begin van het jaar. Als je als
koopman in het voorjaar in
Europa op reis moest, kon je
zodoende in verschillende
jaren terecht komen! De namen
van onze maanden oktober en
december gaan nog terug op die
oude jaarindeling. Oktober, de
tiende maand nu, betekent
gewoon de achtste maand.
December, nu maand twaalf,
heet nog steeds de tiende
maand.
Geloof
nou niet dat zo’n
kalenderhervorming in 1582, op
gezag van paus Gregorius XIII
notabene, snel overgenomen
werd!
Zulke ingrijpende zaken
moeten groeien - en dat kan
wel honderd, tweehonderd,
driehonderd jaar duren.
Groningen, Friesland en
Drenthe namen die nieuwe
kalender pas op 12 januari
1701 in gebruik. Met weglating
van de 10daagse
achterstandsperiode vanaf 31
december 1700. De
gebruikelijke kalender liep
gewoon 10 dagen achter bij de
werkelijke tijd!
Andere
landen waren nog later.
Engeland ging in 1752 door de
bocht en moest toen al 11
dagen inleveren. Rusland ging
pas in 1918 over op de nieuwe
tijdtelling, wat al 13 dagen
inleveren betekende. Daardoor
moesten ze nadien de
Oktoberrevolutie van 1917
altijd in de maand november
moeten vieren. Griekenland
ging in 1923 om en Roemenie,
als laatste land in 1924. Toen
pas hadden we overal een en
dezelfde kalender, met die
schrikkeljaren erin.
Behalve
die schrikkeljaren, voor het
grote werk van dagen erbij en
zo, hebben we de laatste
kwarteeuw ook
schrikkelseconden gekregen.
Dat komt omdat we per 1972 de
tijd nog secuurder vastgesteld
hebben. Door die
‘finetuning’ van de tijd
hebben we er sindsdien al meer
dan 20 schrikkelseconden
bijgekregen. Meestal tegelijk
bij een jaarwisseling; niemand
merkt door het geknal dat het
nieuwe jaar toch een seconde
later is begonnen.
Wat
is dat geschrikkel nu? Een
vereveningtrucje om de
papieren tijd, de
kalenderdagen, zoveel mogelijk
gelijk op te laten lopen met
de echt verstreken tijd, de
astronomische natuurlijke
tijd. Dat moest omdat de
kalender bepalend is voor
religieuze feestdagen en
andere evenementen. In 46 v.
Christus was de telling al
fout gebleken, zodat keizer
Julius een nieuwe tijdrekening
invoerde, de Juliaanse
kalender. Vijftien eeuwen
later bleken de afwijkingen
daarin zo groot geworden, dat
er weer een herziening nodig
was.
Vanaf
die tijd kennen we jaren van
365 dagen en één
schrikkeljaar met een dag
meer, eens in de vier jaar.
Gemiddeld duurt een jaar
namelijk 365,25 dagen (met een
foutenmarge van 1/100 dag per
jaar), zodat er een trucje
toegepast is, via de volgende
rekenregel:
als het nummer van het jaar
door 4 deelbaar is, is het een
schrikkeljaar, tenzij
het
nummer door 100 deelbaar is,
wordt het geen schrikkeljaar,
tenzij het
nummer door 400 deelbaar is,
dan is het wel een
schrikkeljaar.
Sinds
de nieuwe Gregoriaanse
kalender uit de 16de
eeuw is dit maar 2x
voorgekomen.
Overmorgen
is dus echt een memorabel
dagje! Moeten we eigenlijk wel
even bij stilstaan, hoewel….
als Herman van Veen gelijk
heeft? Opzij, opzij, opzij -
we hebben ongelofelijke haast.
Tijdmeting;
‘klokken’ op uurwerken,
lokale tijd en tijdzones
Herman
van Veen liet horen in
‘Opzij, opzij, we hebben
vreselijke haast’, hoe we
ons amper de tijd gunnen. Het
tempo van leven is hoger
geworden, de tijd zèlf
verandert dus niet. Hoewel:
een etmaal nu duurt zo’n
vijf kwartier langer dan 100
miljoen jaar geleden, vertelde
ik zonet. Dat is weer een
kwestie van schaal, van
tijdschaal in dit geval. Dit
soort tijdschalen moet je in
geologische perioden zien, net
als ijstijden en andere
klimaatperioden.
Onvoorstelbaar lange tijden.
Dat
gaat ons eigenlijk moeilijk
af, gewend als we zijn aan
snelle en flitsende momenten.
Tienden van seconden,
honderdsten van seconden. Of
zoals de actiefoto, die in een
‘splitsecond’ gemaakt is.
In het themanummer over Tijd,
begin dit jaar van Elsevier,
stond een foto van een kogel
die door een citroen knalde:
haarscherp gefotografeerd in
een twintigduizendste seconde.
Eén tel, gedeeld door 20.000
-en dat is al net zo
onvoorstelbaar als die
geologische perioden van
honderden miljoenen jaren.
Je
praat er pas over als je het
meten kunt. Als je de
tijdsduur secuur kunt bepalen.
Van de seconde weten het
precies, tot op 18 cijfers
achter de komma. Via een
atomaire klok weten we dat een
seconde exact zo lang is als
de 9.192.631.770
trillingsperioden van het
cesium 133 atoom. In Delft
staat het Nederlandse
tijdlaboratorium met vier
atoomklokken. Het Engelse
tijdcentrum heeft vijf
atoomklokken, ter waarde van
zo’n anderhalf miljoen
gulden, maar ze claimen dan
ook de grootste
nauwkeurigheid: “Wij zitten
maar 50 miljardste seconde
naast de juiste tijd”.
Jawel.
Tijd
is afstand, tijd is ruimte
eigenlijk, want het kost een
bepaalde hoeveelheid tijd om
een afstand te overbruggen.
Overdag kun je zo de tijd in
stukjes afstand meten. Dat doe
je met een zonnewijzer. Een
stokje in de grond geeft een
smalle schaduw, die verschuift
naarmate de zon doordraait. Je
zet streepjes in het zand,
waar de schaduw staat en zo is
een half- tot driekwartronde
wijzerschaal te maken. Net zo
ver als de zonneschijn een
schaduw kan opleveren. Die
plaatselijke tijd is -bij mooi
weer- te meten. Waar oude
zonnewijzers aan de muur
hangen of op een voetstuk vrij
in het gazon staan, kun je dat
mooi nakijken.
Onze
plaatselijke zonnetijd in de
studio in Paterswolde
verschilt 33 minuten met de
officiële en wettelijke
kloktijd. Toch trekken we ons
daar niets van aan, want hier
staan klokjes die de ware tijd
geven van onze tijdzone. Die
halen ze van een sterke
radiozender in Mainflingen bij
Frankfurt, die tijdsignalen
uitstuurt. Onze kloktijd
blijft hetzelfde in de
Midden-Europese tijdzone, die
van Hoek van Holland tot
Rusland loopt. Aan de Engelse
kant hebben ze de Greenwich
Mean Time, die een uur bij ons
achter is; aan de Russische
kant heb je Moskoutijd, die
een uur verder is. Wie ver
reist, moet zijn horloge
steeds een uurtje bijzetten.
Wij
moeten 2x per jaar de klok een
uur bijzetten, maar dat is een
bijzondere regeling, vanwege
de keuze voor de Zomertijd.
Over plaatselijke tijd en de
spoortijd gaan we zo verder.
Nu is het Jazz Time.
Vervolg
tijdzones en soorten tijden
Lekker
hè, zomaar ineens Jazz Time,
met Neil Diamond. Maar, muziek
kan van alle tijden zijn en
dan maakt het niet uit in
welke tijd je het draait:
zomertijd of wintertijd,
Amsterdamse tijd of
-ja wat voor tijd dan
ook. We waren bezig met de
tijdzones en de klok bijzetten
als je ver moest reizen. Naar
het oosten of westen, had ik
erbij moeten zeggen, want zo
werkt die tijdverschuiving.
Als
je heel secuur bent, speelt de
hoogte ook nog een rol bij het
verstrijken van de tijd. Even
een eigenaardigheid
ertussendoor. Men heeft in
1962 een experiment uitgevoerd
met supersecure tijdmeters aan
de voet van een watertoren en
er bovenop. De lage klok bleek
iets uiteindelijk langzamer te
lopen dan de hoogstgeplaatste
klok. Dit verschijnsel heeft
knappe koppen, van Newton tot
Einstein, al aan het denken
gezet. Het leidde tot het
inzicht, dat er geen absolute
plaats in de ruimte, noch een
absolute tijd is. Het is een
relativiteitstheorie,
waar je je hevig in vast kunt
bijten - als je er maar tijd
voor vrijmaakt.
Intussen
moeten wij verder met de
gewone kloktijd, met of zonder
schrikkelseconde, al of niet
in wintertijd. Het begon met
die vast te stellen
plaatselijke zonnetijd,
waarbij iedereen zich goed
voelde De uurwerken werden
geregeld gelijk gezet met de
zonnetijd. Niks mis mee,
behalve als je op reis moest.
In elke stad moest je dan
opnieuw die lokale tijd in de
gaten houden. In Overijssel
liep men een kwartier voor op
het westen van Nederland. Nou,
stelt u zich de problemen dan
eens voor, toen de stoomtrein
werd uitgevonden en het
sneller reizen dan met de
postkoets een aanvang nam. De
spoorwegen legden een heel
lijnennet aan en de treinen
moesten volgens een
dienstregeling rijden. Maar
wie zijn tijd was dan de ware
tijd? Het werd tijd om de tijd
goed te regelen. Met
wettelijke maatregelen.
Op
17 april 1907 verscheen in de
Staatscourant de Memorie van
Antwoord, waarin de regering
het idee van wettelijk de tijd
bepalen verdedigt. De regering
wilde één en dezelfde tijd
voor het hele land, vooral ten
dienste van de spoorwegen die
al een eigen tijdsysteem
hanteerde. Op elk station wees
de klok de spoorwegtijd aan,
de tijd van de landelijke
dienstregeling. Uiteindelijk
ging Nederland op een
standaardtijd over, waarvoor
de Amsterdamse tijd gold. Er
zijn bij verzamelaars nog oude
horloges van eind 19de
eeuw, die twee minutenwijzers
hebben: een voor de lokale
tijd en een voor de landelijke
tijd. Na het invoeren van de
wettelijke tijd was dat
overbodig. Het is nog een hele
politieke strijd geweest,
waarbij met name de liberalen
beginselvast vochten voor de
vrijheid van elke stad om een
eigen tijd te hanteren.
Toch
was Nederland nog niet klaar
met zijn tijd. Tijdens de
Duitse bezetting in de Tweede
Wereldoorlog werd de
Midden-Europese Tijd, de
Berlijntijd, ingevoerd. Geert
Mak schreef er vorig jaar
januari in zijn column in de
NRC dit over: “Ik vond
onlangs een brief van mijn
grootmoeder uit mei 1940. Ze
klaagde over de eerste
bezettingsweken en over het
theerantsoen en ze schreef
-Ook is de tijd nu veranderd,
hij is om vier uur 1 uur 40
minuten vooruit gezet”.
Het
is allemaal begonnen met de spoorwegen, die een eigen tijd nodig hadden
voor de landelijke
dienstregeling, de
telegraaftijd en spoortijd.
Ter ere daarvan hoort u nu de
eerste trein vertrekken
bij
het aanbreken van de dag:
Daybreak Express, door Duke
Ellington.
Tijdbeleving
en tijd gebruiken, inleiding
op interviews
Duke
Ellington, die de Daybreak
Express liet rijden (opname
uit 1933 in Chicago). Het
reizen op zich was natuurlijk
al een tijdbeleving - en nu
nog. Zeker als er vertraging
optreedt. Typisch zo’n
periode waarin er een
ongewenste aanslag wordt
gepleegd op jouw tijd. We
hadden het tot nu toe vooral
overal over tijdmeten en
tijdsystemen, maar we gaan
over naar het beleven van de
tijd. Het tijdgebruik en de
tijdindeling, wat doe je met
je tijd, hoeveel tijd kost een
en ander en hoe regel je dat.
Daarvoor
wilde ik eigenlijk bij diverse
beroepen langs om dit eens
uitgebreid na te vragen. Tja,
en toen had ik een
tijdsprobleem. Het goede
voornemen sneuvelde, zodat ik
me moest beperken tot de
voorhanden zijn de beroepen.
Dus moest de familie er aan
geloven, zoon Han en
schoondochter Alinda. Han
vertelt iets over hoe het gaat
bij een ‘call centre’,
waar men telefonisch de mensen
te woord staat. Alinda is
manager in een druk
restaurant, dus zij wordt
bevraagd over gereserveerde
tafels.
(NB-Blooper
in de live-uitzending, want er
is gezegd ‘gerestaureerde'
tafels….)
Ik
heb ook nog geprobeerd om een
luchtverkeersleiders te
bevragen over specifieke
tijdkwesties als
‘timeslots’ bij
internationale vluchten, over
de vertragingen en over de
vijf of drieminuten-separatie
bij grote vliegtuigen, die
allemaal voor de baan hangen
op grote vliegvelden, maar dat
werd niks. Waardeloze zaak: de
luchtverkeersleiding Eelde mag
of wil niet geïnterviewd
worden en de telefoondame op
Schiphol, waarnaar ze
verwijzen, is heel aardig maar
volstrekt nietszeggend.
Daarom
eerste Alinda over de
tijdbeleving in het
restaurant, daarna zingt Jim
Groce ‘Time in a bottle’
en vervolgens horen we Han
over het call centre.
tijdbeleving
‘tijd in de taal’
Tussen
Alinda en Han in, hoorde u Jim
Groce met Time in a bottle’,
hij wilde tijd wel bewaren en
terug kunnen roepen. U hoorde
in het kort ook dat overal
tijd aan te pas komt. Ook als
je gezellig een diner zit te
peuzelen, is er toch gerekend
met tijd - en ook als je belt
naar een informatielefoon
speelt tijd een rol. De mensen
verlenen service, maar het mag
van de baas niet te lang
duren. Tijd is geld, u kent
dat wel.
Daarmee
zijn we in de beland bij de
tijd in het taalgebruik. Daar
zie je nog eens wat tijd met
ons doet, wat we van de tijd
vinden, of van wie de tijd
eigenlijk is. We hebben de
tijd verdeeld in ‘tijd van
de baas’ en je ‘eigen
tijd’, maar dat is nog niet
genoeg. Je baas stelt werk- en
rusttijden vast, passend
binnen de wettelijke toegstane
tijden, maar er wordt ook
gekeken naar de productieve
tijd. Tijdanalisten gaan na,
via tijdschrijven, hoeveel
tijd een bepaald karwei moet
of mag kosten, want daar wordt
de calculatie op afgestemd.
Voor een technisch product,
waarbij machines draaien is
dat goed te berekenen. Voor
ander werk waarbij geregeld
vergaderd moet worden, maakt
men weer onderscheid in
allerlei gradaties. Het wemelt
van termen als effectieve
tijd, niet-productieve uren,
doorlooptijden en toerekenbare
uren en dan moet ook nog
onderhandeld worden welke
reistijd onder werktijd valt.
Hoewel
de tijd van leven voor de
gemiddelde mens sinds vorige
eeuwen toeneemt, roepen we nog
steeds dat we bij de tijd
moeten blijven. En als we niet
zo gauw weten wat we ergens
mee aan moeten, halen we een
oude dooddoener uit de la:
Och, de tijd zal ‘t leren.
Echt een tijdloze opmerking,
wat hier minder erg is dan als
je met de mode meemoet. Daar
veroudert iets heel gauw en
ben je niet meer bij-de-tijds
bezig. Als je dat dan maar
bijtijds in de gaten krijgt.
In
de afgelopen 50 jaar is de
nauwkeurigheid van tijdmeting
met de factor van een miljoen
toegenomen. Mijn grootvader
had geen idee wat een
‘splitsecond’ was. Zijn
tijd werd afgemeten aan een
pijp tabak- en dat kan nog. Ik
weet als pijroker ook hoe lang
een rit duurt, ik kies soms
mijn soort pijp en tabak
daarop uit. Het duurt altijd
minstens een half uur, maar
een uur kan ook. Bij
pijprookwedstrijden gaat het
erom wie de pijp het langst
brandend kan houden. Dat is
het leuke in deze hevige
snelle tijd - dan gaat het er
om wie het langzaamst is.
Prachtig toch, maar de
tijdregistratie gaat wel per
computer intussen. Het record
zit ergens omstreeks de 3 tot
3,5 uur pijproken - met
slechts drie gram tabak. Je
moet je gewoon even de tijd
gunnen.
Ach
ja, het zijn zware tijden voor
pijrokers, maar daar gaat het
hier niet om. Met zulke praat
verdoe ik de tijd van dit
programma over tijd &
tijden. En zendtijd is
bijzondere tijd, ook qua
beleving. Ik schrijf zelf het
draaiboek, dus ik bepaald de
tijd zelf, zoals ik eerder
zei. Tegelijkertijd ben ik -en
mijn technicus Peter Huitsingh
al net zo- gevangene van die
geplande tijd. De tijd
beheerst ons en dat levert
altijd spannende momenten op.
Maar ik weet geheid zeker dat
de tijd vliegt.
Het
gebruik van tijd is aan wijze
lessen gebonden, want tijd
verlummelen was vanouds
onchristelijk. De eerste
kloosterlingen moesten naast
hun werk, de rest van de tijd
besteden aan
godsdienstoefeningen.
‘Ledigheid was des duivels
oorkussen’ en nog steeds
zijn er mensen die dit voor in
de mond hebben liggen. Nu we
allemaal ‘op tijd’ staan,
hoor je geregeld ‘Hou je de
tijd in de gaten’?, ‘Is
het al tijd?’, ‘Hoeveel
tijd hebben we nog?’ en je
bent de pineut als je je
klokje vergeten bent. ‘Ik
dacht dat jij tijd bij je
had’, klinkt dan het
verwijt.
Tegenwoordig
moet je zelfs
oppassen als iemand je
vraagt ‘Hoe laat is het?’,
want kortgeleden bleek dat de
inleiding tot een beroving van
een fietser.
Hoogste
tijd om wat dooddoeners op een
rij te zetten. Hier volgen de
meestgebruikte antwoorden op
de vraag WEET U DE TIJD? of:
HOE LAAT IS HET?
Het
is:
- zelfde
tijd als gisteren,
- vast
weer zeurtijd
- net
zo laat als even geleden,
maar ietsje later
- weet
ik niet, het verandert
steeds
- kwart
voor krenten, morgen
rozijnen
- kwart
over de rand van de pispot
- kort
tijd: als je hard loopt,
kan je meelopen
- kwart
voor de sluis, als je hard
loopt ben je gauw thuis
- gewone
kloktijd
- een
mooie tijd om later te
worden
- hoogste
tijd!
Er
zijn genoeg spreekwoorden en
zegswijzen zoals: ‘Tijd
gewonnen, veel gewonnen’,
‘Tijd heeft vleugels en geen
teugels’,’Komt tijd, komt
raad’ en ‘Zoals het klokje
thuis tikt, tikt het
nergens’, maar de mooiste en
meest ware is deze oude
spreuk: ‘De tijd baart
rozen’. Het stond in 1550 al
in een der eerste gedrukte
spreekwoordenboeken. Het
betekent: door verloop van
tijd komt verzachting van leed
of een verbetering in
moeilijke situaties. Onthou
hem: De Tijd Baart Rozen, een
mooie spreuk.
Dit
is een goed moment, een goede
tijd om ook andere tijden te
bezingen.
We
laten dit doen door de
zeventigjarige blueszanger
John Hurt. Hij bezingt eerst
‘betaaldag’ en dan de
vrije tijd, of reservetijd
-hoe je het maar noemen wilt.
John Hurt met Payday en
Stocktime.
Tijdstippen
en aparte klokken
John
Hurt bezong ‘Pay day’ en
‘Stocktime’, belangrijke
tijden zullen we maar zeggen.
Op elke kalender en elke
tijdspanne zijn wel een stel
bijzondere tijdstippen of
dagen te vinden. We vieren
ijkpunten in de tijd.
Verjaardagen of geboortedagen,
jubilea en zelfs echte
tijdmomenten worden van
belang, zoals 50 jaar worden.
Dan heb je ‘Abraham
gezien’, wat tot de folklore
van Abrahammen en Sara’s
geven leidde. Je moet enige
bijbelkennis hebben om na te
gaan waar deze uitdrukking op
slaat. Ik zag vorig jaar dat
ook 30-jarigen en zelfs een
25-jarige met veel vertoon van
spandoeken en een halve
Abrahampop in de tuin, hun
jonge leeftijd vierden. ‘t
Zal er de tijd wel naar wezen.
(Of zijn de bang de vijftig
niet te halen?)
Vroeger
leefde men wel bij de tijd,
maar die was gekoppeld aan de
landbouwkalender. Het
buitenwerk was hoofdzaak. Hert
had zijn vaste seizoensritme.
De kerkklok of
de luidklok van het
kasteel of van de hereboer gaf
de kernpunten van de tijd aan:
begin, schaft en eindtijd. En
kerktijd natuurlijk - men
leefde op de klokgeluiden. Met
kerktijd is dat nog zo, eerst
een voorwaarschuwing en later
de klok van het begin van de
dienst. De werktijden in de
steden werden ook nog lang
aangegeven door de
fabrieksfluiten.
Het
aardige is weer dat in alle
kerktorens voldoende ruimte is
voor de luidklokken. Je ziet
het aan de galmgaten. Ook is
te zien, dat de wijzerplaten
van de latere kerklok om op te
kijken, er vaak bij extra bij
geplaatst is. De wijzerplaat
zit dan waar raar naast die
luidklok. In Vries zit de
wijzerplaat wel bovenaan en
midden op de toren, maar in
Diever zit hij in een
torenhoekje gefrommeld. De
kerk in Eelde heeft de tijd
met de wijzerplaat op het
achtereind staan; niet bij de
ingang maar ‘op de kont’,
naar de Hoofdweg gekeerd.
Klokken,
horloges en andere uurwerken
kunnen op maat gemaakt worden.
Mijn eigen uurwerk hier op
tafel is een ‘halve knol’,
uit Bodenwerder in Duitsland
en gemaakt ter gelegenheid van
het Baron von Münchhausenjaar
1997. Zoiets krijg je, als je
veel verhalen vertelt.
Een
mooi voorbeeld van een op maat
gemaakte kalender met klok
kreeg Hans Smits, bij zijn
afscheid als
secretaris-generaal van het
Ministerie van Verkeer &
Waterstaat in 1992. Die man is
een verschrikkelijke
‘workaholic’. Zijn
kalenderjaar telde 14 maanden,
de maand had dagen naar keuze
- met een maximum van 49 en
zijn werkweek kreeg acht
dagen. De bijbehorende klok
kreeg een indeling van
14 uren. De goede man was er
gelukkig mee. Zo had hij weer
tijd zat. Maar hoe die tijd
voelt?
We
laten Mary Black maar zingen,
die nog tijd nodig heeft.
Luister naar ‘There Is A
Time’.
Vervolg
nieuwe tijden, rare kalenders;
afsluiting thema
Mary
Black, met There Is A Time,
een prachtig lied. Wij
zitten intussen in de laatste
tien minuten van dit programma
Het Schrikkelt, waarin we de
tijd & tijden bij de kop
hebben. Tot slot laat ik u
kennismaken met andere
jaartallen en vreemde tijden.
Ook weer niet zo gek, want de
hele wereld deed gek toen dit
jaar aanbrak, alsof dat de
nieuwe eeuw was. Mooi niet: de
nieuwe eeuw breekt pas aan op
1 januari komend jaar.
Ik
zal de jaartallen weer naast
elkaar zetten. Het is nu 2000
volgens de westerse kalender.
Dat is gebaseerd op en
afspraak uit 573 na Christus.
Als we echt gaan tellen vanaf
de feitelijke geboorte van
Jezus, moet het nu 2004 zijn.
De joodse kalender is ons een
tijd vooruit, die staat op het
jaar 5760. Hun telling begint
bij de schepping van de
wereld. Deze is, ergens in de
4e n.C., door een
gezaghebbende rabbi
vastgesteld op (omgerekend)
het jaar 3761 v.C. De
boeddhistische kalender staat
dit jaar op 2544, terwijl de
moslimtelling begon bij de
vlucht van Mohammed van Mekka
naar Medina, op 16 juli 622
(onze tijd). Deze kalender.
die volgens de maanstanden
wordt berekend, is omstreeks
640 gecreëerd door kalief
Omar I (Abu Hatsa Ibn
Al-Chattab). Dan is er nog
sprake van een Oudromeinse
kalender die nu het jaar 2753
aanwijst, een Oudbabylonische
kalender die in 2749 zit en
een Maya-kalender in
Zuid-Amerika die het jaar 5119
al gehaald heeft.
Het
mooiste verhaal leveren de
kalenderhervormingen op.
Sommige heersers willen de
tijdrekening bij zichzelf
laten beginnen. Dat was ook zo
bij de Franse Revolutie van
1792, nadat ze de Franse
koning en koningin onthoofd
hadden. Op 5 oktober 1793 werd
een nieuwe jaartelling
afgesproken, toen de Conventie
met terugwerkende kracht de
‘Republikeinse Kalender’
instelde, te beginnen in de
nacht van 21 op 22 september
1792. Napoleon gooide deze
afspraak overboord en per 1
januari 1806 werd de vanouds
gangbare kalendertelling weer
opgepakt. Als de Republikeinse
kalender gebleven was, had
Frankrijk nu in het jaar 208
geleefd. Ze weten nu wel
beter.
Het
‘wereldtijdbureau’ dat
over de klokken en tijden
gaat, is gevestigd in Parijs.
Er
is heel lang gepraat over een
handige, nieuwe
kalender, waarin elk
jaar op dezelfde dag begon.
Een januari zou altijd op
zondag vallen. Elke datum viel
altijd op dezelfde weekdag (je
was dus altijd op dezelfde dag
jarig). Elk kwartaal had 91
dagen en precies 13 weken.,
met elke maand precies het
aantal (toen gangbare) 26
werkdagen. Het plan werd in
1834 in Rome gepresenteerd en
kreeg in 1887 zelfs een
belangrijke Franse prijs. In
1907 werd in Engeland een
wetsvoorstel tot invoering
ingediend., Amerika boog zich
er in 1929 ook over en in 1931
willen Griekenland en
Zwitserland er ook wel aan. De
kerken hadden geen bezwaar, op
de orthodoxe joden en de 7de
dags-adventisten na. In 1956,
met i januari op een zondag,
zou het moeten beginnen. Dat
is nooit gebeurd. In 1961 was
de herkansing voor de
invoering, maar die poging is
nooit ondernomen. De
‘nieuwe’ kalender is na
1956 zachtjes gestorven. Maar
wie weet?
Mijn
duveltje van de tijd speelt
weer op: Up Jumped The Devil,
van Gabe Chen.
Afkondiging
En
midden in de muziek van Gabe
Chen, ‘Up Jumped The
Devil’ vertel ik u dat we
aan het eind van dit uur
‘Van Dingen &
Deuntjes’ zijn. Het heette
vandaag Het Schrikkelt en het
ging over tijd, tijden,
tijdmeting, tijd beleven en
kalenders en dat vanwege
komende dinsdag, de
schrikkeldag. Oja, en hou de
vrouwen in de gaten die dag!
Dit
programma werd gemaakt en
gepresenteerd door Jan Tuttel,
met als vingervaste technicus
Peter Huitsingh. Bij de
muziekkeuze werd assistentie
verleend door Henri Kremer,
Bart Nijstad, Han Tuttel, Roel
Boerma en Nanda van den Berg.
De
teksten van dit uur kunt u
volgende week vinden op
internet www.tuttel.com/dingen&deuntjes.
Volgende
maand, laatste zondag is dit
programma er weer. De titel;
is dan HET WINTERHAAR D’R AF
en het gaat over haar en
haren, knippen en scheren,
haar en haarmode en baarden -
en snorrenmode.
Blijf
luisteren, want na het nieuw
komt Huub Bremmers met zeer
beluisterenswaardige muziek
van ‘een tijdje terug’.
Dag
en maak er wat moois van. Het
is er de tijd voor!
|