Goeiemiddag en welkom bij het
informatief programma 'Van
Dingen en Deuntjes', elke
laatste zondag van de maand.
De vaste luisteraars weten,
dat we elke keer een uur lang
een bepaald thema bij de kop
pakken. Dat gebeurt vandaag
voor de 34ste keer, als ik
goed geteld heb. De meeste
(geschreven) teksten kunt u
ook nalezen op internet www.tuttel.com.
Deze maandelijkse serie wordt
nog een half jaar voortgezet,
maar eindigt op de laatste
zondag van juni volgend jaar.
Dit programma 'Van Dingen
& Deuntjes' behandelt bij
voorkeur een onderwerp, waar
wat over te melden valt èn
waar bijpassende muziek voor
te vinden is.
Voor vandaag lukte dat goed.
Ik heb 9 stuks muziek voor u
in de aanbieding, die allemaal
te maken hebben met het
onderwerp van vandaag:
SNOEPERIJ. Deze uitzending is
geheel gewijd aan snoeperij.
Niet toevallig natuurlijk,
want we zitten midden tussen
een stelletje feestdagen die
je ook 'eetdagen' kunt noemen.
'Snoepdagen' in dit geval,
want overal ter wereld zijn
feestdagen van nature ook
eetdagen en dagen met extra
lekkers. Bij feest hoort
gewoon feestelijk en
uitgebreid eten. Het is een
van de kenmerken. Soms wordt
onderscheid gemaakt tussen
groot en klein, maar zeker is
dat we nú met feesten op de
kalender te maken hebben, waar
de kinderen een hoofdrol
spelen.
Bij de feestdagen van november
en december, Sint Maarten,
Sinterklaas en kerst wordt ook
veel gesnoept. Er hoort ook
passend snoepgoed bij als
strooigoed, taai-taai,
borstplaat of kerstkransjes.
Het gekke is dat bepaald
snoepgoed echt aan een
feestperiode gebonden is. Als
je in de zomervakantie per sé
pepernoten wilt hebben, moet
je ze zelf bakken.
Kerstkransjes met Pasen zijn
ook zeldzaam. Bepaalde feesten
ontlenen hun karakter ook aan
de snoeperij. Niet alleen in
de christelijke traditie, ook
de islamieten kunnen er wat
van. Hun vastenmaand ramadan
wordt afgesloten met een groot
en belangrijk feest, het
Suikerfeest, genoemd naar het
vele snoepgoed.
Ons (vooral noordelijk) Sint
Maartenfeest is heel anders
van karakter, maar voor de
kinderen
maakt het niks uit. Als
er maar niet teveel (te) goed
bedoelde opvoedkundige
snuisterijen uitgedeeld
worden. De gevorderde
'lichielopers' willen het
liefst snoep. Sterker nog: met
Sint Maarten kiezen de
kinderen hier in het noorden
de route die het snelst het
meeste snoep opbrengt. De
woonwijken worden pas bezocht
als de middenstand in het
centrum afgewerkt is. Buitenaf
komt bijna geen kind meer
langs. En nog véél sterker:
afgelopen Sint Maarten zijn er
zelfs kinderen uit (minstens)
een dorp in onze gemeente per
auto naar de winkels in Assen
vervoerd om daar een nòg
grotere buit aan snoep in te
slaan!
Het sinterklaasfeest mag dan
wel diervoeder als stro &
winterwortels, alsmede
transport per stoomboot en
dakhazerij per paard
propageren, de kern van de
vreugde ligt toch bij het
snoepgoed en de cadeautjes.
Pepernoten, taaitaai,
speculaasjes, strooigoed,
chocoladeletters, borstplaat
en marsepein voeren de
boventoon. En 'bergen
suikergoed' ! Luister maar: De
zak van Sinterklaas
Nou, u hoorde het luid en
duidelijk: 'marsepein en
bergen suikergoed'
en vooral 'lekker en
zoet'. Daar gaat het om. Snoep
is een zeer gewild artikel.
Snoep behoort nu tot de
levensbehoeften in een gezin
met kinderen, terwijl
snoepgoed oorspronkelijk een
vorm van luxe was. Zodra
kinderen zakgeld uit te geven
hebben, is het kopen van snoep
een van de hoofdactiviteiten.
In 1990 is onderzoek gedaan
naar het uitgavenpatroon van
scholieren.
Het kopen van snoep stond op een (met het kopen van
CD's gedeelde) derde plaats,
achter uitgaven voor het kopen
van cadeaus en uitgaan; 60%
van de scholieren koopt
geregeld snoep. Het bedrag dat
aan snoep werd uitgegeven was
niet groot. Het zat bij de
laagste vier bedragen in een
serie van 19 mogelijkheden om
je geld uit te geven. Maar
voor een paar gulden heb je al
heel wat lekkers!
Toen ik een maand eerder mijn
stem zowat kwijt was, vroeg ik
de dropspecialist op de markt
in Assen naar een mix van
medicinale drop 'voor de zere
keel en de schorre stem'. Hij
vroeg of het ook lekker mocht
zijn. Ja, dat mocht hélemaal
van mij en zo kreeg ik voor
vijf gulden een baal
smakelijke en heilzame dropmix
mee. Ik had hem willen
interviewen, maar net op zijn
marktdagen was ik elders
bezig. Jammer, want hij
vertelde dat zijn
snoepspecialisme voortkwam uit
een gewoon kioskbedrijf. Van
de tabak, de kranten, de lotto
en de wenskaarten naar 100%
snoepgoed, vooral drop.
Er ging nog een gepland
interview niet door. De
dropfabriek in Oosterwolde
wimpelde het verzoek om een
gesprek af met de korte
motivatie "Wij doen niet
aan deze publiciteit".
Oftewel: ik had
kennelijk een 'zuurtje' bij
die dropfabriek te pakken…
Wat doen dan wèl dit uur?
Nou, gewoon wat 'rondeten' in
het land van zoetwaren, drop,
chocola en andere lekkernijen
of versnaperingen. Wat is er,
waar komt het vandaan en
waarom heet het zo? Eigenlijk
is er een grote variëteit in
snoepgoed, omdat er makkelijk
kleine veranderingen zijn door
te voeren. Drop, pepermunt,
suikergoed of koekjes kun je
in alle vormen gieten, kneden
of bakken. Zo kun je een
snoepmode manipuleren. Ook met
kleur kun je allerlei grappen
uithalen.
Smaken kun je een beetje variëren,
maar maak het niet te gek. De
les van de mislukte nieuw
colasmaak is in de versnaperingenbranche ook ter harte genomen. Men
blijft in de buurt van de
bekende smaken, maar zoekt
naar nieuwe combinaties of
naar een ander uiterlijk.
Betere eigenschappen kunnen
snoepgoed ook 'goed doen'.
Denk maar aan de vernieuwing
van die chocoladerondjes, waar
een ander suikerlaagje op
kwam- zodat ze niet zo gauw in
de hand wegsmolten.
Oude getrouwen in de
lekkernijen-etalage blijven.
Zolang de smaak van het
publiek tenminste niet
verandert. En wereldwijd is
'zoet, zoeter, zoetst' nog
steeds in de mode. Dus houden
het Haagse hopje en de praline
stand, om enkele specialités
te noemen. Het Haagse hopje en
de praline zijn naar adellijke
smaakmakers genoemd,
het marsje naar meneer
Mars, het mierzoete Turks
fruit naar het land van
herkomst en de tumtummetjes
hebben met een Brits maagje te
maken. We hebben het straks
over pepermunt, waar een
medicinaal luchtje en een
calvinistisch smaakje aan zit.
Er is ook speciale
veganistenpepermunt, ontdekte
ik op internet. Op internet
kun je snoepsoorten bestellen,
die in eigen land niet te
krijgen zijn.
Maar- het gaat dit uur vooral
over zoetigheid. Als
smaakmaker draaien we daarom
een ragtime over een boom waar
ze zoetigheid uithalen, de
suikeresdoorn van Canada. U
hoort Joshua Rifkin aan de
piano met een nummer van Scott
Joplin: Maple Leaf Rag
De 'Maple Leaf Rag'', een
nummer van Scott Joplin uit
1899 (over 'ouwe gouwe' hits
gesproken) met de naam van de
Canadese vlag. Het blad in de
roodwitte vlag
moet de suikeresdoorn
symboliseren, maar biologen
ontdekten dat de ontwerper een
blad met scherpere punten van
een andere esdoorn gekozen
had. Men heeft het maar zo
gelaten.
Snoeperij is meestal zoet. De
zoetstof is vaak suiker, een
gewone natuurlijke stof.
Plantaardig, zoals van deze
boom, van berkenhout
(xylitol!),van suikerriet, van
de suikerbiet of van andere
plantensoorten. Er is een
snoepfabriek die
suikervervangers gebruikt,
afkomstig uit zetmeelbronnen
als maïs of aardappelen. Ook
wordt een suikervervanger
gewonnen uit de lactose in de
melk. Daar heb je dan een
zoetstof van dierlijke
oorsprong. De bekendste, en
misschien wel oudste in die
categorie is honing. Mijn
eerdergenoemd 'dropboer' op de
markt had ook een
combinatiedropje met honing
erin.
Er zijn snoepfabrikanten, die
proberen minder calorieën in
hun product te stoppen, met
behoud van de zoetkracht.
Fabrikanten zoeken ook naar
zoetstoffen, die van
natuurlijke oorsprong zijn,
die niet plakken en
verfrissend in de mond zijn
(denk even aan lolly's), niet
dik maken en toch zoet genoeg
zijn. Snoepgoed maken is een
vorm van voedseltechnologie
geworden. Er is daarom ook
snoep genoeg voor diabetici.
Er is een geweldige markt voor
versnaperingen. De CSM
(voorheen de Centrale Suiker
Maatschappij), een
internationale groep van
ondernemingen die met de
ontwikkeling, productie,
verkoop en distributie van
ingrediënten voor
voedingsmiddelen actief is,
kocht in 1997 de
Scandinavische onderneming
Malaco over. Die firma maakt
en verkoopt een breed
assortiment suikerwerk als
drop, winegums, toffees en
kauwgom. De CSM had daarmee de
marktleider van dat snoepgoed
op de Scandinavische markt in
handen.
Ze waren zelf al marktleider
met drop en suikerwaren in
Nederland, met hun afdeling
'Red Band Venco' - met een
jaaromzet van 180 miljoen
gulden. Ze hebben fabrieken in
Roosendaal , Sneek en in
Turnhout. De club had al een
sterke positie 'ín het
dropsegment van de
suikerwerkmarkt'- zoals dat
heet- maar is na de aankoop
Europees markleider in drop
met 20% van de markt.
En u weet vermoedelijk wel, dat drop een typisch
snoepje van Noordwest-Europa
is. Amerikanen, Afrikanen en
Aziaten moeten het
bijvoorbeeld eerst leren
waarderen, als 'vreemd'
snoepje. Als ze het lekker
vinden, moet er altijd drop
nagestuurd worden!
Weet u waar je het beste terecht kunt voor lollies,
katjesdrop, mentholsnoepjes,
zuurtjes, pepermuntjes,
kauwgum, spekkies,
tumtummetjes, schuimpjes,
toffees, M&M-etjes,
chocoladerepen, marsjes,
groentjes, salmiak, veterdrop,
ijssnoepjes of smarties?
Natuurlijk de snoepwinkel of
zoals John Hurt het bezingt:
bij de 'Candy Man'.
John Hurt met de 'Candy Man ',
een klassieker die door veel
muzikanten op hun repertoire
is gezet. John Hurt was een
zwarte
'Mississippi'-blueszanger, die
op zijn 70ste
uitgenodigd werd om zijn
'naturel muziek' te vertolken
voor een officiele opname voor
de Amerikaanse 'Library of
Congres'. Hij speelde normaal
alleen maar voor vrienden en
bekenden en zelden voor
blanken. Drie jaar na deze
opname in 1963 overleed John
Hurt. Zijn
muzikale snoepwinkel,
de Candy Man, bleef
voortleven.
We gaan verder met wat
snoeperij, die onder de
specialiteiten vallen. Neem
nou drop, waar we het net over
hadden. Het is typisch iets
van onze streken. John Hurt
zal het niet gekend hebben.
Nederlanders gelden als de
meest fanatieke dropeters.
Nergens wordt zoveel drop naar
binnen gewerkt als bij ons. De
dropconsumptie bedraagt zo'n
30 miljoen kilo per jaar! (Ja,
neem d'r nog maar een)
Het is niet zeker hoe dat zo
gekomen is, maar het lijkt
erop dat we de dropliefde
overgenomen hebben van de
Nederlandse koloniale
zeevaarders naar 'de Oost'. Op
hun reizen naar
Nederlands-Indië maakten ze
kennis met de zoethoutwortel,
een van de voornaamste ingrediënten
van drop (weer zo'n
natuurlijke zoetstof
trouwens). Dit product had de
eigenschap om slijmoplossend
te werken, zodat het ook als
een soort medicijn diende.
Drop en mentholsnoepjes kun je
dus als een soort medicinaal
snoepje zien, dat de keel en
de neus vrijmaakt. Het geeft
lucht en het maakt de zere
keel wat soepeler.
Ik spreek uit ervaring. Een
lezing voor een zaal met
500man ging vorig jaar bijna
mis door de zere keel en
schorre stem. De hele autoreis
(het verhaal moest in
Noordwijkerhout plaatsvinden)
is drop en groentjes gekauwd
en bronwater gedronken om de
stem soepel te maken. Het is
gelukt, maar de drop kwam
daarna mijn neus uit… Trouwens veel drop eten kan een verhoogde bloeddruk
opleveren.
Er bestaat een 'Drop of the
Month Club' van
dropliefhebbers, die elke
maand een lading drop naar
haar leden in het buitenland
stuurt. Maar, zoals gezegd, er
zijn tegenwoordig
verschillende mogelijkheden om
via internet aan drop te
komen. Als je uitgaat van dat simpele stuk zoethout, verbaas je je
over de geweldige hoeveelheid
aan soorten drop. Er zit
variatie in smaken, van
lichtzout tot zachtzoet, van
salmiak tot drop met honing.
En dan hebben we het nog niet
over vormen en kleuren. Het is
zo algemeen, dat er zelfs een
bekend scheldwoord als
drop+3letters is ontstaan. Het
summum van de Nederlandse
dropcultuur!
Nu komt zoethout wel van een
boom, maar alle snoeperij
groeit niet aan de bomen - tot
verdriet van veel kinderen.
Als troost nu een muzikale
snoepboom, 'Candy Tree' door
'All About Eve'.
Een wonderboom eigenlijk, de
'Candy Tree' door 'All About
Eve' .Toch bestaan zulke
wonderbare snoepdragende bomen
en planten. Ze worden gemaakt
naar behoefte, vooral
om anderen ergens toe aan te
sporen. Zo weet ik van
chocoladebomen en
chocolade-orchissen. De
chocoladeboom is een boom,
waar zomaar chocoladerepen in
hangen. Rijp voor de pluk. Het
beloont de kindertjes voor het
doorlopen, maar je weet nooit
waar zo'n boom groeit. Die
'chocoladeorchidee' was een
plantensoort, die ergens zó
zeldzaam voorkwam, dat de
deelnemers aan een
natuurstudiekamp heel secuur
moesten inventariseren. Wie
als eerste de bijzondere
orchidee ontdekte, verdiende
een reep chocola. Naast de
Nederlandse en botanische
naam, kreeg de soort
natuurlijk de bijnaam
chocoladeorchidee. Zo kwam het
ook in het verslag te staan.
Mensen van dezelfde NJN
(Nederlandse Jeugdbond voor
Natuurstudie) die dit
natuurkamp niet meegemaakt
hadden, snapten er later niet
veel van.
Snoep, lekkernijen eigenlijk,
dienen dus ook als beloning.
Als het om delicate
chocolaatjes ging, mocht je
die vroeger van een speciaal
schaaltje nemen. Bonbons en
ander chocoladewerk van enige
allure, horen op een
schaaltje. Maar sinds alles
voorverpakt en voorgedrukt met
kassacode aangeboden wordt,
eet je bonsbons, pralines en
flikjes uit 'een puutje'.
Het maken van chocolade is al oud. In 1745 vestigde
Caspar Flick in Amsterdam een
fabriekje. Ene Jan Dekker nam
in 1799 het chocoladebedrijfje
over als 'Erven Caspar Flick
& Co'. Ze maakten o.m.
'flikjes', chocolaatjes waar
in 1911 al namaak van op de
markt kwam. In 1872 was een
'flickje' nog een besuikerd,
rond chocoladekoekje; in 1899
waren de 'suikererwtjes' van
de chocola af. Toen Droste
deze 'flikjes' op de markt
bracht, waren het die platte
chocoladelekkernijen in zo'n
speciaal model doosje
gerangschikt. Geen snoepje,
wel snoepgoed in de zin van
versnapering of lekkernij.
Er is een voorbeeld van een
Italiaanse familie, die in de
19de eeuw naar
Amerika trok. Ze hoorden met
hun streekgenoten tot de
tweede golf gelukszoekers die
in Californië naar goud
gingen zoeken. Ze hadden geen
geluk en vader Ghiradelli nam
zijn oude vak van
chocolademaker op. Dat ging
wel goed en nu is Ghiradelli
het grootste chocolademerk in
Amerika. In het vervallen
mijnwerkers- en
goudzoekersplaatsje Hornito
staat hun eerste onderkomen,
waar hij met het
chocoladewinkeltje begon. Het
is het enige stenen huis en is
nu historisch monument. Twee
jaar geleden ontdekten we die
plek met bijbehorend verhaal.
De echte chocolaterie in
Groningen-Stad aan de Vismarkt
-met ambachtelijk
gemaakte bonbons en
chocolaatjes- sluit dit jaar.
Het product blijft in trek,
maar de bereiding wordt
overgenomen door grote
ondernemingen.
Er is ook een oorlogspiloot
bekend geworden als 'the
Chocolate Flyer'.
Tijdens de Berlijnse
Luchtbrug in de 'Koude Oorlog'
gooide hij aan zakdoeken en
ander 'chuutjes' repen chocola
en ander snoepgoed uit, vlak
voor de landing op vliegveld
Tempelhof in Berlijn. Later
namen veel vliegers dit gebaar
over, wat zeer gewaardeerd
werd door de Berlijners die
nog in een puinstad en armoe
leefden, zo vlak na de oorlog.
Tot slot van de chocola hebben
we van 'Deacon Blue' nog een
lekkernij: the Chocolate Girl.
En met 'the Chocolate Girl'
van Deacon Blue laten we de
chocoladeversnaperingen even
voor wat ze zijn. Misschien
kom ik er straks nog op terug
met een praline, maar ik neem
u even mee naar de historie
van het snoepen. Snoepen is
eigenlijk een luxe, maar
tegelijk ook onmisbaar in de
maatschappij. Je kunt
'zondigen' zonder iets ergs te
doen. Je kunt snoep als
beloning inzetten voor
geleverde of te leveren
prestaties. Het is
pressiemiddel en in het ergste
geval is het een lokkertje
voor iets ergs.
Zo heb ik als kind melk leren
drinken, doordat er zo'n
hoestbonbon ingekieperd werd,
die gauw oploste. Als ik dat
snoepje wilde bereiken, moest
die klerebeker melk eerst
leeg! Verder heb ik een
tandarts gehad die snoep gaf
na een behandeling 'zonder
gezeur'.
Vermoedelijk deed hij
ook aan klantenbinding. In elk
geval: nog steeds wordt de
kinderen geleerd om 'geen
snoepjes van vreemde mannen
aan te nemen'.
Snoepgoed, zoetwaren in
vaktermen,
kan alleen volop
verkrijgbaar zijn als de
grondstof suiker ook ruim
beschikbaar èn betaalbaar is.
Dat is lang niet het geval
geweest. Deels door de hoge
suikeraccijns, deels door
gebrek aan genoeg suiker. Een
ander aspect waren de
eetgewoonten. Neem nou het
broodbeleg, dat in de periode
1900-1940 meer niet dan wel
aanwezig was. Hooguit boter op
tafel, of hooguit extra beleg
als er geslacht was. Zoet
broodbeleg kwam pas langzaam
op gang: "De grootste
lekkernij op zondag was een
witte boterham met roomboter,
gevolgd door een bruine met
basterdsuiker". Meer
boterhammen gingen zonder
beleg.
Jam werd pas vanaf 1885 in
fabrieken gemaakt, maar thuis
jam maken was vanwege de dure
suiker niet te doen. In de
eerste helft vorige eeuw was
soberheid de norm bij het
consumptiebeeld. Er was weinig
geld onder de mensen en
zuinigheid stond bovenaan als
deugd. Men probeerde eerst via
ruilen aan andere spullen te
komen: een pond tabak voor een
big bijvoorbeeld (1900).
Luxeproducten die je kopen
moest, zoals suiker, vielen
voor velen nog buiten het
blikveld.
Vreemd genoeg nam het
suikerverbruik toe, doordat de
suiker in de Eerste
Wereldoorlog op de bon was.
Hetzelfde deed zich voor met
snoep in de Tweede
Wereldoorlog. Omdat je suiker-
en snoepbonnen had, 'mochten
die niet verloren gaan.'.
Achteraf werd zodoende
vooral buiten de grote steden,
waar nog amper gesnoept werd,
gezegd "dat ze door de
oorlog hadden leren
snoepen".
Ik heb bij een 80plusser
nagevraagd, wat ze snoepten in
hun kinderjaren. Dat was niet
veel: soms een chocoladereep
(Kwattareep) als beloning,
losse zuurtjes
('framboosjes'), soms
boterbabbelaars 'gekregen van
visite' en wat
pepermuntjes en
ulevellen 'in een papiertje'. Tegen de zere keel waren er wiebertjes en 'Pottertjes'.
Verder koekjes, als
opzettertjes en kleine
rozegekleurde likkoekjes. Het
leukste snoep kwam met de
feestdagen, zoals paaseitjes
of suikerbeestjes met
Sinterklaas.
En daarmee zit ik weer bij het
zoete spul. Zoet en lief ligt
dicht bij elkaar, menig meisje
hoort zich 'snoepje' noemen.
Ik laat u twee
'zoetelieven' horen. Eerst
'Sweet Sue', door Joe Venutti
& Eddie Lang, gevolgd door
'Sweet Georgia Brown', door
Django Reinhardt.
Twee keer zoetigheid, namelijk
'Sweet Georgia Brown' door
Django Reinhardt als laatste,
voorafgegaan door 'Sweet Sue'
door Joe Venutti & Eddie
Lang. Straks komen er meer van
deze 'sweeties',
uit een ander periode
in een ander genre.
We hebben de pepermuntjes
zowat elke vijf minuten in de
mond genomen, dus is het tijd
om deze steunpilaar van de
snoepcultuur beter te leren
kennen. Dankzij de website van
F. Cuppens is dat mogelijk.
Hij doet de historie van de
KING-pepermunt uit de doeken.
In 1902 richten enkele heren
het suikerwerkbedrijf Tonnema
in Sneek op. Dat maakte
pepermunt voor diverse
afnemers in verschillende
kwaliteiten en smaken. In de
jaren twintig verliet men die
opzet en koos voor een strak
merk- en kwaliteitsbeleid. In
1923 werd het eigen merk
gedeponeerd: KING, de koning
van de pepermunt. KING
betekende (de) Kwaliteit In
Niets Geëvenaard. De
losverkochte pepermunt
verdween. Vanaf 1929 werden
het pepermuntrollen, die de
eerste vier jaren nog met de
hand werden 'ingewikkeld'.
De smaak veranderde ook. Het
is een verfrissend product en
is meer dan gewoon maar snoep.
In het begin vond men de smaak
erg sterk. Tonnema zette dat
er dus op 'Extra Strong'. Nu
is dat de normale smaak
geworden, zodat er een nieuwe
sterkere pepermunt is gemaakt.
In 1993 kwam de nieuwe Extra
Strong; 'een combinatie tussen
kracht en lekker' zegt
Cuppens.
Via enkele universiteiten
wordt er trouwens al een
pepermuntsoort 'met cafeïne'
uit Amerika geïmporteerd, die
een nog heviger smaak schijnt
te bieden.
Aanvankelijk was de pepermunt
als natuurzuiver product in
trek als medicinale pepermunt.
De KING-pepermunt werd
geadverteerd als 'opwekkend en
verkwikkend als een weldadig
medicijn'. Men wilde de
kwaliteit laten controleren
door een onafhankelijk
instituut en kwam terecht bij
het 'Laboratorium voor
Chemisch en Microscopisch
Onderzoek: dr. P. Van
Hamel-Roos; Adviseurs voor
Scheikundige en Hygiënische
zaken van het Huis van H.M. de
Koningin'.
Dokter Van Hamel-Roos,
apotheker en analist te
Amsterdam, controleerde de
kwaliteit enkele keren per
jaar. Later nam de overheid
met het TNO dit type keuringen
over. Door een wetswijziging
verdween het predikaat
'medicinaal' van de
verpakking. Wat bleef is het
gezicht van dokter Van
Hamel-Roos, dat nog steeds op
elke rol KING-pepermunt staat.
Pepermunt hoort bij Nederland,
als 'nationaal erfgoed' wat
iedereen kan eten. Ook in de
kerk en daarmee is pepermunt
echt een 'kerkmunt' geworden.
Je kon er de dienst mee
uitzitten. Maarten het Hart
vond het een 'wit horloge' .
Na het opzuigen van drie
pepermuntjes was de preek
bijna ten einde. De -in
Antwerpen wonende- zanger Stef
Bos noemt het pepermuntje
zelfs 'de protestantse cocaïne
voor de gereformeerde
junk"
Het is het refrein van
een liedje op de CD 'Vuur' van
hem. Pepermunt maakt zo de
tongen nog eens los!
Muziek maar weer. Nog twee
sweeties: 'Hey sweet baby'
door de Chris Cain Band en
'Sweet little sixteen' door de
Beatles.
De Beatles gingen met 'Sweet
little sixteen' de Chris Cain
Band achterna, die 'Hey sweet
baby' lieten horen. Dat
'sweet' slaat nog steeds op de
begrippen zoetje, lekkertje en
snoepje, die een ruimere
betekenis krijgen dan hun
eigenlijke gebruik. Straks
komt er nog een stel
'sweeties', met weer een ander
andere stijl aan bod.
Als we over namen en
benamingen spreken kom je in
de snoepwereld aardige dingen
tegen. Neem nu die 'Candy Man'
en de 'Candy Tree', die we
eerder draaiden. U hoort er
onze kandij in doorklinken.
Maar wat is nu kandij? Ja, een
klont suikerkristallen aan een
draadje, naar keuze blank of
bruin. Vanouds een lekkernij
om op te sabbelen of te
zuigen. In de hete koffie
knappen ze vrolijk aan kleine
stukjes. Zo'n oud-Hollandse
suikerklont is in het Engels
veralgemeniseerd tot
snoepgoed. Ons woord kandij
komt als 'suykercandy' in het
Middelnederlands al voor en is
ontleend aan het Franse woord
'candi'. Dat is weer van het
Italiaanse 'zucchero-candi of
candito' gehaald. En is daar
in terecht gekomen uit het
Arabische woord 'quandi' ,wat
op suikerriet slaat. (Logisch,
want de suikerbiet is pas
sinds de tijd van Napoleon in
gebruik)
Het woord snoepen is een
eigenaardig woord. Het is in
de zestiende eeuw reeds
beschreven. Etymologen
verklaren snoepen als
afkomstig uit een Zweeds
dialectwoord 'snõpen' , wat
in de pas loopt met het
oud-Noors woord 'snõpa'. Die
termen duiden op snappen en de
taalkundigen vatten de woorden
snappen, snoepen en snuffelen
samen onder woorden, die
voortkomen uit de
grondbetekenis 'wat naar voren
steekt' . Neus, getuite
lippen, alles - en snavel en
sneb moet u ook in die
grondbetekenis zoeken. U kunt
het zelf nadoen: laat maar
eens zien hoe lekker een
snoepje is (zonder uw handen
te gebruiken). De mond wordt
getuit!
Het woord 'versnapering' is
natuurlijk familie van
snoepen. In 1637 kende men dit
woord, maar eerder in 1613 had
men het over 'versnapeling'.
In de levende taal veranderen
klinkers en medeklinkers wel
vaker. Paterswolde is
Potterwol. Vries wordt Vrais.
Een kind zegt krijn als hij
trein bedoelt. De versnapering
is een afleiding van het
werkwoord 'versnaperen', wat
zoveel betekent als
'versnoepen'.
Ik heb u nog een praline
beloofd, een bonbon. Het woord
bonbon komt natuurlijk ui het
Frans en is reeds eeuwenlang
in gebruik.
De praline komt ook uit
de Franse school, uit de 17de
eeuw. Het product is voor het
eerst gemaakt door de kok van
de befaamde maarschalk César,
hertog van Choiseul en graaf
van Plessis-Praslin. Het werd
opgediend als nieuw dessert,
een gebrande amandel
geglaceerd met suiker. De
gasten waren verrukt van deze
zoetigheid en wilden weten hoe
het heette. Dat liet de graaf
du Plessis-Praslin aan hun
beleefdheid over. Men koos
voor 'Prasline'. De maarschalk
stierf in 1675; in 1680 dook
dat woord prasline op in het
woordenboek. Later sleet het
af tot praline en veranderde
de betekenis. Een praline is
nu een 'bonbon bestaande uit
suikerbrei, amandelcrème en
een likeur, omsloten door
chocoladeomhulsel'.
Tijd voor de laatste twee
'sweeties' als muziek. Als
eerste 'Sweet Rose O'Grade'
door de Freddie Williams Four,
gevolgd door 'Roll in my sweet
baby's arms' door de New Lost
City Ramblers.
Echt een heel andere serie sweeties. 'Sweet
Rose O'Grady' door de Freddie
Williams Four is in
barbershopstijl gezongen,
terwijl 'Roll in my sweet
baby's arms' van the New Lost
City Ramblers echt een
railroadsong was. Maar zonder liefje, zonder sweetie lukt het nergens.
In dit laatste blokje tekst
vertel ik u nog wat
achtergronden van snoepgoed.
Eerst het pepermuntje, dat in
1778 in de woordenboeken
verscheen. Het is afgeleid van
de plantennaam van munt
"Mentha piperata",
die met haar muntolie de
smaakmaker is. Aardig is dat
in het Duits en Engels
dezelfde naam wordt gebruikt.
Chocolade is ook zo'n woord
dat breed gebruikt wordt in
Europa. De oorsprong van dat
woord ligt in Spanje
als 'chocolata'. Zij
haalden het op hun beurt weer
uit Zuid-Amerika, waar ze de
inlandse naam uit het Azteeks
overnamen voor dit goedje:
'xocolatl'. Xococ was bitter
en latl duidde op drank.
Drop is er ook nog. Dat woord
komt uit het Duits van drup,
Tropfen. Drop is als
geneesmiddel in de 17de
eeuw al genoemd. Het waren
toen nog gewoon gestolde
druppels van de stroperige
basisvloeistof, waar je drop
van maakt. Nu heb je
veterdrop, autodrop en
katjesdrop en is de druppel
ver te zoeken.
Het is wel aardig dat we toch
weer in de medicinale sfeer
eindigen, omdat snoep veelal
als verderfelijk wordt gezien.
Het is lekker, maar snoepen
mag toch niet. En àls je dan
al snoepen wilt "Snoep
verstandig, eet 'n
appel". Verantwoord zal
het wezen!
Nouja een pepermuntje in de
kerk mag. Een wybertje voor
een zere keel, een
mentholletje voor de frisse
mond. Maar verder?
Luister naar een citaat uit 1963:
"Snoepen is een (slechte)
gewoonte die zowel bij
kinderen als volwassenen
onmatige vormen kan aannemen.
Het snoepen komt dikwijls voor
bij verwende en verwaarloosde
kinderen. Ook volwassenen die
bijvoorbeeld niet meer willen
roken, gaan dikwijls over tot
snoepen.
Het leidt bij kinderen tot
aandoeningen van het
melkgebit, en bij voortzetting
vaak tot vorming van een
slecht definitief gebit. Bij
volwassenen leidt overmatig
snoepen tot slechte eetgewoonten en daarmee tot een slechte
conditie".
Einde citaat uit de Oosthoek
Encyclopedie deel 13, vijfde
druk uit 1963.
Wel een sneu vertaal om zo mee
te eindigen. Op internet is
het een veel vrolijker boel
bij snoep, drop of
pepermuntjes. Ik zou zo
zeggen: blijf alert op de
feestdagen, strooi goed -ook
maar veel eigenlijk- en geniet
van alle lekkers wat de
feestdagen te bieden hebben.