Goeiemiddag
en welkom bij dit maandelijkse
informatieve programma. Het is
vandaag zomertijd geworden, dùs
zal het wel een keer warm
worden - en als dat niet zo
is: dan doen we d'r wat aan.
Hoe doen we dat? We pakken een
geschikt onderwerp bij de kop:
Brand, of eigenlijk Bráááánd.
Toen
ik deze programmaserie, tijden
terug alweer, aan het
voorbereiden was, ging de
gedachte nog uit naar het
thema 'Brand & Brand
weren' met alles wat eromheen
zit. In het afgelopen jaar
hebben we in Nederland echter
twee onzettende brandrampen
meegemaakt. Eerst in Enschede
en vervolgens Volendam,
gebeurden verschrikkelijke
dingen waarbij
vlammen, gloeiende
hitte en rook & smook,
dood en verderf zaaiden. In
het spoor van de publiciteit
daaromheen, zijn hevige
branden en het brandweerwezen
ruim in de belangstelling
komen te staan.
Ze zijn ook ruim
behandeld in de media. Reden
om in dit programma het begrip
'brand' wat breder te
bekijken.
Je
kunt ook brand hebben zónder
vuur en vlammen, bijvoorbeeld.
Liefde - en verliefdheid soms
ook - kan een verzengende
hitte door het lijf jagen.
Niemand ziet het als je
lendenen in vuur en vlam
staan; je krijgt hooguit een
rooie kop en schuifelt wat met
de voeten.
Aan
de àndere kant, kan iets je,
in je binnenste lelijk
opbreken. In je maag
bijvoorbeeld, waarbij je last
krijgt van hevig zuurbranden.
De huid kan ook pijnlijk
gloeien door een of andere
kwaal, zodat je
die 'brand' er dan uit
moet zien te trekken met een
verkoelend zalfje, poeder,
kompres of ander middeltje.
Nouja,
dan hebben we nog de
brandnetel als plant met
brandhaartjes, die een
brandend gevoel op de huid
achterlaten. Hier helpt het
sap van een weegbreeblad en
nog wat planten weer goed
tegen. In de wereld van
kwekers en tuinders is 'brand'
bekend als een plantenziekte,
die veroorzaakt wordt door
schimmelinfecties. De weefsels
worden aangetast en de planten
kun je afschrijven. Bij bomen
treden aantastingen als
schorsbrand op, die andere
oorzaken hebben.
Je
kunt figuurlijk 'in de brand'
zitten, wat gewoon 'in de
puree' betekent.
Er is een spottende
zegswijze, die op de geweldige
toevalligheden bij sommige
branden van bedrijfsgebouwen
slaat. De eigenaar zit in
geldzorgen en floep, zomaar
vliegt zijn zaak in de fik en
'de verzekering dekt de
schade'. De volksmond zegt het
aldus: 'In de brand, uit de
brand'. Twee soorten brand in
één zegswijze.
Het
woord 'brand' heeft meerdere
betekenissen. Volgens de
etymologen
heeft het woord
oorspronkelijk van doen met
'vuur' en 'brandend stuk
hout', maar ook met zwaard.
Het 'glinsterend voorwerp' zou
de link zijn. Het werkwoord
'branden' (ooit als bernen en
brennen bekend) kreeg een
begripsverbinding met 'heftig
bewegen', te vertalen als 'ik
borrel op' en 'ik zied, kook'.
En zo voelt u óók de
herkomst aan van het woord
'branding' aan de zeekust!
Vuur
en brand kunnen ook als
instrument worden ingezet.
Zowel bij natuurbeheer als bij
diverse metaalvakken. Want zeg
nu eerlijk, wat is een smid
zonder brandend vuur! Dat
klinkt bij het Poolse
orkest 'Al Soyka' zo: Polka
Kowalska
U
hoorde de Smidspolka, Polka
Kowalska, van het orkest Al
Soyka, met Ray Spyka als
zanger. Dit Poolse orkest van
10 man is in 1950 opgericht;
warme muziek dus uit de tijd
van de 'Koude Oorlog'
eigenlijk.
Het
smidsvuur en het smeden heeft
altijd de aandacht getrokken
van de mensen. Het vervormen
van zo'n hard materiaal als
ijzer in een brandend vuur,
sprak wel aan. Zowel in de
mythologie, als in bijgeloof
en zegswijzen vind je dit
soort dingen terug.
Vuur,
het branden van vuur, zag men
heel lang als een volslagen
zelfstandig verschijnsel. Ja,
de goden hadden het en toen de
mensen het heilige vuur
gapten, waren de rapen gaar.
De goden van de Olympus lieten
een hele serie plagen op de
mensen los. Die zaten in de
Doos van Pandorra en toen die
open ging, vloog de ellende
over de hele wereld. Alleen de
hoop bleef onderin liggen.
Daar moesten we het verder mee
doen… En inderdaad. Dat is
soms het enige dat je nog
hebt.
In
de Middeleeuwen -en daarna ook
nog wel- werd vuur beschouwd
als een element, net als
water, lucht en aarde. Dat is
het niet, vuur is geen element
en het is evenmin materie.
Ongeveer twee eeuwen geleden
kwam er achter dat vuur niet
iets eigenstandigs was, maar
dat bij het branden een tot
dan toe onbekend gas een rol
speelde: zuurstofgas. Wij zijn
er al lang achter dat zuurstof
bijna altijd de 'drijvende'
kracht achter het vuur is.
Anders gezegd: zuurstof is de
eigenlijk 'vuurstof'.
Brandweerlieden weten het. Ze
horen erop verdacht te zijn
bij het binnengaan van
brandende panden of schepen.
Elke vlaag 'extra lucht' kan
ineens tot een catastrofe
leiden. Ik meen, dat in de
rampenfilm 'Backdraft' zoiets
zeer spectaculair in beeld
gebracht werd.
Een
brand heeft voedsel,
brandstof, en zuurstof nodig.
Brandbestrijding bestaat soms
ook uit het laten 'stikken'
van het vuur. In afsluitbare
scheepsruimten of magazijnen
wordt een onbrandbaar gas
gespoten, zodat het vuur
verstikt en dooft. Er moeten
dan geen mensen aanwezig zijn,
want die stikken ook…
Een
brand 'aan de lucht' kun je
proberen af te sluiten van de
luchttoevoer:
-brandende
pan: nooit mee gaan lopen,
maar deksel erop schuiven,
geleidelijk van je af. Bij
eventueel weglopen krijgt het
vuur extra zuurstof. En de
vlam waait dan in je
gezicht…
-oliebrand
op de grond of in een bak: met
de wind mee laag afschuimen of
afdekken met voor oliebranden
geschikte blussers (geen water
dus!). In elke garage moet dat
geregeld geoefend zijn, zodat
de eerste schrik en paniek
niet tot ongelukken leidt.
-met
zand afdekken kan bij sommige
lage openluchtbranden ook goed
uitpakken, als dat het vuur
maar verstikt.
Intussen
zijn we toch aan het
brandbestrijden gegaan, want
brand is een venijnig gevaar.
Ik heb voor deze microfoon al
eens verteld van mijn werk in
de ijzergieterij vroeger.
Vloeibaar ijzer, vuur,
brandend spul, hitte en
rook & smook waren
dagelijkse
arbeidsomstandigheden.
Eén moment van niet
opletten en je overall stond
in de fik, of je kreeg
brandputjes in je huid door
ingebrande spetters kokend,
vloeibaar ijzer - of nog
erger. Vuur en branden dienen
met respect bejegend te
worden.
Een
eigen, gecontroleerd, brandje
kan heel leuk zijn, zoals een
paasvuur of een kampvuur. Het
geeft een speciaal gevoel om
samen bij z'n vuur te zitten.
Wie wel in groepsverband
gekampeerd heeft, kent dat
gevoel. Er wordt vaak bij
gezongen, zelfs in canon: "Hoor je het zingen van het vuur".
Het
Groot Muziekpakhuiskoor -in
canon- met 'Hoor je het zingen
van het vuur'; een lied dat
iedereen die kampvuren kent,
wel eens gezongen heeft. Bij
een sterrenhemel en een
knappend en goed gebouwd en
goedgestookt vuur, zijn dat
aangename momenten.
En
daarmee wil ik ook zeggen dat
het bouwen van een goed
kampvuur en zéker van een
goed paasvuur -een aantal
meters hoger en breder-
geen kattenpis is.
Algemeen gezegd: een
brandstapel moet 'naar de zin
van het vuur' gebouwd worden.
En dat moet je leren.
Niet
alleen bij onze gewone
kampvuren, paasvuren of andere
vreugdevuren, maar heel
speciaal bij rituele vuren in
landen, waar ze aan
lijkverbranding in de open
lucht doen. Zo'n vuur moet
goed de brand er in krijgen,
want daar ga je niet al te
veel in staan porren -lijkt
mij. Maar wat praat ik - mijn
kennis er ervaringen zitten
bij de kampvuren en bij de
paasvuren.
Ik
kom nog weer terug bij de
brandbestrijding, bij de
brandweer dus. Snelheid is een
eerste vereiste om branden in
de kiem te kunnen smoren en om
mens en dier te kunnen redden.
De eerste minuten zijn van
levensbelang.
Daarom
moet de luchthavenbrandweer op
Vliegveld Eelde straks
verhuizen als de
baanverlenging gereed is. Ze
moeten binnen enkele minuten
op de hele baan kunnen zijn,
maar bij de langere baan komen
ze er nu nèt te ver vanaf te
zitten. Opschuiven dus, een
minuut of wat dichterbij.
Snel en goed, daar gaat
het om.
Luister
maar naar SKIK met: 'Ik ga als
een speer, ik ga als de
brandweer'
SKIK
in een razend tempo: 'Ik ga
als een speer, ik ga als de
brandweer'. Mooi nummer.
Er
was eens een tijd toen er
helemaal géén brandweer was.
In een periode met houten
huizen en hutjes met strooien
daken en met veel los afval in
het rond - en met open vuur,
om op te koken en voor een
beetje verlichting, en om de
hutjes en huizen te verwarmen.
Anders
gezegd: rampzálige tijden,
want hele steden en dorpen
brandden toen tot de grond toe
af. Niets hield het
verwoestend vuur tegen.
Niemand kon er iets tegen
doen. Op de verbrandde resten
werd een nieuw pand gezet.
Bij
opgravingen in Zutphen bleek
dat de meeste huisresten van vóór
1250 door brand zijn verwoest.
Het 'optrekje' van de graven
van Zutphen, een houten hof,
werd na de brand van 1100 in
tufsteen herbouwd. In 1284
werd Zutphen weer een prooi
der vlammen (let trouwens op
het taalgebruik: vuur is een
roofdier dat op de loer
ligt!). In 1612 ging in
Maastricht een wijk met 42
woningen in de fik.
In
Amsterdam woedden in 1421 en
1452 grote branden, die 2/3
van de houten stad platlegden.
De hoofdstad heeft niet meer
dan twee 16de
eeuwse houten panden over,
eentje op 't Begijnhof en
eentje aan de Zeedijk. De
laatste (nu onderdeel van het
Barbizon Hotel) heet " 't
Aepje".
En
laat dat nou het pandje zijn,
waar de uitdrukking 'In de aap
gelogeerd zijn' vandaan komt!
Rond
1600 hielde de uitbater van
het toenmalige zeemanslogement
apen, die meegenomen waren
door zeelieden van overzeese
reizen. De beesten stikten van
de vlooien, zodat men al gauw
van iemand die zich op straat
hevig stond te krabben, zei:
"Die heeft in de Aep
gelogeerd". Dit houten
huis heeft de branden
overleefd. En zijn verhaal
leeft ook nog.
Overal
kwamen stads- en dorpsbranden
voor. Enschede is eerder al
eens afgebrand en Vriezenveen
heeft in de 19de
eeuw een brand gekend, waarbij
20 boerderijen verloren
gingen. Maar als ze het over
'de Grote Brand' hebben,
bedoelen de inwoners van
'Vjenne' de dorpsbrand van 16
mei 1906: 228 panden branden
af en 1600 personen werden
dakloos. Kurkdroog weer,
allemaal strooien daken en een
straffe ZO-wind. Drie dagen na
de ramp bezocht de jonge
koningin Wilhelmina met gemaal
prins Hendrik het getroffen
Vriezenveen. Samen schonken ze
de bevolking fl 15.000,-. De
Vriezenveense handelhuizen in
st. Petersburg en hun
Russische zakenpartners
brachten samen fl. 70.00,- bij
elkaar.
Men
leerde ook het ramptoerisme
kennen, de 'braandkiekers'. De
eerste dagen kwamen 50.000
sensatiekijkers opdagen! Naast
de rokende puinhopen en
hulptenten kwamen kraampjes
van neringdoenden, die goede
winsten maakten - tot ze door
de veldwachters het dorp
uitgebonjourd werden.
Het
toont de risico's van
makkelijk brandbare
opeenhopingen van panden.
Branden werden rampen.
Pogingen tot blussen liepen
vaak op niets uit, want water
moest uit sloten en grachten
komen, of branddobben zoals in
de Drentse dorpen.
Mondjesmaat.
Aanvankelijk
ging dat zo: 'Twee emmertjes water halen' door Martine Bijl.
Inderdaad,
met emmertjes werd water in
een rij doorgegeven en dan op
het vuur geworpen. Martine
Bijl zal het nooit zo hebben
hoeven doen.
In
de 17de en 18de
eeuw kwamen er voorschriften
die het brandgevaar moesten
indammen. Houten huizen
moesten verdwijnen, waarvoor
stenen huizen in de plaats
moesten komen, De rijken
konden dat het eerste doen. De
rest niet. Het z.g. 'weke dak'
moest vervangen worden door
het 'harde' dak : stro, riet
en plaggen werden in steden
verboden als dakbedekking. De
gegoede burgerij kon dat, de
arme inwoners niet. Het duurde
ook een tijdje voor zoiets
lukte. Nadat er -eindelijk-
voor het merendeel stenen
panden stonden, kwamen er
nieuwe voorschiften over het
maken van brandmuren en het
open houden van brandgangen
bij. Zulke veiligheidsregels
zijn nog steeds van kracht
(Maar wel begrepen het vorig
jaar al: het is een kwestie
van naleven en van controle
daarop).
Tegelijkertijd
werd de organisatie van de
brandbestrijding aangepakt,
ook weer bij stukje en beetje.
Wie zich in Maastricht in de
17de eeuw wilde
inschrijven bij het
witmakersambacht, moest een
entreegeld betalen van 12
gulden, plus een leren
brandemmer. Bij een eerder
raadsbesluit in 1469 was al
bepaald, dat alle
stadsingezetenen een leren
brandemmer ter waarde van een
halve 'Rijnse gulden' moest
bijdragen.
De
proeve van bekwaamheid van een
schoenmaker, bestond uit het
vervaardigen van een leren
brandemmer, waarop het
stadswapen van Maastricht plus
jaartal moest staan. Een
gravure uit1759 toont 600
brandemmers, die aan het
plafond hangen in een
kloosterzaal van de
Minderbroeders, gereed voor
gebruik.
In
de 17de
eeuw kwamen in
Amsterdam echte noviteiten op
het vlak van brandbestrijding
naar voren. Jan en Nicolaas
van der Heiden ontwikkelen de
eerste (werkende)
slangbrandspuiten, waarmee je
ook naar binnen kon om branden
te bestrijden. Er werd een
vrijwillige brandweer
opgericht, een echte
brandweerorganisatie en ook
bijzonder: het eerste
brandweerboek ter wereld
verscheen. Daarna bleef het
twee eeuwen rustig aan het
brandweerfront.
In
de 19de eeuw kwam
de beroepsbrandweer (1874) en
kwamen krachtige
stoombrandspuiten in gebruik.
In Amsterdam is nog zo'n oud
brandweerwonder paraat. Het is
de stoomspuit 'Cerberus', in
januari 1900 in dienst gesteld
tot 1940, in 1976 gerenoveerd
en momenteel nog in staat om
3500 liter water per minuut te
leveren!
De
brandweer is niet meer weg te
denken uit de maatschappij. Ze
redden mens en dier, zijn
actief met de brandpreventie
en bestrijden alle soorten
branden naar beste kunnen.
Omdat die branden zo
uiteenlopend kunnen zijn -
denk maar aan de enorme
variatie in materialen waarmee
gebouwd en geconstrueerd
wordt- moeten de jongens en
meisjes voortdurend worden
bijgeschoold. Daarnaast
oefenen ze geregeld om de
vaardigheid op peil te houden.
En dan oefenen ze nog eens met
andere hulpdiensten, om de
samenwerking en de
communicatie ui te testen en
te verbeteren. En zoals eerder
al gebleken is bij de
Herculesramp op vliegbasis
Eindhoven en vorig jaar in
Enschede: het kan altijd
beter.
We
maken het de brandbestrijders
makkelijker- we doen er wat
regen bij: James
Taylor met 'Fire & Rain'.
'Fire
& Rain' door James Taylor
en zéker weten dat nattigheid
helpt tegen brand.
Branden
in de bebouwde kom hebben we
al besproken, het wordt tijd
voor een kijkje in bos en hei.
Bosbranden worden als grote
'crime' gezien, hoewel in
uitgestrekte natuurbossen een
brand tegenwoordig als een
natuurlijk -en dus normaal-
verschijnsel gezien wordt. Dat
geldt voor het Sequoia
National Park in Amerika, maar
niet helemaal voor de Drentse
boswachterijen.
Trouwens,
deze week werd bekend dat het
vliegverkeer tijdens branden
bestrijden bij hele grote
bosbranden ook niet zonder
risico is. Vorig jaar zijn er
in Amerika bij de
bosbrandbestrijding ruim 40
bijna-botsingen met
brandweervliegtuigen gemeld.
Er zijn ook enkele toestellen
neergestort. De National
Forest Service gaat het dan
ook anders aanpakken, met
minder vliegtuigen in
hetzelfde luchtruim, vol smook
en heiigheid.
Hoe
de vlag erbij staat in Drenthe
vraag ik aan Albert Henckel,
boswachter van Staatsbosbeheer
in het nationaal park
Dwingelderveld.
Van
boswachter Albert Henckel
hoorden we inside-informatie
over bos- en heidebranden, en
van the Dizzy Man's Band het
nummer 'Fire'. Daarna hadden
Martha Reeves en the
Vandella's het over 'Heatwave'
- het brandde ergens van
binnen, bij het hart of zo.
Het kan overal zeer
doen en branden of jeuken.
In
min of meer bedekte termen is
dit erotische fenomeen al
eeuwenlang bezongen. Op de LP
'Overspeelse Liedjes' met
teksten van Ernst van Altena,,
waar we zo een nummer van
laten horen,
vermeldt de auteur dat
geen van die liedjes jonger is
dan 150 jaar. De meesten zijn
al twee of drie eeuwen oud -
en bekend.
Het
is zelfs zo, dat bepaalde
'schuine' liedjes, waar bijna
altijd 'brand' of een ander
vurig verschijnsel in
meespeelt, sinds 1430 worden
bijgehouden. Ze staan bekend
als de 'wachtlokaaldeunen', de
'chansons de salle de garde'
Trois Orfèvres á la
Saint-Eloi en bevatten
honderden titels. De Parijse
Nationale Bibliotheek is
daarvan de schatbewaarder.
Achter de branddeuren ligt
heel wat 'brand' in het lijf
opgeslagen. Het is een
fenomeen van eeuwen…
Daar
helpt geen 'lieve moedertje'
tegen en met die plaatselijke
brandbestrijding is ook maar
raar gesteld. Men blijft aan
de gang. Er moet heel wat
geblust worden. We horen het
in twee muzieknummers.
Het
eerste geval van brand doet
zich voor bij Sylvia
Millecam: 'Braaand' - en Gait
moet help'n blussen.
Daarna
horen we Eva Kant
met de 'Stavenisser
Maagden', van de LP
Overspeelse liedjes.
Na
de in brand staande lijven van
Martha Reeves en Sylvia
Millecam, zitten we nu weer in
een bosbrand 'Fire on the
Mountain' van Gabe Chen
(Muziek -10). Brand en vuur is
een wereldwijd verschijnsel,
dat blijkt immer weer. Zelfs
onze paasvuren gaan over de
grens nog een verder het
buitenland in. Maar dat is een
ander verhaal.
Het
verhaal van dit uur over
'brand' en wat er mee
samenhangt, is nu over en uit.
U
luisterde naar 'Van Dingen
& Deuntjes', het
maandelijks informatief
programma op Radio LOEP.
Productie,
samenstelling en presentatie
Jan Tuttel, techniek deed onze
mede-muziekstoker Willem van
Dijk. Bij de muziekkeuze
hielpen Henri Kremer, Bart
Nijstad, Roel Boerma en Han R.
Tuttel.
Tot
laatste zondag van volgende
maand voor dit programma. Dag.
En…
u komt toch wel naar een
paasvuur he?
|