Varen in een Gat?
(Waternamen in de kop
van Overijssel)
In een water- en
moerasgebied als Noordwest-Overijssel kom je pas ergens als je vaart. Anders ook
wel, maar dat is ver omrijden. Per boot doorkruis je 't gebied over vaarwegen,
die vaak gracht, vaart of sloot heten. Vaak zit er nog een naam aan vast, die
een nadere verklaring van de historie of ligging geeft.
Gracht
De Kalenbergergracht
in de Weerribben komt door het dorp Kalenberg, maar heette in de 17de
eeuw Oudewegsloot en was nergens breder dan 2 meter. In de 18de eeuw wordt de 'Oldewechsloot' verbreed
tot vaarweg, vanwege de groeiende turfvaart. De Arembergergracht bij de Wieden
is genoemd naar de opdrachtgever, Graaf van Aremberg. Deze vaart is in de 16de
eeuw gegraven en wordt soms ook Aremberger Grift (=gracht) of Heerengracht
genoemd. Ten westen van Giethoorn lopen enkele grachten vrijwel oost-west. Ze
dateren ook uit 16de en 17de eeuw en zijn genoemd naar de
aangrenzende erven: Tijssengracht, Bouwersgracht, Kornelisgracht. Een nog ouder
stuk water is de Hamsgracht. Die is in de 15de eeuw gegraven als
'scheytsloot' tussen Blankenham en IJsselham (vandaar Hamsgracht)
en fungeert tevens als afwatering.
Vaart
Een vaart is
natuurlijk een vaarweg. De Vaart van Lenstra spreekt voor zich. Een mooie is ook
de Heer van Diezenvaart, terwijl de Eerste en Tweede Bokvaart (net als de
Puntersloot) hun naam ontlenen aan het gebruikte 'gevaar' (de soorten
vaartuigen). Dat hoeft weer niet te gelden voor de Klompenvaart, bij de Kooi van
Pen. Aan de westkant van de Kleine Beulaker heb je de Vaartsloot liggen, met de
Moespotvaart richting herberg De Moespot. In De Weerribben kun je De Nieuwe
Vaart en de Vaart naar 't Kraakstel ook nog wel thuisbrengen, maar waternamen
als 't Hoerekind, Twaalf Drachten, 't Jurries en 't Heert vrágen gewoon om een
spannend verhaal. Het wordt ingewikkeld, als er twee verschillende waternamen
aan elkaar geplakt worden. Zo kennen we het Vaartgat van Jan de Wagt en het
Vaartgat van Tietema, waarmee de achtergrond duidelijk wordt. Maar een 'vaart'
en een 'gat' zijn in principe verschillende waternamen. Het vaargebruik wordt
benadrukt, zoals bij de oude naam Opgaand Melkersgatje, vanaf de Hamsgracht. Het
Mallegat is de vaart tussen de Linde en Oldemarkt.
't Gat
't Gat als gewone
waternaam zien je bij het Meentegat, Kooigat, Kroonegat en 't Wiedegat of
Meulegat. Soms zijn ze naar de eigenaar of de omgeving genoemd (eendenkooi,
molen), of naar de eigenaar of de naam van de gronden. Het opmerkelijke is dat
we meerdere soorten 'gaten' kennen. Het gebruik als vaart kennen we. De naam gat
wordt ook gegeven aan een groot stuk water, een ondiepe plas die uit een aantal
aparte veenputten ontstaan is. De scheiding (de ribbe) tussen de trekgaten of
petgaten is verdwenen door weer en wind, of door graverij. Er blijft daarna een
groot, afgesloten stuk water liggen, zoals het Kooigat.
Op hogere
(zand)gronden heten diepe zandwinputten ook 'gat'. Ze worden meestal naar de
exploitant of eigenaar genoemd (Bolhuisgat bij Yde in Noord-Drenthe, Gat van
Homan Free op de Drentse Hondsrug).
Een 'gewoon' gat is de
veenput, in Noordwest-Overijssel petgat of trekgat genoemd. Het is de diepte
waarin (of waaruit) veen gebaggerd wordt en die in elke veenstreek z'n eigen
aanduiding heeft. Toch spreekt de naam 'Gat' niet aan. Men is er niet blij mee,
zogezegd. In Drenthe was eens een nederzetting, die de in gebruik zijnde
verveningsnaam 'Dwarsgat' droeg. Begin 20ste eeuw heeft het dorp de
naam van de kerkgemeente overgenomen en heet sindsdien 'Elim'. En zo kan elk gat
nog een oase worden!
Jan Tuttel
(bewerkte versie van artikel dat eerder verscheen in de
Natuuractiviteitenkrant 2001 van het nationaal park De Weerribben)