INDEX 

van dingen & deuntjes

reisverhalen

natuur en landschap

naamkunde

Drentse Aa

volkskunde

paasvuren

Harmjan van Steenwijk

vliegwerk

eem kiek'n

in de smiesterd

wie is wie

gastenboek

over de Tuttels

email Jan Tuttel

email Harmjan van Steenwijk

email WebMaster



Freak ProductionsFreak Productions

Bezoekers:

 

 

laatste update: 12 april 2005 20:30

naamkunde

 
De verborgen geheimen van de vlinder

Vlinders spreken tot de verbeelding van mensen, waardoor een vlinder soms wat anders kan zijn dan het lijkt. Natuurkenners zien vlinders als 'ambassadeurs van de natuur', want deze vrolijke fladder- en wapperdiertjes kunnen mensen dichter bij de natuur brengen. Tegelijkertijd dienen ze als boodschapper van de toestand van natuur en milieu. Het aantal vlinders kan een maat zijn voor de kwaliteit van de natuurlijke omgeving. In een redelijk groene buurt in Nederland, moet je in eigen tuin en woonomgeving toch wel een 18 tot 20 soorten kunnen aantreffen.

Als je dan die vlinders geleidelijk leert herkennen, krijg je ook een mondvol eigenaardige taal te pakken. Er komen rijkgekleurde woorden over je lippen als landkaartje, koevinkje, kleine vos, zandoogje, citroenvlinder en dagpauwoog. Als het goed gaat mag je ook een paar keer gehakkelde aurelia roepen. Maar… als je dan denkt de vlinders te kennen, heb je het mis. Je kent hun namen en meer ook niet. 

Dolende zielen

De diepere geheimen van de vlinder liggen elders. Ze liggen verborgen in de taal, in de benamingen en in geloof en bijgeloof.
Wij noemen het diertje vlinder, maar Prikkebeen verzamelde uitsluitend kapellen. De Britten hebben het over butterfly, maar bij onze oosterburen vliegt de Schmetterling. De soortnamen zijn naast praktisch (koolwitje, gentiaanblauwtje) ook feestelijk tot sprookjesachtig: oranjetipje, Apollovlinder, koninginnepage of zilveren maan. Het kan niet of hier spreekt meer uit - iets van een andere wereld…

Vlinders zijn niet wat je ziet. Vroeger meende men hier de dolende zielen van de doden in te herkennen, Je kon ze beter met rust laten. Het kan nog erger: vlinders zijn dan heksen in een betoverde gedaante, die op het platteland stiekem de room en de melk oplebberen. Groninger dialectnamen voor vlinders als roomzoeper en roomslikker duiden daar ook op, net als de betiteling botterhekse voor sommige vlindersoorten. De butterfly van de Britten hoort ook in deze categorie thuis.

De Duitse naam Schmetterling is van hetzelfde laken een pak. Schmetten is een aan het Tsjechisch smetana ontleend woord voor room. Op de taalkaart (dtv-Atlas zur deutschen Sprache, pag. 222-223 i/d 9de druk 1992) zie je dit woord in een krans om Tsjechië liggen, met ernaast woorden als Sahne, Rahm (room) en andere dialectvarianten. Toch heeft deze oude regionale 'roomzoeper'-naam het gebracht tot het officiële Hoogduitse woord voor vlinder.
In de Gelderse Achterhoek is de volksnaam mölkenteuver voor vlinder nog bekend. De oude heksen in vlindergedaante doen het dus nog goed!

Voggelklaos en Oelenjan

Voor de kleurige dagvlinders zijn ook vrolijker namen in omloop, zoals in Twente: zommervoggel en meivoggel. De vroegere Denekamper schoolmeester-natuurkenner Bernink (ook stichter  van het natuurmuseum Natura Docet), had in de volksmond de bijnaam 'Voggelklaos' vanwege zijn vlinderhobby. In Eelde vertelde een lid van de familie Bekkering me, dat in hun familie iemand 'Oelenjan' werd genoemd. Hij had ook 'leefhebberie an vlinders'. Kennelijk ook aan de nachtvlinders (uiltjes), die hier oelen of flapperoelen genoemd worden.

In de laatste uitdrukking is het flapperen, het gedoe met de vleugels herkenbaar. Die achtergrond  ligt  ook besloten in ons woord vlinder. Taalkundig gezien komt dat van fladderen.

Maar: waarom sprak Prikkebeen dan steevast van kapellen? Dat is de schuld van Sint Martinus. 

Sint Maarten

Kappellen zijn vlinders, maar zijn eveneens (delen) van gebouwen met een religieuze functie. Het is allemaal begonnen in de 4de eeuw, toen een krijgsman in Amiens een bedelaar zag die verrekte van de kou. Deze jeugdige krijgsman te paard,  Maarten geheten, sneed zijn soldatenmantel doormidden en gaf de bedelaar de helft. De gulle jongeman leidde nadien een vroom en deugdzaam leven en bracht het zelfs tot bisschop van Tours. Hij werd later heilig verklaard, maar is in Noord-Nederland vooral bekend als 'de' Sint Martinus van onder meer de Groninger Martinikerk en van het Sint Maartenfeest op zijn naamdag, 11 november.

Zijn daad van barmhartigheid maakte hem echter beroemd. Een deel van de mantel (capella, van 'manteltje') werd als relikwie bewaard in een apart kamertje bij de kerk. Dat vertrek ging op zijn beurt óók capella heten, wat ongeveer 1100 jaar geleden veranderde in het zelfstandig woord kapel. Die priester, die oorspronkelijk toezicht hield, werd kapelaan genoemd.

De etymologen menen nu, dat vanwege dat fladderig mantelstukje (capella), de vlinder ook de benaming kapel opdeed (in de 15de eeuw geschreven als capelle). Een feit is dat er nog steeds vlindersoorten bestaan met een naam waarin het woord 'mantel' voorkomt. Zo kennen we de rouwmantel (met ingetogen kleuren) en de uitbundiger gekleurde keizersmantel.

Bijnamen

De vlinders hebben taalkundig gezien een lange geschiedenis. In hun benaming zit oeroud bijgeloof en middeleeuws geloof verborgen. Toch kan een actueel voorval aanleiding zijn voor nieuwe bijnamen.

Zo hebben wij de grote weerschijnvlinder per 2 juli 1992 omgedoopt tot wodkavlinder. In het Weserbergland, op de Heinberg achter Fredelsloh, was deze blauw oplichtende vlinder niet weg te slaan van een duisterblauwe Lada. Hij deed zich te goed aan de te pletter geraakte vliegjes voor op de auto.

We fotografeerden het mooie beestje uitbundig en zetten de vlinder daarna terug in het struikgewas. Met die vlinderfoto wonnen we een fles wodka bij de lezersrubriek van het vroegere Lada-tijdschrift Trojka. Vandaar.
Nu rijden we een rode Ford en zoeken nog een vlinder die 'Winefly' wil gaan heten.

Jan Tuttel

(bewerkte en uitgebreide versie van een artikel dat oorspronkelijk verscheen in 'Om De Drie Maagden', personeelsblad van de provincie Drenthe, juni 1995 - jrg.20, nr6.)

 
 

 

 


Copyright 1995 - 2008 Han Tuttel. All rights reserved.
This material may not be published, broadcast, rewritten or redistributed in any form, including digital,
without the prior consent and written agreement by the author.