Namen met nattigheid (hydroniemen) in
Drenthe en omstreken
Waternamen (hydroniemen) worden gezien als
de oudste namen die ons zijn overgeleverd. Namen van watertjes en wateren, van
beekjes tot rivieren, meren en zeeën, zijn hardnekkig van aard. Als iemand, of
een stam een water van enig belang een eigen naam heeft gegeven, blijft die naam
in gebruik. Nieuwelingen pikken de naam op en gebruiken hem ook. Vooral als het
om een belangrijke stuk water gaat. Bijvoorbeeld een grensrivier, de
beek met bron waar alle drinkwater vandaan komt, of een goed bevaarbare
stroom. Zulke topografische vastigheden werden benoemd en hielden die naam lang
nadien. Omdat je met de naam iets belangrijks aanduidde, werd de naam
doorgegeven en overgenomen. Namen van wateren blijken een kenmerkend bestanddeel
van de taal te zijn.
Opmerkelijk is dat de namen van grote
rivieren in Europa duidelijke overeenkomsten in taalvorm vertonen. Van het
Baltische gebied tot in Noorwegen, Nederland, Frankrijk, Italië en op de Balkan
zijn gelijkluidende waternamen gevonden. Het leidde tot een theorie, dat deze
hydroniemen de restanten zijn van een verdwenen taalsysteem, dat over heel
Europa in gebruik moet zijn geweest. Maar ja, vertel het maar eens na als die
taal niet meer bestaat. Naamkundigen (ook in Nederland) menen dat in de Lage
Landen geen vóór-Germaanse waternamen te vinden zijn. Hele oude waternamen uit
de Germaanse en Friese taal bestaan nog wel.
Je hebt korte waternamen (Aa, Laak, Rijn,
Reest) en lange namen (Kolderveense Oostergrift, Wilpsterwaterlossing,
Westerwijtwerder maar). Oude, natuurlijke stroompjes en rivieren hebben kortere
namen dan de later gegraven vaarten, tochten, wijken, schipsloten, grachten,
griften en weteringen. Er bestaat een regionale variatie in namen voor beekjes.
In oostelijk en zuidelijk Nederland heten beken ook beek (Bornsebeek,
Glanerbeek, Geleenbeek, Tungelroyse beek), terwijl zuidelijk Drenthe de beken
-stroom genoemd worden (Slenerstroom, Elper-, Westerborker-, Beiler- en
Dwingelerstroom). Vanouds betekent A of Aa gewoon 'water' of beek. Niets meer en
niets minder.
Later is men lokaal onderscheid gaan maken,
zodat de Ruiner Aa, Vledder Aa, Wapserveense Aa (samen verdergaand als
Steenwijker Aa), Drentsche Aa en Almelose Aa in de wereld kwamen. Het aardige in
Drenthe is dat het stikt van de beken, maar zoals ze zuidelijk de -stroom
hebben, is het in Noord- en Zuidoost Drenthe allemaal -diep of -loopje. Het
Ooster- en Westerloopje monden uit in het Eelderdiep, dat zelf weer begonnen is
als Eekhoornsche loop. In Zuidoost-Drenthe ligt het Schoonebekerdiep, die de
rijksgrens tussen Nederland en Duitsland vormt. De Duitsers hebben het dan over
de Grenz A. In Zuidoost-Drenthe liggen verder het Loodiep en Drostendiep, die
beiden afwateren op de Vecht. Dat is dan weer zo'n oeroude, landschapsvormende
rivier. (En er zijn meer rivieren die Vecht heten, zoals u weet!)
Rond het nationaal park Dwingelderveld
liggen stroompjes met aardige namen. Zowel de Ruiner Aa als de Dwingelerstroom
hebben zijtakken met laak, leek of lake in de naam. Het zijn oude aanduidingen
voor natuurlijke waterlopen als beek en rivier, maar ook voor watervlakten als
een poel of meer (denk aan het Engelse 'lake'). Elders in Europa zie je dezelfde
namen opduiken, hooguit iets van klank veranderd In de buurt van Ruinen ligt de Riete, die in de Wold Aa
uitkomt. Riete hoort in de groep waternamen met -riet of -rijt, dat ook een
oorspronkelijke naam voor een watertje is. Onder meer in Engeland en Duitsland,
waar deze hydroniemen ook bestaan, zijn
hiervan ook plaatsnamen afgeleid
In bepaalde gevallen leiden (de oude)
waternamen tot (latere) plaatsnamen of veldnamen. Neem nu Musselkanaal in
Groningen, waar de plaats naar het kanaal genoemd is. Om eerlijk te zijn, het
dorpje Mussel ligt even verderop. 'De Mussels' komt als veldnaam ook voor in het
dal van de Beilerstroom. Mussel staat voor laag, moerassig land. Bij het
Groninger dorpje Mussel liep dus ook het beekje de Mussel Aa. In Zuid-Nederland
kan de naam Musel verwant zijn met oude waternamen als Mosa (Maas), Mosella en
Mosel (Moezel).
Het lijkt met waternamen één pot nat,
maar er zit meer variatie in dan je denkt!
Jan Tuttel
(bewerkt naar een
oorspronkelijk artikel in 'Veldspraak', orgaan van het nationaal park
Dwingelderveld, jrg 4, nr. 1 - 1994)
|