|
RADIOPROGRAMMA ‘VLIEGWERK’
Leren vliegen en flightsimulators Leren vliegen kan tegenwoordig -in
theorie- al beginnen op de computer thuis. Er zijn tientallen
programma's in de handel, die op het beeldscherm de illusie geven dat je
bezig bent met vliegen. Het kan er best op lijken dat je een
vliegtuig bestuurt - maar het is nep. Echt vliegen gebeurt
driedimensionaal en daarbij moet je een hele vliegmachine in de lucht
zien te houden. Maar ja, hoe leer je dat? In de begintijd van de vliegerij leerde men, door het gewoon te proberen. Dat leverde veel ongelukken op, omdat je -na wat grondtheorie- tòch in je eentje omhoog moest. Pas toen er vliegtuigen kwamen met twee zitplaatsen en dubbele besturing, kon een leerling veilig mee omhoog. Nieuw probleem: vliegtuigen zijn er voor het luchtverkeer, of voor de militaire vliegerij en hebben zodoende een druk werkprogramma. Ze zijn niet vaak beschikbaar om wat mee te gaan 'spelevaren'. Er ontstonden dus speciale vliegscholen, met uitsluitend lestoestellen. Dan nòg is leren vliegen in de lucht
een dure grap, met een één-op-één situatie qua instructeur.
Bovendien ben je met lesvluchten altijd afhankelijk van mooi weer. Dat
is ook de reden dat veel praktijkvliegerij van Europese vliegscholen in
mooiweer-gebieden in Amerika plaatsvinden. Zo heeft de KLM-Vliegschool
een vliegklas draaien in Tucson, Arizona. Een ander probleem is, dat je
vastloopt als je ineens veel piloten moet opleiden. Dan onstaat een
tekort aan instructeurs en/of lesvliegtuigen. Ook is er verschil in wat
je leren moet: als beginner leren vliegen, òf als bekwaam piloot
leren omgaan met nieuwe vliegtuigtypen (je 'type rating' halen). Ook kun
je procedures moeten oefenen voor het instrumentvliegen, of voor de
naderingen en landingen op vliegvelden. Kortom: er moet in de vliegerij
heel wat geoefend en getraind worden en hoe doe je dat? In 1927 schreef men over het leren
vliegen op instrumenten het volgende: Men had hiervoor toen nog een compleet
KLM-verkeersvliegtuig nodig, dat 'even' beschikbaar was… Omstreeks 1929 kwam er een oplossing.
De Amerikaanse Link Aviation Inc. construeerde een 'vluchtnabootser',
voor òp de grond. In een afgesloten hokje werd een vliegtuigcockpit
nagebouwd, voorzien van vlieginstrumenten. Het gehele geval kon àlle
bewegingen maken, die bij het besturen van een vliegtuig voorkwamen.
Zo'n oefenmachine op de grond heette daarna, zelfs tot eind 20ste
eeuw, een 'linktrainer'. Leerling-piloten moesten ook zoveel uur
'in de link' oefenen. Pas nà de jaren zestig, toen de computers
opkwamen, is dit type vluchtnabootser geleidelijk aan vervangen door
computergestuurde 'flight simulators'. Zowel leerling-vliegers als
ervaren piloten moeten nu zoveel trainingsuren op de 'sim' draaien. Het voordeel van de moderne 'flight simulators' is dat hij gemaakt kan worden voor elk vliegtuigtype en voor elk besturingssysteem. Ook kunnen er procedures voor naderingen en landingen op vliegvelden mee geoefend worden. Ze kunnen een aantal dure vlieguren vervangen. Het vliegen zèlf is natuurlijk niet te vervangen. Maar de 'flight simulators' zijn nu zo geavanceerd, dat vrijwel alle situaties er op geoefend kunnen. En wat minstens zo belangrijk is: men kan er ook ongelukken en bijna-ongelukken mee nabootsen, om oorzaken op te sporen en om daar lering uit te trekken. Moderne luchtvaart zonder 'flight simulators' is ondenkbaar geworden. Presentatie: Jack Wijker
Copyright 1995 - 2008 Han Tuttel. All rights reserved.
|