|
RADIOPROGRAMMA ‘VLIEGWERK’
Lange afstandvluchten De officiele luchtvaart met
vliegmachines begon in 1903 met een vluchtje van 12 seconden. Twee jaar
later bleven de gebroeders Wright met hun zelfbouwvliegtuigen al een
half uur in de lucht. In de tijd daarna legde men zich toe op technische
verbeteringen, maar ook snelheid werd een factor van belang. In 1913
begonnen de Schneider Trophy Airraces voor 'seaplanes', vliegtuigen met
drijvers. Dit stimuleerde de bouw van snelle vliegtuigen, die tevens de
grondslag vormden voor de militaire luchtvaart, die in de Eerste
Wereldoorlog verder ontwikkeld werd. Van lange afstandvluchten was nog
geen sprake. Na de 'Great War' kwam de civiele
luchtvaart weer in beeld. In Amerika betrof het vooral het postvervoer
door de lucht over lange afstanden. In Europa ging het om
passagiersvervoer en om luchtverbindingen naar de koloniën aan de
andere kant van de wereld. Men had grotere en zeer betrouwbare
vliegtuigen nodig, met betere vliegeigenschappen en sterkere motoren.
Daarnaast moest men een veilige route zien te vinden boven onbekend en
gevaarlijk gebied. Tot 8 à 10 jaar na die Eerste Wereldoorlog vloog men
in Europa eigenlijk alleen maar bij daglicht. 'Bij donker' vliegen
leverde nog teveel problemen en gevaren op. De Amerikaanse postvluchten van
'coast to coast' begonnen in 1921. Twee jaar later legde men een
verlichtingssysteem aan langs een deel van de route en vanaf 1924 waren
er geregelde nachtpostvluchten. Het was echt pionierswerk. De eerste lange afstandsvluchten
over water gebeurden met vliegboten of met vliegtuigen op drijvers. In
mei 1919 vlogen drie Amerikaanse vliegboten richting Engeland. 'Eentje
maar', kwam veilig in Plymouth aan, na 57 uur en 16 minuten vliegen over
6.315 km (met een stuk of acht tussenlandingen). Twee maand later vond
de eerste non-stopvlucht over de Atlantische Oceaan plaats, in een
Britse Vickers Vimy-bommenwerper met extra brandstoftanks en twee Rolls
Royce motoren. De tocht van Ierland naar Newfoundland was bijna 16,5 uur
vliegen. Ook in 1919 geschiedde de eerste
vlucht van Engeland naar Australië, weer in
die tweemotorige Vickers-bommenwerper. Twee Australische
militaire vliegers maakte de trip van 18.175 km in nog geen 28 dagen. Ze
verdienden er een prijs van 10.000 pond mee en werden in de adelstand
verheven. Australië zelf werd 'overland' voor het eerst doorkruist in
1919; ook nog 4000 km die in 46 vlieguren volbracht werden. De eerste vliegtocht in 1920 van
Engeland naar Zuid-Afrika telde vooral tegenslagen. Bij ongelukken
gingen twee vliegtuigen verloren en met de derde kist kwamen beide
onverschrokken piloten na ruim anderhalve maand te Kaapstad aan. Ook zij
kregen een geldprijs en werden door de Britse koning in de adelstand
verheven. De eerste 'vlucht om de wereld'
begon in 1924 te Seattle/Washington. Van de vier 'Douglas World
Cruiser'-amfibietoestellen volbrachten er maar twee de rondreis, die
44.340 km lang was en 175 dagen duurde (Beide toestellen -tweedekkers op
drijvers- staan nu in Amerikaanse luchtvaartmusea). In datzelfde jaar
maakte een KLM-toestel de tocht van Schiphol naar Batavia in
Nederlandsch-Indië. Een reis van 28 dagen en het begin van de latere,
geregelde luchtlijn. In mei 1927 stak Charles
Lindbergh met zijn eenmotorige 'Spirit of St. Louis' solo de Atlantische
Oceaan over. Hij werd in Frankrijk als een held ingehaald. Tezelfdertijd
mislukte door een noodlanding in Perzië, de lange afstandvlucht
non-stop Engeland-India. Pas twee jaar later lukt dit een vlieger met
een navigator. De eerste vlucht over de Grote
Oceaan geschiedde in 1928 met de Fokker F.VIIa-3m 'Southern Cross' vanaf
Oakland/Californië. Aan boord waren twee vliegers, een navigator en een
telegrafist, waaruit de rol van de radioverbindingen en goede navigatie
al naar voren komt. Ze legden 11.890 km af in een vliegtijd van 89 uur
en 38 minuten. Een nog steeds befaamde 'tocht om
de wereld' werd in augustus 1929 gemaakt door het grote luchtschip 'Graf
Zeppelin' onder commando van luchtschipper dr. Hugo Eckener. Ze
vertrokken uit Lakehurst/New Jersey en keerden daar na 21 dagen, 7 uur,
34 minuten weer terug. Diezelfde Charles Lindbergh
maakte met zijn vrouw, in 1933 ook een 'vlucht rond de wereld', nu als
technisch adviseur van Pan American Airways. Op zijn studiereis van
48.000 km deed hij 21
landen aan. Er zat een PR-doel achter natuurlijk, maar de trip diende
ook om ervaring op te doen voor 'geregelde' lange afstandsvluchten op
luchtlijnen. Met name het vliegen over grote oppervlakten water was nog
een heikel punt, qua veiligheid en qua navigatie. Lindbergh had 'voor
nood' een experimenteel "Leuterlitz"-radiosetje mee, dat
onverwoestbaar was en een bereik van 480km had. De lange afstandvluchten werden
nu meer en meer uitgeprobeerd voor commerciële lijndiensten. In 1934
kwam een geregelde luchtpostdienst Engeland-Australië tot stand en in
1935 begon de passagierslijn tussen Londen en Brisbane. PanAm ging in
1936 post en passagiers over de Grote Oceaan vervoeren. Bij al deze
ontwikkelingen bleek de navigatie onderweg en in de buurt van de
luchthavens steeds belangrijker te worden. Navigatiehulpmiddelen in
opkomst De voorloper van de
internationale luchtvaartorganisatie ICAO (CINA), regelde dat
'vliegtuigen voor openbaar verkeer' met 5 of meer personen een
'radiotelefonie-zend- en ontvangstation' aan boord moest hebben. Bij 10
passagiers en meer, moest het een radiotelegrafie-installatie zijn,
waarvan de bediening niet door de vlieger mocht gebeuren. Duitsland had
in 1926 al radio-apparatuur verplicht gesteld aan boord van grote
vliegmachines. Zij hadden reeds ervaring opgedaan met hun
Telefunken-radiobakens, die de Duitse zeppelins hielpen hun positie te
bepalen. De Amerikanen ontwikkelden het 'equisignaal'-systeem met
radiobakens. De Engelse Marconi-fabriek had zich vanaf 1919 al
gespecialiseerd op radio-apparatuur aan boord van vliegtuigen Presentatie: Jan Tuttel
Copyright 1995 - 2008 Han Tuttel. All rights reserved.
|